December 1967: Het talenpracticum opent zijn deuren

Op 2 december 1967 opende het nieuwe talenpracticum zijn deuren, nadat op 23 november 1967 de taalleraren hiermee kennis hadden gemaakt.

Het talenpracticum beantwoordt zelf een reeks vragen.

Mag ik eerst vragen wat uw echte naam is?

Wetenschapsmensen noemen mij 'audio-actief taallaboratorium', in de volksmond heet ik 'taallabo', maar mijn eigenlijke Nederlandse naam is talenpracticum, omdat ik een hulp wil zijn om de talen te leren en in te oefenen.

Hoe ben je in onze school terechtgekomen?

Door de voorbeeldige samenwerking van een hele reeks mensen:

- taalleraars - allerhande - hebben in mijn hulp en mogelijkheden geloofd en bij bevoegde instanties op mijn aanwezigheid aangedrongen.

- Directeur E.H. Stuyts heeft aan de noodkreet gehoor en aan de onderneming zijn financiële zegen gegeven.

- de naamloze vennootschap Philips heeft mijn onderdelen ontworpen,

- en E.H. Octaaf Sanders heeft mij met technisch-vaardige hand en met eindeloos geduld gemonteerd.

Waaruit ben je samengesteld en hoe functioneer jij?

Ik besta uit een reeks apparaten die allen met elkaar verbonden zijn. Mijn hart is de centrale waar alle verbindingen samenkomen en van waaruit alle apparaten worden gevoed.

In tegenstelling met mijn broertjes A.P. (audio-passief systeem: de leraar bedient een bandrecorder, de leerlingen beschikken over een koptelefoon) en A.A. (audio-aktief systeem: hier heeft elke leerling ook een microfoon), stel ik, A.A.C. (audio-actief-comperatief systeem) elke leerling een eigen bandrecorder ter beschikking.

De leraar heeft een bandrecorder en een microfoon vóór zich. Dank zij de commandotafel kan dit micro- en recordergeluid de koptelefoons en recorders van de leerlingen bereiken. Zodoende kan de leraar met behulp van de commandotafel een programma op de leerlingrecorders registreren en wel op spoor 1, dat alleen door hem kan worden bediend. De leerlingen kunnen, zonder elkaar te storen, op spoor 2 het programma beluisteren en nazeggen. Nadien kunnen zij opnieuw én het opgegeven programma én het eigen stemgeluid beluisteren, vergelijken en zichzelf corrigeren.

Die commandotafel intrigeert mij. Welke mogelijkheden biedt die aan de leraar?

Inderdaad, hierin ligt het ingenieuze van mijn constructie.

- met behulp van die commandotafel kan de leraar een programma op de recorders van de leerlingen registreren;

- hij kan elke leerling afzonderlijk beluisteren, onderbreken en corrigeren;

- hij kan zich ook richten tot alle leerlingen tegelijk, na door een speciale schakelaar eventueel alle bandopnemers te hebben stilgelegd;

- hij kan zelf de bandopnemers van de leerlingen naar de aanvang van de band 'terugspoelen';

- hij kan de oefeningen van verschillende leerlingen op een afzonderlijke recorder registreren voor verdere studie of bespreking;

- hij kan elke leerling uit het algemene programma verwijderen om hem met een ander programma te laten oefenen;

- hij kan twee of meer leerlingencabines met elkaar verbinden waardoor die leerlingen onder controle van de leraar met elkaar kunnen coverseren.

Dat is buitengewoon. En welke mogelijkheden bied jij de leerling?

Elke leerling kan zijn recorder zelfstandig bedienen: starten en stilhouden, vlug 'omspoelen' in beide richtingen, de modeltekst op spoor 1 beluisteren en zijn eigen stemgeluid op spoor 2 opnemen. Daarna kan hij beide beluisteren en vergelijken en eventueel de oefening herhalen zonder gevaar de modeltekst uit te wissen. Ook kan de leerling door een lichtsignaal steeds de leraar oproepen en met hem in verbinding treden.

Waarom werd je eigenlijk in het leven geroepen?

