Het internaatsleven tussen de jaren 1930 en 1940

Wie in die tijd het internaatsleven meemaakte, heeft er niet zoveel prettige herinneringen aan overgehouden. Toch even terugblikken op die tijd van toen, al was het maar om de hedendaagse jeugd te doen beseffen hoe goed zij het wel hebben in deze andere tijden.

Voor onderwijzer studeren in die jaren betekende op internaat gaan in de Normaalschool. Zelfs de Sint-Niklazenaars ontsnapten er niet aan. Externen konden brieven of geschriften binnen of buiten smokkelen en aldus de gemoedsrust van de internen ongunstig beïnvloeden. Bovendien konden zij te weinig deelnemen aan de godsdienstige oefeningen, vooral op zondag, en daarom... internaat, voor iedereen, zonder pardon. Wie daarover een andere mening had, kon wel elders gaan studeren, maar niet aan de Bisschoppelijke Normaalschool.

En zo deden we dan onze intrede in wat de toenmalige directeur noemde: 'Moeder Normaalschool'. Om de start te vergemakkelijken kregen we een prospectus bij de inschrijving, met enkele nuttige wenken ten behoeve van de student.

Tegen het einde van de zomervakantie werd de grote houten koffer gevuld met linnen, dekens, bedsprei en toiletgerief en waskom. Naam en internaatsnummer werden er opgeverfd en de koffer was reisklaar om met trein of voerman naar de Kasteelstraat te verhuizen.

Knechten, die ook al inwoonden, sleurden al die koffers van de karren en brachten ze naar de verschillende slaapzalen.

De avond van de laatste vakantiedag moest iedereen om acht uur binnen zijn. Een licht avondmaal werd opgediend in de refter, nog een bezoekje aan de kapel en we werden naar onze 'chambretten' geleid door een subregent die ons met strenge blik duidelijk maakte dat de vakantie nu uit was.

Er heerste een ongezellige sfeer. Niemand was er graag bij en de meesten werden gekweld door heimwee naar huis, naar vrienden, naar de vrijheid buiten die hoge omprangende muren die elk geluid, elk contact met de buitenwereld genadeloos afsneden. Geen radio, geen krant, schaars bezoek, en binnenblijven voor zeven à acht weken.

En toch kwam na enkele dagen het gewone doen en laten op gang. De beginnelingen uit het eerste jaar keken met groot ontzag op naar de mannen van het vierde die gewichtig babbelend rond de bomen op de speelplaats kuierden in lange rijen, daarin nagevolgd door de derdes en tweedes en weldra ook de eerstes.

Onze dagen waren wel goed gevuld. Voor ledigheid, het oorkussen van de duivel, was op de Normaalschool geen tijd of plaats. Bedrust, alhoewel voldoende, werd tot het strikte minimum beperkt.

's Morgens te 5.30 u. werden we gewekt door een afschuwelijk belgerinkel. Dat was het sein tot opstaan, snel zich wassen en aankleden, bed opschikken en zorgen dat je om kwart voor zes in de kapel was voor de dagelijkse mis. Daarna begon het gewone doen en laten in een eentonig ritme.

Ochtendstudie, ontbijt, lessen, middagmaal en dan ontspanning op de speelplaats. Daarna weer lessen, vieruurtje, avondstudie, avondmaal, ontspanning, laat-avondstudie en avondgebed. Rond 10 u. werden de lichten op de slaapzaal gedoofd. Daarna kon men een tijdje de rustige pas nog horen van de subregent die zijn woonkamer had op de uithoek van de slaapzaal.

Achter de witte gordijnen die de chambretten afsloten, werd alles weldra stil en hier en daar steeg het geronk van een snurker boven de houten wand van zijn kamertje de wijde slaapzaal in. Als het echt te erg werd met dat gesnurk kon men af en toe wel eens een daverende slag op de houten wand horen, wat dan aanleiding gaf tot stil gegiechel. Maar zodra de houten vloer onheilspellend kraakte onder de voet van de man die toezicht had, werd alles weer stil.

Toch trachtte men de eentonigheid te milderen door enige afwisseling en elke verstrooiing was welkom. We waren vlug tevreden.

Zo hadden we elke dinsdag- en donderdagnamiddag 'de wandeling'. We hebben Sint-Niklaas en omstreken, van noord naar zuid en van oost naar west doorkruist en platgelopen, ontelbare keren bij zomer- of winterweer. Hitte of koude konden de wandeling niet beletten. Bij bar slecht weer was er de speelzaal met de lange rijen tafels en banken. Daar werd dan gekaart, gelezen en de heren van het vierde konden er biljarten op een tweedehands biljart met gaten en een houten kegeltje. De speelzaal was ook toegankelijk op zondagavond.

Zo'n zondag was een aparte dag, meestal oervervelend, waarschijnlijk omdat we niet genoeg meewerkten aan onze eigen zielezaligheid. Daar werd op die dag nochtans bijzonder aandacht aan besteed, beginnend met een gedialogeerde mis te 6.30 u. Geen morgenstudie, wel ontbijt en onspanning (d.i. rondlopen op de speelplaats). Studie en te 10 u. plechtige hoogmis waarna ontspanning zoals hiervoor genoemd. Van 11 u. tot 12 u. zondagsermoen van Eerwaarde Heer Directeur en bezinning in de kapel.

