Historische schets van de Bisschoppelijke Normaalschool te Sint-Niklaas 

Toestand van het onderwijs in België vóór haar stichting

Nadat het Nationaal Congres in 1831 aan België een grondwet had geschonken waarin de vrijheid van eredienst (art. 14) en van onderwijs (art. 17) werden afgekondigd en gewaarborgd, begon met de groei van de jonge en nieuwe Staat de lastige ontwikkelingsgang van het onderwijs. Ontevreden over het despotisme van koning Willem I, hadden de katholieken en de liberalen in België die vrijheid van onderwijs gewenst: de laatsten als onaantastbaar recht, omdat ze vooral de gewetensvrijheid wilden vrijwaren, de eersten als een praktische toegeving – het enige middel tot dan toe – om hun godsdienst de nodige levenskracht te schenken en zijn praktische uitoefening te garanderen.

 

In het land was er op verre na nog geen spraak van leerplicht; de plattelandsschooltjes stonden niet in goede geur; de Broeders van de Christelijke Scholen en de Jezuïeten waren een tijd lang verdreven, maar deze onderwijzende kloostergemeenschappen mochten nu weer het land binnen. De Kerk scheen een enige gelegenheid te hebben zich te ontwikkelen en haar invloed op het volk fel uit te breiden, dank zij de vrijheid die haar door de Staat werd verleend. De katholieken, met het episcopaat aan het hoofd, achtten het ogenblik gunstig om de geestelijke en morele toestand van ons land diep te beïnvloeden en te bevorderen door krachtdadig en om ruime schaal het onderwijs te organiseren, zodat op de tijd van tien jaar (in 1840) bijna de helft van het lager onderwijs bij hen berustte.

De organieke wetten – voortvloeiend uit de grondwet – zouden het onderwijs in België van Staatswege organiseren maar tevens rekenschap geven van de wijze waarop liberalen en katholieken de vrijheid van onderwijs verslonden… De katholieke universiteit werd in 1835 (eerste organieke wet nl. op het hoger onderwijs) van Mechelen, waar ze het vorig jaar bij het aartsbisdom was heringericht, naar Leuven overgebracht. Nog zeven jaar zou het duren vooraleer men het lager onderwijs wettelijk zou regelen.

Met het lager onderwijs bij de plattelandsbevolking was het erbarmelijk gesteld; het gevaar van onwetendheid, ongodsdienstigheid en naturalisme, waarvan het liberalisme sedert de Franse revolutie doordrongen was, werd bij de volksmassa groot. Het bisdom Gent werd vanaf 1838 bestuurd door een zo vooruitziende als dynamische 40-jarige bisschop. Mgr. Delebecque, die 25 jaar dit uitgestrekt bisdom ging leiden onder de regering van Leopold I, wilde het probleem van de volksopvoeding en van het onderwijs helpen oplossen door het oprichten van een normaalschool te Sint-Niklaas. Daar moesten eerst verstandige, vrome en toegewijde onderwijzers (‘des maîtres intelligents, pieux et zélés’ zegt het eerste Bisschoppelijk Reglement van de Bisschoppelijke Normaalscholen van 1843) en tevens toegewijde kerkbedienaars en kosters gevormd worden.

Goed-gevormde en kristelijke onderwijzers alleen zullen op hun beurt de volkskinderen tot volwaardige kristenen kunnen opvoeden. In hoever de Bisschoppelijke Normaalschool zulke generaties van onderwijzers heeft gevormd oordelen zij zelf die er werden opgeleid en degenen die van ‘onderwijzers uit Sint-Niklaas’ hun vorming  mochten ontvangen.

 

