Onderwijzers klas 1922 - Reünie Deurle 13 juli 1966

En dan te Deurle,

het lief glimlachend dorpje,

dat diepe, diepe vergezicht op de over-Leie weilanden,

oneindig ver zonder één glooiing...

Met deze poëtische woorden van dichter Achilles Mussche waren wij voor 13 juli naar Le Pécheur gelokt, waar wij reeds tweemaal zulke aangename uren hadden doorgebracht in het lommer van de zomerse appelbomen.

Deze maal echter viel het weer niet mee: wij liepen achteloos de Leie en haar vergezichten voorbij, om in het gastenzaaltje de dappersten onder de Galliërs (met of zonder vrouwelijk gezelschap) te begroeten.

Timon Beirnaert, Omer Boom, Aloïs De Corte, Berten De Grave, Kamiel De Smet, Germain De Winter, Geert Stenperaert, Valère Vanderkimpen, Gust Van Nuffel en Josse Versnick.

Het aperitief bleek zijn rol volwaardig te vervullen; het 'opende' zowel mond als maag, zodat de stemming reeds een opmerkelijke graad van luidruchtigheid bereikt had, toen de gerechten één na één onder lepel, vork en mes begonnen te bezwijken.

Die namiddag bleken mannen als Geert (Stenperaert) en Omer (Boom) onuitputtelijk in het ophalen van 'normale' herinneringen. Bij sommigen vroegen wij ons zelfs af: hebben wij dit ginder werkelijk meegemaakt? Maar er zijn mensen die een memorie hebben als een registreermachine en als hun vroegere belevenissen nog een schepje fantasie doen, dan worden het briljante, komische filmstrips.

Voor de zoveelste maal vlogen de uren al te snel voorbij. Toen het ogenblik der afrekening geslagen was, deden wij echter een eerder onaangename ervaring op, die ons eenparig deed besluiten: Adios Le Pêcheur. Gij ziet ons nooit meer!

Toch lieten wij deze ervaring niet aan ons hart komen. Wij gingen in groepjes op wandel door de heerlijke dreven van Deurle en toen wij afscheid namen, klonk het als uit één mond: "Wij zijn blij dat we mekaar teruggezien hebben. Tot volgend jaar of, zo mogelijk, nog vroeger!"

Verslag: Tijl