Middagmaal en ontspanning van 13 u. tot 14 u. Wie dan geluk had, werd door de portier (ook al een inwoner van het huis) naar een van de gespreksplaatsjes geroepen en daar kon hij dan zijn ouders even begroeten.

Daarna konden we in de studiezaal boeken lezen tot 15 u. waarna we met vespers en lof ons zieleheil en de deugdzaamheid verder konden ontplooien. Na het vieruurtje, de leesstudie en het avondmaal volgde dan steevast de onspanning in de speelzaal. Slot van de zondag: avondgebed in de kapel.

Wie in die tijd deel uitmaakte van het Normaalschoolkoor kon op heel wat ontspanningsmomenten zich losmaken uit de internaatssamenleving. Dan werden de koorleden samengeroepen in het muzieklokaal voor kosters, waar zich thans het bureautje van de prefect bevindt, of op het hoogzaal of in een klaslokaal. E.H. Van den Bossche, muziekleraar, bijgestaan door enkele leerlingen-kosters oefenden de verschillende stemmen. Vooral als de kosters de maatstok hanteerden kon het er erg vrolijk aan toegaan. De zondagsgezangen voor mis, vespers en lof werden bijzonder verzorgd en op plechtige hoogdagen werd er meerstemmig gezongen.

Soms werd het koor, o wat een voorrecht, ook ingezet buiten de Normaalschool zoals bij de processie, een elfjuliviering of een jubelviering bij de Broeders, onze naaste buren.

Eén keer, rond Kerstmis, voerden de vierdejaars een toneel op in de grote ongezellige feestzaal waar bij winterweer de grote kachel de temperatuur boven nul moest houden.

Een paar keer op het jaar kwam een gastspreker ons onderhouden over een of ander onderwerp.

Het eerste trimester, dat ons naar de winter leidde, was het langste en eentonigste trimester, een paardentrimester, die studenten  en leraars deed trachten naar het Kerstverlof.

Het tweede trimester bracht wel iets meer variatie. Na het halfjaarlijks examen eind januari, begin februari, volgde een driedaagse retraite op school. Stilte, bezinning, godsdienstoefeningen waren dan ons deel. De slotplechtigheid werd met een zucht van verlichting beëindigd.

In het voorjaar, bij goed weer, werden de kaatswedstrijden gehouden.

De speelplaats werd er met witte kalklijnen omgetoverd tot één groot kaatsterrein. Mannen uit de streken van Aalst, Oudenaarde of Dendermonde waren de grote uitblinkers in die sport.  Alle gewandel rond de bomen, alle spel, viel tijdens de kaatswedstrijden stil. De supporters stonden in rijen rondom het plein geschaard en volgden met spanning de vlucht van het keiharde witte balletje dat door gehandschoende handen heen en weer werd geslagen. Wanneer de grote tenoren opsloegen of de bal keerden werd hun krachtpatserij vaak begeleid door een dreunend 'ha-hoep', en meer dan eens werd onder bewonderende ogen de bal weggekaatst over het hoge dak van de slaapzaal, wat onmiddellijk gevolgd werd door een oorverdovend applaus.

Dat tweede trimester werd dan besloten met een Paasviering en de hoop op een kort derde trimester was levendig.

Dat derde trimester bracht een heel andere stemming mee. Zomerse dagen, zon en licht deden de goedgevulde uren vlugger voorbij glijden, met het overgangsexamen of het eindexamen in het vooruitzicht. Het was de tijd van de schooluitstappen per radiotrein, meestal met de Ardennen als reisdoel. Dat was een weinig gekende luxe, de Ardennen bezoeken. Bewonderend staarden we door de raampjes naar de beboste bergen. Dagen nadien werd die eendagsreis nog besproken.

Rond het jaar 1938, na de viering van het 100-jarig bestaan van de school, werden heel wat grootse plannen opgevat en uitgevoerd. De boerderij werd afgebroken en in de plaats daarvan kwam een splinternieuwe uiterst moderne oefenschool. De wintertuin werd overkoepeld met een glazen dak en werd ingericht als een moderne bezoekplaats. De keuken werd gemoderniseerd zodat we voor de eerste maal in het internaatsleven frites kregen opgediend. Waarschijnlijk aten we zoveel van de feestdis dat er nadien praktisch niet meer gebakken werd...

Een andere ommekeer in ons bestaan dateerde ook van die tijd. Er werd een speelterrein aangekocht op Heimolen. Was me dat een gebeurtenis! Er werd nu gevoetbald op een echt voetbalveld. De echte voetbalspelers kwamen hier flink aan hun trekken. Gedaan met dat wandelen en voortaan elke dinsdag- en donderdagnamiddag naar het openluchtterrein, 'onze buiten'!

De tijden zijn veranderd, de leefwereld van de student ook, gelukkig maar. En toch, niettegenstaande dat harde internaatsleven, kenden we een gelukkige jeugdtijd, natuurlijk met de grote vakanties als hoogtepunt. Wanneer dan de grote dag kwam dat we ons einddiploma behaalden, dan gingen we voor het eerst, en zonder heimwee weg van 'Moeder Normaalschool', als vrije grote kerels, naar buiten. Van pure vreugde gingen we met zijn allen een stevige pint pakken in 'Den Olifant' en pas dan ontdekten we hoe heerlijk het was vrij naar huis te mogen weerkeren...

(Jan in 'Kasteelgalm, winter 1981)

 

 

 

{gotop}