Vanaf haar stichting tot 1873

Mgr. Delebecque, pas enkele maanden bisschop, besliste in de stad, waar de priesterkandidaten hun eerste opleiding ontvingen, door hetzelfde leraarskorps ook diegenen te laten vormen, wier taak niet ver beneden deze van de priesters staat. Het was in de Ankerstraat, op de plaats waar het bekende institution SaintJoseph1
Sint-Jozefgesticht kwam, (nu reeds verbouwd tot Geneeskundig Centrum en Dienst voor Studie- en Beroepsoriëntering). Sint-Jozefgesticht1Sint-Jozefgesticht
De bevolking van Sint-Niklaas evenals de kloostergemeenschappen in de stad (o.a. het “Ziekhuis”, de Zrs der Presentatie) zouden in de eerste jaren flinke steun verlenen aan het initiatief van de Bisschop. De wieg van de Bisschoppelijke Normaalschool stond dus op de parochie van de H. Niklaas (niet ver van de Oude Kerk). Op 2 juli 1839 werd van wal gestoken met de bestuurder de superior van het Klein Seminarie Kan. Pieter Willems, twee seminarieleraars EE. HH. Edward Van de Vijvere en Frederik Van De Velde. Er was vanzelfsprekend een minimum aan gebouwen: studieplaats, slaapzaal en eetplaats, en men begon met een 30-tal leerlingen. In 1843 werd het eerste algemeen reglement van de Bisschoppelijke normaalscholen uitgevaardigd. Dit bepaalde dat de kandidaten voor het eindexamen tussen 15 en 18 jaar oud moesten zijn, dat men regelmatig een cursus van 4 jaar (cours inférieur et cours supérieur, elk van twee jaar) moest gevolgd hebben, maar minstens één jaar van de hogere cyclus les gegeven hebben in de oefenschool (modelschool) en van onberispelijk gedrag zijn.

De bisschop wilde voor zijn normaalschool een uitmuntend leraarskorps en hierbij dient vermeld dat hij een uitgelezen jonge priester E.H. Bruno Van de Steene samen met een seminarist naar Rolduc, in Hollands Limburg stuurde, om er zich op de hoogte te stellen van opvoedkunde en methodenleer. (De Normaalschool van Roduc was gesticht door (de latere bisschop van Luik) mgr. van Bommel, zelf leerling aan het Münsterseminarie van de bekende Duitse catechist, pedagoog en normaalschooldirecteur E.H. Bernard Overberg (+ 1826)). Deze priester is zeer waarschijnlijk de eerste leraar in de opvoedkunde aan de Bisschoppelijke Normaalschool. Hij schreef o.a. Het Handboek voor Onderwijzers en Methodenleer voor onderwijs in de Catechismus en H. Geschiedenis.

In 1842 kwam na veel discussies de organieke wet op het lager onderwijs tot stand.

Mgr. Delebecque evenals de andere Belgische bisschoppen beslisten hun scholen volgens het regime van deze wet te doen leven. In een brief van 28 januari 1843 verklaren zij dat de zeven normaalscholen (Sint-Truiden (later Mechelen-aan-Maas) en St-Roch (later Theux) in 1837; Bonne-Espérance in 1839; Roeselare (later Torhout) in 1838; Bastogne (later Carlsbourg) in 1838 en Namen (later Malonne) in 1836; Sint-Niklaas in 1839. Hieruit blijkt de grote bezorgdheid voor het katholiek normaalonderwijs bij het episcopaat.) voor het lager onderwijs door hun zorgen opgericht, zich onderwerpen aan het toezicht, ingericht door de wet van 23 september 1842.

Door Kon. Besluit van 17 december 1843 – dus na 11 maand – wordt bepaald dat ‘vanaf 9 april 1844 de Bisschoppelijke Normaalscholen zullen onderworpen zijn aan het Staatstoezicht en de voordelen zullen genieten, voorzien in de wet van 1842’. Onze Normaalschool werd bijgevolg aangenomen normaalschool vanaf 1844.

Art. 10 van de lagere schoolwet 1842 bepaalt de voorwaarden tot benoeming van de onderwijzers. Het komt in voege vanaf 29 oktober 1846. Men kan benoemd worden op voorwaarde:

1) dat men een diploma bezit van Staatsnormaalscholen na twee jaar met vrucht er de studies te hebben gevolgd, of van de private normaalscholen ‘ayant, depuis 2 ans au moins, accepté le régime d’inspection, établi par la présente loi’;

2) ook andere kandidaten (zonder diploma) ‘avec l’autorisation du Gouvernement’.

Van 1842 tot 1846 – dus de eerste vier jaren die volgen op de wet – worden al de benoemingen, die gedaan werden, door de Regering goedgekeurd. Het leek dus een overgangsperiode. Na vier jaar, dus vanaf oktober 1846, werd de wet toegepast.

