Anekdoten

- In de refter van het internaat hing in grote letters ‘thuis echt thuis’. Enkele creatievelingen verplaatsten echter op een nacht de letters zodat er te lezen stond ‘tuchthuis’. De internen van het middelbaar zaten ’s anderendaags ’s morgens nogal bleekjes hun ontbijt op te eten; ze hadden blijkbaar een serieuze donderpreek gekregen. Geheel ten onrechte. De refter werd ook gebruikt door de aanstaande onderwijzers en regenten… (PV)

 

- De toiletten voor de internen, onderwijzers en regenten, bevonden zich in een kamer net aan de trap. Ze waren van elkaar gescheiden door houten wanden maar hadden geen eigen plafond. Sommige niet al te ijverige studenten in de nabijheid van die toiletten luisterden aandachtig of ze het geluid van een sluitende wc-deur hoorden om vervolgens een emmer water over de wand uit te gieten; natte kleren tot gevolg.

E.H. Roger Vandenberghe maakte ook eens een keer gebruik van het studententoilet, niet op de hoogte van de lokale gebruiken en de waterdrager van dienst had geen enkel idee wie daar toen zat. De gedupeerde leraar vloekte net niet maar bulderde luid: ‘Ik gebied u, blijf staan!’ Ik vermoed dat de dader toen het wereldrecord 50 meter sprint spectaculair heeft verbeterd. (PV)

 

- Aan diezelfde toiletten stond een zwaar houten Christusbeeld opgesteld. Tijdens een ontspanningsmoment hadden enkelen het beeld uit de sokkel gelicht en in het bed van een kotgenoot gelegd. Het beeld viel solo niet te verwijderen waarop de jongeman bij een paar vrienden aanklopte met de vraag: ‘Ik wil gaan slapen maar ons Lieve Heer ligt in mijn bed; kunt ge mij helpen diene mens terug op zijn plaats te krijgen?’ (P.V.)

 

- Dhr. Gust Van Acker kwam ‘ons’ klaslokaal binnen en constateerde dat het onmisbare bord op wieltjes stiekem ‘verdwenen’ was tijdens een uurwissel. Het heeft wel enige tijd geduurd voor hij iemand aanduidde die aan mr. directeur De Witte moest gaan zeggen dat er een bord verdwenen was, waarna hij niet kon lachen met het ‘kinderlijk’ gedrag van de aanstaande onderwijzers, van wie verwacht werd dat ze het goede voorbeeld zouden moeten geven. (BP)


- Van E.H. Ignace De Sutter zijn de spreekwoordelijke uitspraken als “naar mijn bescheiden maar overigens juiste mening” bekend en dan de boutade van de collega’s in de eetplaats van de priesters, dat hij in zijn lessen over hen en andere collega’s sprak en dat wanneer hij in de klas vroeg: “Waar ben ik gebleven?” (bij welk lied of psalm) een leerling antwoordde: “Bij mijnheer Bockstaele”. (AR)


 In het tweede middelbaar (1980-81) vertelde leraar Hektor Colpaert tijdens de geschiedenisles doodernstig dat de mens afstamt van de aap. Ik stak mijn vinger op en zei: "Meneer, eigenlijk zegt u dat God een aap is". Terwijl mijn klasgenoten niet meer bijkwamen van de pret, liep meneer Colpaert zijn gezicht rood aan, was zeer verontwaardigd en sommeerde me stante pede naar directeur E.H. De Witte.

E.H. Eduard De Witte, de minzaamheid altijd zelve, vroeg me tekst en uitleg over het gebeurde.

"Kijk, meneer de directeur, ik ga er vanuit dat we op de bisschoppelijke normaalschool zitten en dat de bijbel wordt beschouwd als het woord van God. Daarin staat dat God de mens schiep naar zijn evenbeeld. Als meneer Colpaert zegt dat de mens afstamt van de aap, dan zegt hij eigenlijk dat God een aap is."

E.H. De Witte glimlachte minzaam en ik mocht naar de klas, zonder straf. (B.V.)


Op een bepaald moment kregen we, ouder en wijzer geworden, elk een eigen kamer die we naar eigen goesting mochten verven. Naast mijn eigen kamer heb ik nog enkele kamers van klasgenoten geverfd. De kamer van André V.H. was een experiment. André had zo wat een alternatieve kijk op dergelijke zaken. Ik stelde voor: 1 muur zwart, 1 muur paars en 1 muur vrij donker groen. Ik kreeg carte blanche. Hopelijk heeft hij nadien niet te veel met zijn ogen gesukkeld. Indien toch, mijn excuses. (W.W.)