Dat is een lange geschiedenis en wat men een moeilijke geboorte zou kunnen noemen. Eenvoudig gezegd komt alles hier op neer: sinds men overtuigd geraakte van het feit dat in het onderricht van de levende talen een andere methode diende te worden gevolgd dan die welke voor de 'dode' talen werd gebruikt en die vooral steunde op de schrijftaal (woordenschat, vormleer en syntaxis, en literatuur), is men meer aandact gaan schenken aan de levende, gesproken taal en haar verschillende structuren.

Volgens deze methode moeten de leerlingen vooral mondeling kunnen oefenen: het klankmateriaal van de vreemde taal leren gebruiken, de juiste intonatie verwerven en geleidelijk de verschillende structuren assimileren.

Tot nogtoe was het al een krachttoer elke leerling één of tweemaal per les te laten antwoorden, zodat elkeen tijdens een schooljaar gemiddeld een kwartier, maximum een half uur, aan het woord was. Het resultaat was vanzelfsprekend miniem.

Daarom werd naar een systeem gezocht, waarbij alle leerlingen tegelijk konden spreken, zonder elkaar te storen, en waarbij de mogelijkheid bestond met een individueel programma en tegen een eigen tempo te oefenen. Daarom heeft het menselijk brein mij ontworpen. Het resultaat was buitengewoon.

Naast genoemde voordelen kan er nog aan worden toegevoegd dat de leerlingen zich meer concentreren dan vroeger, dat zij foutloze uitspraakmodellen te horen krijgen, dat zij geen spreekangst meer hebben en zichzelf met de hulp van de leraar kunnen corrigeren.

Gezien de geweldige resultaten begrijp ik je enthousiasme volkomen. Maar zijn er aan je systeem geen nadelen verbonden?

Eerlijk gezegd, ja. Dat ik zwaar weeg op het budget van de school is welicht de voornaamste reden dat er in onze onderwijsinstellingen nog weinig talenpractica voorhanden zijn.

- Ook rendeer ik maar, wanneer elke leerling in ruime mate (2 à 3 uur per week) van mijn diensten gebruik kan maken; dit om de vele aspecten van de taal geleidelijk onder de knie te krijgen: uitspraak, intonatie, mutatie-oefeningen, die het hele veld van de leerstof moeten bestrijken.

- Ook is mijn taak zeer beperkt. Ik werd ontworpen om taalgewoonten te vormen en verschijnselen in te oefenen die vooraf in de klas werden uitgelegd. Voor het aanleren van woordenschat, voor schriftelijke oefeningen, voor gesprek en bespreking, voor literatuur ben ik blijkbaar van weinig nut.

- Ook word ik ervan beschuldigd het menselijk contact tussen leraar en leerling in de weg te staan.

Wat zou je tot slot aan practicumgebruikers en sympathisanten als raad en wens willen uitdrukken?

Dat men mij zou aanvaarden zoals ik ben: een eenvoudige machine, die door de mens goed of slecht, zinvol of onverantwoord kan worden gebruikt.

Dat men mij zou gebruiken volgens mijn vele - en toch beperkte - mogelijkheden.

Mijn grote troost zal het later zijn te vernemen dat ik voor vele generaties van studenten een hulp zal zijn geweest om datgene te bereiken wat men zich op het gebied van het vreemde-talenonderricht in het middelbaar onderwijs tot doel stelt, namelijk: zich over een niet-technisch onderwerp vlot en behoorlijk kunnen uitdrukken. Indien ik daaraan zal hebben meegewerkt, zal ik niet tevergeefs hebben geleefd.

(H.V. in 'Kasteelgalm' 24e jaargang - lente 1968)

Dit talenpracticum bevond zich op de tweede verdieping.

In 1983 werd een nieuw 'open plan' labo opgericht. Dit was in het lokaal tussen de bibliotheek en de studiezaal. 

gvdw08Guido Van den Wijngaert, Linda Crommar, Paul Van Dam en Freddy Cloet in het splinternieuw 'open plan labo' tijdens een demonstratie  op de Opendeurdag in 1984.