Door het Kon. Besluit van 19 oktober 1846, waarbij de eindexamens voor de Bisschoppelijke Normaalscholen worden geregeld, in akkoord met Regering en Episcopaat, zien we de Staat de modaliteiten vastleggen volgens dewelke de onderwijzersdiploma’s in de private normaalscholen worden afgeleverd (voor de leerlingen die de ‘cours supérieur’ in voornoemde normaalscholen hebben doorgemaakt). Dit Kon. Besluit werd voor de eerste maal uitgevoerd in 1847 voor het eindexamen van de leerlingen-onderwijzers die hun studies beëindigd hadden te Sint-Niklaas in het schooljaar 1845-46 en ’47. Bijgevolg heeft het eerste officieel eindexamen, gevolgd van diploma-uitreiking plaats gehad in 1847, - volgens de registers, van 26 tot en met 29 januari, - nl. voor de leerlingen die hun studies beëindigd hadden in 1846. Ze waren 9 in getal en ontvingen allen hun diploma. Voor hen die in 1847 hun studies beëindigd hadden viel het eindexamen van 8 tot en met 11 september 1847, 4 kandidaten werden toegelaten en slaagden. In 1848 waren er 8 op 8 gediplomeerd. De reeks der eindexamens en der diploma-uitreikingen was ingezet!

In 1846 wordt E.H. Van den Steene bestuurder van de Normaalschool en in 1857 – wanneer Kan. Van Boxelaere, benoemd tot titulaire kanunnik en eerste Bisschoppelijke Schoolopziener over het lager onderwijs, Sint-Niklaas verlaat, - tevens bestuurder van het pensionaat of Sint-Jozefsgesticht.

Een grondige verandering in het bestaan van Normaalschool en Pensionaat had plaats in 1850. Samen opgegroeid konden ze niet langer meer samen leven: de plaatsruimte was te klein geworden en de ontwikkeling van beide instellingen moest noodzakelijkerwijze geremd worden, indien niet een splitsing werd doorgevoerd. Er waren toen 130 inwonende en zowat 100 externe leerlingen, 70 ‘modellisten’ en een 40-tal normalisten Daarop besliste de bisschop de normaalschool over te plaatsen naar de Kalkstraat, maar normaalschool en pensionaat bleven nog onder één bestuur. Stilaan zien we uit de aard van haar eigen doelstelling de normaalschool een zelfstandig bestaan leiden. Haar eigen organisatie en leerwijze kwam bovendien die eis naar zelfstandig bestuur kracht bijzetten. Het Bisdom spaarde zich geen moeite om de Normaalschool op te voeren en de bekwame directeur Van den Steene stelde alles in het werk om de opofferingen van het bisdom waardig te worden. Zijn normalisten wisten met eer de proeven, hun door een staatsjury opgelegd, te doorstaan, terwijl het aantal normalisten voortdurend aangroeide: 77 normalisten in 1868.School 1850

De normaalschool in de Kalkstraat te Sint-Niklaas van 1850 tot 1873

In 1865 krijgt het bisdom Gent een nieuwe bisschop, mgr. H. Bracq, die nog meer dan zijn doorluchtige voorganger de Bisschoppelijke Normaalschool tot bloei zal brengen. Hij oordeelde dat ter wille van het uitzonderlijk belang van de normaalschool het bestuur zich uitsluitend aan zijn taak moest wijden en besliste te dien einde de ‘bestuurlijke scheiding’ tussen normaalschool en pensionaat. Op 2 september 1868 wordt een oud-leraar van Sint-Jozefsgesticht en oud-surveillant van de normaalschool, terug naar Sint-Niklaas gestuurd om directeur te worden van de Bisschoppelijke Normaalschool alleen: E.H. Louis De Brabander. De enge en slecht geschikte gebouwen der Kalkstraat boden niet langer het gewenst milieu voor ernstige studie en verdere doelmatige schoolorganisatie. Mgr. Bracq wilde zijn Normaalschool in staat stellen zich te ontplooien in de meest gunstige voorwaarden en besliste derhalve in 1870 ze te verplaatsen.

Terecht mogen we na de stichter van de normaalschool, mgr. Delebecque, om deze moedige beslissing ook mgr. Bracq een blijvende dankbaarheid betuigen: hij was het die haar een eigen bestaan gaf, hij schonk haar een nieuw gebouw! De jaren van uitbreiding en verandering der Bisschoppelijke Normaalschool begonnen maar…

Eerst op zoek naar bouwterrein… De achtbare families Janssens en Verwilghen boden mgr. in de voordeligste voorwaarden hun akker aan tot bouwgrond. Deze was gelegen juist aan de buitenkant (toen) van de stad, in het vrije veld; dààr waar later de (ontworpen) Kasteelstraat zou komen. Het afgedankte fabriekske van 1850 in de Kalkstraat moest, naar de opvatting van mgr. plaats maken voor gans nieuwe en goedingerichte gebouwen aan de toenmalige stadsrand, in de open natuur.