 


Woensdag was frietdag. Toen werd 2 à 2,5 keer meer aardappelen verbruikt dan op andere dagen. Ocharme die patattenjassers. (W.W.)

 


Eens ons diploma op zak maakten we met enkele kameraden een ritje langs andere makkers (Antoine L. in Verrebroek, Carlos M. en het fameuze riviertje ''t Lieveke te Beke', enz.) Ik weet niet of het bewust gepland was door de initiatiefnemer, maar uiteindelijk kwamen we in Bachte Maria Leerne met de prachtige waterburcht 'Kasteel van Ooidonk'. De bos- of veldwachter was de vader van Arsèle Rowaert. We belden daar aan, maar het was juist poetsdag. Drie jonge deernes waren aan het schrobben en dweilen. Herman L., de vlugste met een grappige opmerking moet toen hebben aangeboden om te helpen. Een van de meisjes wilde hem een natte dweil in de handen stoppen. Enfin, een grappige situatie, en de waarheid gebiedt mij om te zeggen dat ze behoorlijke fijnkost presenteerden. (W.W.)
 

 
Als we 'braaf' waren geweest werd af en toe tijdens een weekend een film vertoond, met regelmatig toch wat technische problemen. Ooit hebben we de film 'Der Blauwe Engel' met Marlene Dietrich gezien (een filmklassieker). Toen was het muisstil. Dat was het ook bij de film 'Blow-up' van Antonioni met jonge halfnaakte meisjes, waaronder de toen jonge Jane Birkin. Ofwel was deze film een vergissing van de distributeur ofwel een poging tot seksuele voorlichting. (W.W.)
 

 
We konden veel sporten op school zoals kaatsen tegen de muur of heen en weer slaan over een denkbeeldig net. De eerste dagen lagen je handen open van dat lederen balletje. We konden ook voetballen met kleine rubberen bal, soms rolschaatsen (en zelfs ijsschaatsen in de kleiputten). In de winter mochten we soms een gedeelte van de speelplaats onder water zetten om te 'schuiven'. (W.W.)
 

Op zekere dag waren we de 'proefkonijnen' voor een proefles van een kandidaat-regent, met leraar E.H. De Witte als beoordeelaar/begeleider. We zaten alfabetisch in de klas, dus ik en E.V. op de laatste bank en E.H. De Witte schuin achter ons. Op een bepaald moment moest E.H. De Witte een windje laten, probeerde dat te onderdrukken of minstens zonder geluid te lossen, maar... het was een lang gerekte 'mi' of 'fa kruis' (zou E.H. De Sutter gezegd hebben). Eugeen en ik bekeken hem en dan mekaar... We wilden het uitproesten maar durfden niet. Ja, en de leraar werd steeds maar roder. (W.W.)
 

E.H. Stuyts had ons op een bepaald ogenblik op het hart gedrukt om zeker uit de buurt te blijven van de jongeren. Dat had hij wellicht beter niet gezegd want 's anderdaags circuleerde er een foto van C.M. met zowat het mooiste manneke van de jongeren op zijn schoot. De leraar godsdienst rolde met zijn ogen en keek streng, al besefte hij dat het geënsceneerd was. (W.W.)
 

We hebben heel wat rondjes gelopen rond die rij kastanjebomen! Zelfs in putje van de winter mochten wij onze handen niet in de broekzakken steken want de subregent kwam er dan onverwacht op kloppen met een zware bos sleutels. (W.W.)
 

 
Schaak en schaakmat
Een zoveelste schaakspelletje met mijnheer Roose.
“Ha, ge hebt nu een baard?”
“Ja, Pater Damiaan had er ook een.”
“Ik kan best begrijpen waarom je een baard hebt, hoor”
“Ja?”
“Ge blijft protesteren tegen de maatschappij!”
Ik haalde mijn schouders op en ging weg. Na anderhalve stap draaide ik mijn hoofd 49 graden en antwoordde: “Fout. Ik heb nu een lief en die wou dat ik een baard had.”
'k Was al te ver weg om te horen wat mijnheer Roose nog zei... (J.P.)

