De onderwijzersopleiding van toen...

Het was de bisschop van Gent, mgr. Delebecque, die in september 1839 Sint-Niklaas uitkoos als vestigingsplaats voor het 'Institut-Saint-Joseph', gelegen in de Ankerstraat.

Het instituut telde drie secties: de kweekschool, de oefenschool en de Franse school.

Met het oog op de materiële organisatie van de kweekschool was de aanwezigheid van het klein-seminarie niet vreemd aan deze keuze omdat de invloed ten goede kwam aan de vorming van de onderwijzers. Zij moesten immers de rechterhand zijn van de pastoors, en vandaar ook dat in de kweekschool een opleiding tot koster voorzien werd. Leerkrachten van het klein-seminarie stonden mede in voor de opleiding van onderwijzers en kosters. 

Twee afdelingen werden voorzien: de eerste telde twee leerjaren. Wie dan stopte kon fungeren als plattelandsonderwijzer. De tweede afdeling was een volmakingsjaar. De kandidaat-onderwijzers bleken slechts een gebrekkige kennis te bezitten. Daarom werd een 'byzonder onderwys' ingericht.

De kweekschool van Sint-Niklaas plaatste Nederlands, Frans, muziekleer, piano, orgel en kosteropleiding op het programma van elk leerjaar. Geschiedenis verschilde per afdeling. Algebra en meetkunde evenals fysica en wetgeving werden enkel onderwezen in de hoogste afdeling. Boekhouden werd onderwezen in de hoogste twee leerjaren.

De aan de kweekschool verbonden oefenschool had als taak: 'de kinderen van hunne teere jeugd eene christelijke opvoeding te bezorgen, en hun vroegtijdig de beleefdheyd en goede zeden in te boezemen'. De lessen werden gegeven door leerlingen uit het laatste jaar van de kweekschool, onder leiding van Bruno Van den Steene.

Bij de aanvang waren er in de kweekschool te Sint-Niklaas 28 leerlingen ingeschreven. De school kon op dat ogenblik 60 interne leerlingen opnemen en bleek dus onderbezet. Het jaarlijkse kostgeld van 300 fr. kan hierbij wel een rol hebben gespeeld.

Alvorens de kweekschool te verlaten werden de leerlingen onderworpen aan een examen voor een commissie, samengesteld door de bisschop. Om te slagen moest de kandidaat 2/3 van het totaal aantal punten behalen.

In 1842 stelde de Staat aan het episcopaat voor, dat het zijn kweekscholen zou onderwerpen aan het regime van de inspectie. In ruil voor de onderwerping aan de staatinspectie zouden de diploma's van de bisschoppelijke kweekscholen erkend worden en zou financiële steun aan de leerlingen worden verleend.

Voor Oost-Vlaanderen werd als eerste provinciale inspecteur aangesteld Karel Ledeganck, doctor in de rechten, vrederechter in het kanton Zomergem en lid van de provinciale raad van Oost-Vlaanderen.

In de loop van de daarop volgende jaren werd gestreefd naar eenvormigheid van de toelatingsvoorwaarden en van het programma voor alle kweekinstellingen, erkend door de Staat, en het eenvormig maken van de wijze van appreciatie van de prestaties van de kandidaten.

Op 10 oktober 1868 kwam een nieuw programma voor het 'kweekschoolonderwijs' tot stand, kwalitatief beter dan al de voorgaande. Het wenste de kwekelingen exclusief voor te bereiden op een onderwijsfunctie. Dit betekende enerzijds dat de voorbereiding op cumuls zoals die van koster werd geweerd. Anderzijds werd groot belang gehecht aan de opvoedkundige vakken. Voor aspirant-onderwijzers waren ook een stevige morele vorming en een stijlvolle levenshouding vereist.

De toemalige minister van onderwijs onderstreepte bij die gelegenheid dat een degelijke vorming van de onderwijzer 4 jaar vereiste. Hij vreesde echter te grote financiële lasten voor de ouders en hield de studietijd op 3 jaar.

Bij K.B. van 10 juni 1878 werd een ministerie van Openbaar Onderwijs opgericht onder de leiding van P. Van Humbeeck. De liberale meerderheid wou een scheiding tussen Kerk en Staat. Het privé-onderwijs viel in ongenade.

Ook te Sint-Niklaas bevond de kweekschool zich tijdens en na de schoolstrijd op een dieptepunt. Het aantal leerlingen was fel gedaald, de financiële toestand was verre van rooskleurig en de uniformiteit met de rijkskweelscholen was bijna volledig vervallen. Daarbij was de school sinds 1873 overgebracht in nieuwe gebouwen gelegen in de Kasteelstraat. De school moest in deze periode beroep doen op de financiële steun van de ouders van de leerlingen en op de vrijgevigheid van milde schenkers.

De eerste steen van de nieuwe kweekschool werd gelegd in oktober 1871. De voltooiing volgde in 1873. Kort daarop werd een kapel gebouwd die werd ingezegend in 1875.

tekeningBNSDe gravure op het prospectus geeft een goed idee van wat de nieuwe normaalschool was rond de jaren 1880. De kapel bevond zich op de plaats waar de studiezaal was. Ook de legendarisch geworden bomenrij is merkbaar op de speelplaats.
Op het hierbij afgedrukte prospectus komt een afbeelding voor die ons een duidelijk beeld geeft van de nieuwe Normaalschool. De kapel stond op de plaats waar zich thans de studiezaal bevindt. In 1889 werden een nieuwe turnzaal en een oefenschool gebouwd.

De benoeming van Amaat Joos, een voormalig leraar, tot directeur mag wel een keerpunt genoemd worden in de doelstellingen van de onderwijzersopleiding in de bisschoppelijke Normaalschool.

Harde wilstraining werd gepropageerd. Amaat Joos was ook erg Vlaamsgezind, bewust van de eigenwaarde van het Vlaamse volk.

(Jan in 'Kasteelgalm', herfst 1982)

 

 

{gotop}