 

Van 1873 tot 1879

Onder de weldoeners der stad die voor de nieuwe Bisschoppelijke Normaalschool van de Kasteelstraat grote verdiensten hebben gehad, vermelden we senator Louis Janssens, volksvertegenwoordiger Stanislas Verwilghen en de schepen van Onderwijs, Jozef Verwilghen.

De eerste steenlegging van de normaalschool in de Kasteelstraat, had plaats in oktober 1871 naast de kapel van de zondagsschool van O.L.Vrouwparochie. De bouw was af in 1872. Bewoonbaar in 1873, zag de nieuwe normaalschool haar eerste leerlingen – een honderdtal – op 13 oktober van hetzelfde jaar, binnenkomen. Daags te voren had mgr. Bracq een schrijven gericht aan directeur De Brabander waarin hij zijn grote zorg toonde om de leerlingen en om het doel van de Bisschoppelijke Normaalschool.

De oppervlakte der gebouwen vormde toen een vierkant bestaande uit een gedeelte van de huidige voorgevel aan de straat, de eetzaal, de trapzaal, de klassen, de slaapzaal. De speelplaats was slechts de helft van de tegenwoordige. De kapel, die pas in 1875 klaar kwam en ingezegend werd door deken Vermeersch, stond waar nu de klaslokalen voor opvoedkunde en godsdienst gelegen zijn. Door wereldlijke en geestelijke weldoeners geholpen kon de directeur zorgen voor de goddelijke diensten en de versiering van de kapel. De families Janssens en Verwilghen, pastoor de Meerleer, Eerw. Moeder van de Presentatie en dr. Ad. Bruylandt van het Ziekhuis verdienen daarvoor onze blijvende erkentelijkheid.

Maar het is dank zij het vooruitzicht van E.H. De Brabander en van zijn opvolgers, dat door achtereenvolgende aankopen de aanpalende hof langs de oost-, zuid- en westkant kon vergroot worden waardoor latere uitbreidingsmogelijkheden werden geschapen. Hij kocht grond bij, aan de toekomstige Rollierstraat. In 1876 kwamen een groentenhof, boomgaard en koestal bij. In 1876 werd een oud atelier aangekocht en verbouwd tot een oefenschool. In de akte werd bepaald dat ingang en koer aan de zondagsschool toehoorden maar door de oefenschool wer voor de normalisten. Naar binnen wordt het normaalschoolleven eveneens behartigd: in 1877 komt een orgel in de kapel (tot in 1954 in de muziekzaal der kostersschool) waardoor de leerlingen, onder de leiding van E.H. Cooreman, zich in het orgelspel konden vervolmaken en de liturgische zang behartigen; in 1874 ontstaat de confrérie van St-Vincentius-à-Paulo met bezoek aan de armen; de congregatie van O.L.V., reeds in de voorgaande normaalschool opgericht, gaat voort; in 1878 richt mgr Bracq de conferie van de Gelukzalige Jan Berchmans op voor de kosters en kerkbedienden.

Het aantal leerlingen dat in 1873 ongeveer honderd bedroeg was zes jaar later gestegen tot honderdzestig. Mgr. Bracq betaalde alles: een koninklijk geschenk! In het ‘Liber Memoralis’ drukt de directeur zijn dank uit in volgende woorden: ‘ Zonder twijfel werd die som, zoals ze hier geboekt staat, ingeschreven in het Grootboek des Heeren. Moge de Heer, die alles honderdvoudig  vergeldt, aan Zijn Hoogwaardigheid, op den vervaldag, een rijken intrest uitbetalen.’ Maar terwijl de bisschop samen met zijn toegewijde directeur en leraars het goede zaad strooide dat welig opschoot in het bisdom, smeedde een vijand snode plannen. In het duister hadden de verlichte erfgenamen van de Franse omwenteling, de liberalen, wapens gezocht om het werk van de christelijke opvoeding, van de katholieke scholen te bestrijden. De vrije normaalscholen moesten verdwijnen, want dààr immers werden de christelijke onderwijzers gevormd die de volksscholen bestuurden. De bloei van de Kerk en van haar opvoedingswerk is altijd een doorn geweest in het oog  van haar vijanden, om ’t even de naam die ze dragen. Donkere dagen komen voor de beloftevolle en jonge Bisschoppelijke Normaalschool, voor haar moedige directeur en voor de bisschop mgr. Bracq.