 


 

Wij, heren van Sint-Niklaas.

Vijf jaar voor 'Wij, heren van Zichem' op televisie kwamen, waren wij reeds 'heren'. Alle studenten, ook zij die niet studeerden, werden als mijnheer aangesproken. Mijnheer Hellebaut, mijnheer Charels, mijnheer Van Dorpe, mijnheer Fermont (niet in mijn jaar, maar nog sporadisch contact)...

 

Het kwam als een schok over, de overgang van het middelbaar naar het hoger onderwijs was groot. Plots mijnheer geworden!

'k Vraag  mij nog altijd af waarom wij met mijnheer werden aangesproken. Om de afstand tussen leerkracht en student te beklemtonen? Zou kunnen. Uit respect voor ons? Onmogelijk, huhu.

Soms werd het 'mijnheren' als spelletje gespeeld. Ik tegen 'mijnheer Hellebaut': "Hei, moatsen”, waarop de aangesprokene repliceerde: “Hei, 't is nu mijnheer hu!”

Een uitzondering zal ik mij altijd herinneren. E.H. Sanders heeft mij ooit bij mijn voornaam genoemd. Omdat ik gezondheidsproblemen had, moest ik onder vier ogen bij hem. “J...” zei hij.

Tiens, E.H. Sanders had dan toch menselijk gevoel voor studenten, wat ik reeds lang wist, maar nooit heb willen toegeven. (J.P.)

 

 


 

Non, je ne regrette rien(Piaf)?
I'm sorry(Brenda Lee)?
 
Bezinningsdagen, 'retraite' noemden wij dat. Maar die vielen niet mee... en dat is dan nog diplomatisch gezegd. Saai, inhoudsloos. Georganiseerd tijdverlies.
 
Er werd de studenten gevraagd om iets te schrijven (Bij 'den Stuyts'? Bij meneer Van den Wijngaert? Bij meneer Goedemé?) Ik zou het begot niet meer weten... maar 'k dacht toen: “Wie altijd in verdediging speelt, scoort niet”.
 
Er volgde toen een opstelletje in boksersstijl... dat, mochten de deuren opengestaan hebben, wij de zaal zouden verlaten hebben.
't Werd voorgelezen... en er werd niet gezegd dat ik ongelijk had. Maar er werd luidop aangemerkt dat het nogal bijtend gepend was.
 
Als ik er nu aan denk, 50 jaar later, dan moet ik met Brenda Lee meezingen. “I'm sorry”... (J.P.)

 

Het gebeurde wel meer dat ik lomp uit de hoek kwam. In het weekend had ik mijn voet verzwikt.

“Waarom komt ge naar school?” vroeg men in het regentaat. “'t Doet thuis ook pijn” heb ik geantwoord.

 

Ik raakte in het bureautje van ofwel 'den stuyts' ofwel van de zwarte madam (E.H. Sanders); weet ik niet precies meer. En er kwam een dokter.

 

“Wat wrijft ge daar op?” was de vraag. “Alzipan” (sterk op zijn Frans uitgesproken) antwoordde ik.

 

“Ha” was de repliek van de dokter...”mijnheer zit in de afdeling Frans-Geschiedenis”

 

“Ma-néé,” reageerde ik, “'k sukkel wat rond in de afdeling Nederlands-Engels.”

 

Wat hebben wij toen gelachen, en mijn voet deed nog meer pijn! (JP)
 

* Een treffende uitspraak van Jozef De Clippeleir (leraar meetkunde en handenarbeid tot 01.11.1944) bij een mislukt werk van een leerling: "Het zijn vuile vogels die hun nest bevuilen!"

 


* Jeugdauteur Frank Pollet in een interview.

- Wanneer wist je: ik word auteur?

- Vrij vroeg, in de middelbare school al. Daarna wilde ik een opleiding volgen om te leren schrijven. Ik herinner me nog goed het advies van mijn leraar Nederlands van toen in de Normaalschool in de Kasteelstraat, Guido Colpaert. Hij klopte op mijn schouders en zei:"Leer eerst een serieuze stiel en begin dan pas te schrijven."

Dus ben ik in het onderwijs gegaan. Maar het bloed kruipt waar het niet kan gaan. Het bleef kriebelen om te schrijven. Ik moest het wel eerst goed aanpakken om er mijn broodwinning van te kunnen maken."

 


 

* Doodstil... Tragische spanning...

Met de dood in de ogen kwam E.H. Stuyts terug de klas binnen. Twintig jonge harten wachtten op een verlossend woord uit zijn mond. Het kwam niet. Hij zuchtte zwaar, kuchte zijn ontroering weg, keek ons eens weemoedig aan en sprak, gebroken, stil voor zich uit: "Dat komt er van! Is dat nu nodig? U zo te weren voor die examens? Uw gezondheid gaat toch voor. God weet, hoe erg hij er aan toe is. Gij moet nuchterder zijn jongens, u niet laten meeslepen door die jachtige tijd."

Maar te laat!

Eén van ons was in mekaar gezakt, uitgeput door de studie, had teveel van zichzelf gevergd en lag nu boven met een hartcrisis. Nog geen kwartiter geleden zat hij hier nog tussen ons. Ik zag dat hij moe was, zijn gezicht stond ernstig gespannen, zijn ogen keken strak en nu en dan trachtte hij door diep te ademen de beklemming van zich af te zetten. Hij werd bleek, koud zweet stond op zijn voorhoofd, de zenuwen rond zijn ogen trokken in kramp samen, zijn hoofd zakte traag naar voren, hij sloot de ogen. Nog verzette hij zich, 't ging niet. Moeilijk kwam hij overeind, ging zwijmelend naar de toelating vragen om buiten te gaan.

Hij kreeg ze. Dat was hem te veel. Hij zwenkte naar links, ging door de knieën, kwam languit op de grond terecht, de handen krampachtig tegen het gelaat gedrukt.

Paniek! Iedereen wakker! Niemand wist raad. Men trok aan alle kanten, lichtte de lijder wat op, liet hem terug vallen, zette knopen open, liet water halen, maar niets hielp.

Ten einde raad werd de turnmeester bijgeroepen. Die kwam, zeg en bleef kijken. Hij sloeg met de vlakke hand in zijn gezicht, voelde de pols, vroeg hem of hij nog hoorde en loste alles op door te zeggen dat het ernstig was.

Dat was de kans. Twintig handen namen de zieke op en brachten hem naar boven, meer dood dan levend, maar toch was er nog hoop. De spieren rond zijn mond vertrokken nog. "Zenuwcrisis!" dacht de eerwaarde heer leraar. "Hij barst bijna in lachen uit!" wisten zijn verplegers. En wat zij nog wisten was dat gans hun op voorhand in mekaar gezette ziekenvertoning volledig geslaagd was en met nog veel meer succes dan zij hadden durven verwachten.

(Kasteelgalm, 1960)

De 'doodzieke' was W.W. (O1962) die, na het opjagen van zijn klasgenoten, zei: "Ik doe het...". Hijzelf vond zijn acteertalent niet zo geslaagd ('zomaar in elkaar stuiken' was niet zo gemakkelijk). Het was een dag met monkelende gezichten, maar hij heeft wat appelsienen gekregen. (Bekentenis in 2017.)


 

* Het laatste jaar van de humaniora was E.H. Hugo Verbeke ("'t voddeken": de man gebruikte voordurend de mouw van zijn stofjas i.p.v. een bordwisser) niet alleen onze leraar Engels, hij was ook onze klastitularis. Bij zijn eerste schriftelijke overhoring vergat hij zijn mapje met vragen op de vensterbank in onze klas. Een klein bruin ringmapje, 1/2 schriftformaat.Een wakkere ziel had dit gemerkt. Onder de middagpauze werd bij 'Martha' (Mr Willy Van Meirvenne) de sleutel opgehaald om een zogezegde vergeten brooddoos op te halen. De klas werd niet meer afgesloten. Een kwartiertje later zaten we met de half-internen van de klas het mapje enthousiast over te schrijven.

's Namiddags verscheen E.H. Verbeke in de klas op zoek naar zijn mapje dat hij ook onaangeroerd terugvond op het venstertablet. Op het eind van het schooljaar sloten we het jaar af met een bowling in 'De Gulden Schaduw' te Waasmunster. We vroegen onze klastitularis mee. Daar vertelde hij fier dat de wetenschappelijke dat jaar beter presteerde voor Engels dan de economische die toch meer uren Engels kreeg. Wij biechtten berouwvol onze misstap op: de man lachte zich een breuk (...of was het de drank die het hem deed?) Wij lachten even later nog harder toen hij plots bemerkte dat het over 4.30 was. Om 5.30 moest hij in Meerdonk of Prosperpolder de vroegmis opdragen. Wat zou die man verteld hebben in zijn zondagspreek? In het Engels?

(Guido Ruys - 3e Wetenschappelijke B - 1970-71)

 


 

* Tijdens de speeltijd, terwijl de normalisten op de speelplaats wandelen en sommigen op kwade perten zinnen, stapt professor E.H. Spittaels, de boeken in de hand, naar zijn kamer. Een groepje stuurt een onschuldige en niets vermoedende jongen naar de professor.

"Meneer, wat verlangt ge? Ze zeggen dat ik bij u moet komen."

Monkelend om de argeloosheid van de jonge leerling, zegt professor Spittaels: "Vriend, 't is eerste april." Dan plots ernstig en streng: "Maar, doe aan degene die u 'verzond' de groeten, dat zulke onbeleefdheid hem duur te staan komt en hij nota 5 heeft!..."

De verzondene keert met zijn boodschap naar het lachende kwajongensgroepje en zegt aan de 'afzender': "Ge moet niet lachen, de professor doet u de complimenten dat ge er een 5 voor opgelopen hebt."

De gezichten kleuren, de guitenstreek heeft veel gekost...! De schuldige heeft toch de moed, niet zonder vrees, om na enkele minuten naar de kamer van de beledigde professor te stappen.

'n Niet te harde klop op de kamerdeur... Een besliste stem roept: "Binnen!" Zenuwachtig verschijnt de tronie van de normalist in de open deur.

"Meneer de professor, ge moet dat toch zó erg niet opnemen; 't was niet kwaad bedoeld..."

"Van wat spreekt ge? Waarom zijt ge bij mij gekomen?"

"Wel, meneer, voor die zware nota."

"Welke nota?"

"Wel, meneer, X komt me zeggen dat hij vanwege u moest verwittigen dat ik 5 heb omwille van dat verzenden..."

Tot de goede prof even guitachtig antwoordt: "Maar jongen, weet ge niet dat het de eerste april is vandaag!..."

Commentaar overbodig.

(Kasteelgalm, 1948)

 


 

- Een jongen uit het vierde leerjaar van de lagere oefenschool komt met een mooi blauw flesje bij directeur Julien Dhont.

"Alstublieft, meneer de directeur, dat is voor..."

De directeur wil de jongen een beetje helpen en zegt:

"Je bent zeker jarig, hé."

"Neen, neen", zegt de jongen, "dat is een flesje voor het medisch onderzoek!.

 


 

In de studiezaal hebben we ooit een knikkerfestival georganiseerd: om beurten en op vastgesteld tijdstip, zouden we elk een knikker op de stenen vloer laten vallen. Toen Fons Govaert van Antwerpen om kwart voor zeven aan de beurt was, liep hij in de val: Ongenae, die speciaal gekomen was om de dader te vatten, had al lang gezien hoe hij vanaf halfzeven onrustig op zijn bank heen en weer had zitten schuiven.

(Kasteelgalm 1975)

 


 

Subregent De Wilde hebben we op een zondag eens héél kwaad gekregen. Samen met een kameraad zat ik wegens ziekte in de infirmerie. Toen de spreker van die dag aankwam en vroeg waar hij ergens naar toe moest, loodsten we hem naar de kofferzolder. En toen die heer er zich over verwonderde dat er daar geen stoelen stonden, verzekerden we hem met de hand op het hart dat het de gewoonte was dat elke student zijn eigen stoel naar daar meebracht! 

(Kasteelgalm 1975)

 


 

Op de tafel van Jan De Venter lag (onder glas) een leerlingenlijst met naast elke naam het intelligentiequotiënt van de betreffende leerling. We hebben met intens genoegen gezien hoe hij tijdens een zekere periode herhaaldelijk ongelovig het hoofd schudde: men had immers de lijsten weggenomen en ze op zijn schrijfmachine hertypt, maar dan met totaal verschillende intelligentiequotiënten!

(Kasteelgalm 1975)

 


 

Bij het belteken 's morgens stonden alle klassen in rang op de speelplaats met vóór elke rang de leraar. Bij de rang van de 6e moderne staat geen leraar en directeur Stuyts vraagt aan de eerste leerling in de rang: "Welke leraar ontbreekt hier?", waarop de leerling antwoordt: "Meneer Stoepen". De directeur is verrast, bedwingt zijn lach en kijkt streng waarop de leerling zich herpakt en zegt:"Hm, hm... ik ken hem niet;" (De bedoelde leraar was Luc De Ryck, bijgenaamd de Stoep)

 


 

Wij (klein groepje nietsnutten in het regentaat) waren het beu dat elk moment de deur kon openvliegen. Op een nacht hebben wij dus wat grafietvet aan een paar deurkrukken (wij noemden dat 'deurklinken' natuurlijk) gedaan. Wie ongevraagd, zonder kloppen de kamers van de internen binnendrong, had prijs: hand vol vet en - natuurlijke reflex - handen afgekuist aan de kleren en dus kleren naar de 'nieuwkuis'...zoete wraak. De feiten zijn, na 50 jaar, verjaard; de schuldigen kunnen dus niet meer voor de rechtbank gedaagd worden...ahahaha. (JP)
 

 
't Was 1958 of 1959: op 8 december, een vrije dag want het was een feestdag van O.L.Vrouw, werden we om 15.00 uur op een kerkelijke plechtigheid verwacht. Het was een maandag en als intern dacht ik pas op dinsdagmorgen naar de school te rijden. Met het openbaar vervoer was ik 2 à 2,5 uur onderweg én buiten de spitsuren wellicht nog langer ... MAAR: die dinsdagmorgen werd ik door directeur Weemaes bij hem geroepen en ik kreeg als sanctie verbod om volgend weekend naar huis te gaan … Dat was niet leuk op mijn leeftijd! Mijn ouders hebben toen geld én ondergoed opgestuurd ... Bovendien ben ik er nog steeds van overtuigd dat ik de enige was die gestraft werd: door mijn lengte (1m92) viel mijn afwezigheid op! 
 

Het gebeurde in de 'bar' van de school waar wij op gezette uren wel een pint konden drinken en ook wat zeveren en ... ontvoeren... Het licht ging uit, 't was pikkedonker en een student (in het regentaat waren het toch 'studenten'?) kreeg een jutezak over zijn kop. Dat was veilig:het slachtoffer kon blijven ademen. Zaklampen aan (pielen zegde men toen)... Zeshonderd meter werden in een nieuw wereldrecordtijd gelopen, van de Kasteelstroate via de Plezante straote naar de Markt.
Daar werd het slachtoffer aan zijn lot overgelaten. Meer weet ik niet, want ik zweer het u: ik was er niet bij!
Het resultaat was wel zalig. Er waren nog avonden dat het licht plots werd uitgeschakeld, met overal paniek. Maar er gebeurde niets meer...pfffff. (JP)

 
Ons bordeel
1963: Reinier Paping had de vreselijkste elfstedentocht ooit gewonnen bij min 18°C. En toen schaatste de jeugd van ons dorp allemaal plots een beetje rapper op de 'wal' in het centrum.
Maar het werd volkomen gek toen Noël Foré uit Eeklo de Ronde van Vlaanderen won.
”Ik ben Foré” en fietsen!
En er was niet alleen Foré, er was ook geldgebrek. Dus... met de fiets van Sint-Kruis-Winkel naar Sint-Niklaas. Niet altijd hoor. De uitgespaarde centen voor het openbaar vervoer werden extra zakgeld. Kwam altijd van pas bij het kaarten in 'de bar' van het regentaat. 'Wiezen' geen whist...(zie Wikipedia)
Moerbeke... Sinaai... Puivelde... dan een T-stuk, naar links en dan naar rechts.
Maar de weg naar huis was moeilijker... Ik moest al remmen in de Kasteelstraat zelf, voor 'ons bordeel'; alhoewel ik nu betwijfel of elk woord van “ons bordeel” wel juist is...
'Ons' was zeker niet van toepassing... 'k Heb daar nooit iemand van de bekenden gezien. Wel heb ik aan medestudenten gevraagd: “Ga daar eens binnen ”, maar het antwoord was altijd “doe gij dat maar zelf jong” 'Bordeel' was tot gisteren juist, maar na een interventie van vrienden, heb ik plots mijn twijfel.
Wat gebeurde er? Nog in de Kasteelstraat, de andere kant van de weg,voor de Dalstraat, werd in de namiddag een gordijn weggeschoven en bonkte een dame (?) hevig op het raam om ons naar binnen te roepen.
Hetzelfde gebeurde toen wij op een vaste namiddag werden losgelaten om naar de bibliotheek te gaan op de markt.
Een bordeel? Zou kunnen. Een dame die de studenten wou judassen? Zou ook kunnen. In alle geval was er een 'uitdagend wijf' in de Kasteelstraat. Les choses de la vie...
Ik heb de wandeling vanaf het T-punt (Hoge Bokstraat?) onlangs overgedaan. De Kasteelstraat is niet meer te herkennen. Waar ik het gordijn verwachtte, woont nu een dokter. En de Dalstraat mag je niet meer in vanaf de Plezantstraat, tenzij je voetganger bent.
Het gordijnmysterie is dus gebleven. Te moeilijk om zelf verder te zoeken. Over naar familie. (J.P.)

 
De Vlaamse primitieven
We werden streng behandeld!
Zaten we daar in een zaal naar een pedagogische(?) film te kijken. Op het scherm:'truth' en ik vertaalde dat als 'treut'. Gelach op een paar rijen.
 
De volgende film: E.H. Pilaete kwam ons vooraf vertellen dat hij hoopte dat er niet te veel 'Vlaamse primitieven' in de zaal zouden zitten. Mooi gezegd; maar het kwam als een muilpeer over.
In een van de lessen Nederlands van Mijnheer Goedemé... Of ik iets mocht vragen, in naam van allen. Dat mocht.
Ik wou weten of er ook 'Franse primitieven' bestonden. Grimlach van de leraar. Hij zou de vraag op een vergadering voorleggen. Het is nadien stil geworden, in de filmzaal en in de 'schilderkunst'. (J.P.)

 

Ik heb ooit Luc De Rijck, leraar tekenen in het middelbaar van zijn stuk gebracht op de speelplaats. Zijn bijnaam was De Stoep, naar het schijnt omdat hij klein van gestalte was. Tijdens een voetbalwedstrijd op de speelplaats trapte ik ooit een bal per abuis tegen zijn hoofd. Ik ging mij verontschuldigen maar zei zonder na te denken: "Sorry, meneer, ik had u niet zien staan." (D.S.)

 

 


 

 

Een zeldzame ontmoeting - Regenten 1965
Het magnetisch veld werkte. Jaartal vergeten. Er kwam een mijnheer naar mij toe, Savaanstraat, Gent, en ik ging naar hem toe. “Maar gij zijt JP” zei de man. “Kent ge mij nog?” 'k Sloeg toen blauw-zwart uit van eerlijke schaamte en ik stamelde “hu, neen”. Zei de heer: “ ik ben Paul Kindts”...
“Wahha” heb ik toen geroepen.
En onmiddellijk werd ik een paar centimeter groter. Paul begon over mijn meer dan krasse opstellen die ik op het regentaat pende en die steevast werden voorgelezen.
En daarna over “Den Bout” (Etienne Hellebaut) die in de politiek zat. Hevige discussie...(censuur)
En over Huberken (Schiettecatte) Sint-Martens-Latem, maar ook dat wist ik niet meer.
En over Jozef Coussement (op zijn Frans uitgesproken) en zijn droge humor. Over Marc Charels; over Eddy Van Dorpe (Eine, zeker weten 51 jaar na datum) en ook over onze “aartsvijand” Bernard, uit een andere afdeling.
Paul Kindts gaf toen les op Sint-Barbara...en wij hebben adieu gezegd met de plechtige belofte om elkaar nog te ontmoeten. Zovele jaren later moet ik vaststellen dat het een loze belofte was...
Einde op de tonen van de Flintstonen: “where are you ...” (J.P.)
 

- Het regime in de Normaalschool was streng! Er was eens een jongen die in de klas een wind maakte. Dat was in die tijd zó erg dat de jongen onmiddellijk voorbereidingen moest nemen om kort daarop voorgoed naar huis te gaan. Dus verloren studie! Een andere jongen was eens in een herberg binnengegaan, en er in gezelschap van één of meer meisjes gezien geweest door een geestelijke van de school. Het gevolg was dat de jongen ook voorgoed buiten moest. (J.J. - O1891)

 


 

{gotop}