 

Van 1879 tot 1884: de schoolstrijd

De liberalen hadden de zege behaald bij de verkiezingen van 11 juni 1878. De radicaal-liberale regering van Frère Orban (1878-1884) vond dat de tijd rijp was om een lekenstaat uit te bouwen. Ze wilde de invloed van de Kerk in het openbaar leven uitschakelen. Het beste middel daartoe was het onderwijs volledig onder staatstoezicht te brengen. De schoolstrijd was begonnen. Op 1 juli 1879 bekrachtigde Leopold II de ongelukswet, die op 18 juni door de Kamers was aangenomen. Herhaaldelijke schriftelijke en mondelinge tussenkomsten van de bisschoppen hadden niet gebaat. Deze ongelukswet van de regering Frère-Orban bracht een neutraal lekenonderwijs tot stand, onder toezicht van de staat. ‘Door de school tevens aan de tussenkomst van het gemeentelijk en aan die van het kerkelijk gezag te onttrekken, deed ze een dubbele aanval op het katholiek programma voor politieke decentralisatie en medewerking met de Kerk. Elke gemeente moest minstens één officiële school tellen, en het was haar verboden een vrije school in haar plaats aan te nemen of geldelijk te steunen. Wat de onderwijzers betreft, die zouden allen in de staatsnormaalscholen opgeleid worden, onontbeerlijke voorwaarde voor hun pedagogische bekwaamheid en hun gehechtheid aan de nationale instellingen. Ten einde aan het verwijt van goddeloosheid te ontsnappen, stond die wet de bedienaren der godsdiensten toe, buiten de gewone lesuren, een facultatief godsdienstig onderricht te geven.’ ‘Deze grondige hervorming had op de steun van heel de natie moeten kunnen rekenen en zij kon hoogstens op die van de liberalen bogen. Het ministerie had alleen het wettige land voor ogen en verwarde het met het geheel van de bevolking, alsof de onderwijskwestie alleen de kiezers interesseerde en men met gewetensbezwaren van de massa geen rekening hoefde te houden.’ ‘De strijd vangt van nu af aan. Hij zal langdurig en zwaar zijn. God wil het’: zo luidde het in de bekendmaking van de bisschoppen, die rekenden op de steun en de toewijding van de gelovigen. ‘In een algemene opwelling verenigden allen zich om de aanspraken van de Kerk te verdedigen tegen de aanval van de Staat.’

In september 1879 komt de laatste officiële jury voor het eindexamen nog: 42 kandidaten boden zich aan en allen slaagden.

Op bevel van de bisschop wordt de aanneming van de normaalschool (akkoord met de nieuwe onderwijswet) door directeur De Brabander niet aanvaard en trok hij de aanvraag in om als normaalschool door de Staat erkend e worden. In de volgende jaren zetelt een jury door de bisschop aangeduid voor het afnemen van de eindexamens. In 1878 – 79 telde de normaalschool 160 leerlingen. Van de ongeveer 120 overblijvenden komen er nog 30 terug bij het volgende schooljaar; 100 nieuwe leerlingen namen in oktober 1879 echter de plaats in van de ‘vaandelvluchtigen’, zodat de normaalschool weer 130 leerlingen telde. De bisschop besliste dat de duur van de normaalstudies op twee jaar werd teruggebracht: de lessen die minder praktisch nut opleverden en de onnodige vakken werden afgeschaft. De Bisschoppelijke Normaalschool was nu een gans vrije katholieke school geworden.

Op 18 maart 1880, in deze uiterst moeilijke omstandigheden, wordt E.H. Isidoor De Sitter, sedert 1877 leraar opvoedkunde en natuurwetenschappen, directeur. Om het aantal leerlingen te doen aangroeien en hen beter voor te bereiden op de normaalschool drong hij er bij de bisschop op aan en verkreeg ook een voorbereidend jaar te mogen inrichten.

Opgeroepen om te verschijnen voor de door de liberale regering opgerichte ‘commission d’enquête scolaire’, heeft E.H. De Sitter de regeerders kranig geantwoord en zijn school verdedigd, maar tevens moedig gezwegen – niettegenstaande al de bedreigingen – daardoor te verstaan gevend dat de regering zich met de normaalschool niet te bemoeien had (25 maart 1882)

In volle schoolstrijd hadden er van 1880 tot 1884 vijf zittingen van een bisschoppelijke jury plaats voor het eindexamen:

1880: 34 kandidaten – 31 slaagden

1881: 34 kandidaten – 34 slaagden

1882: 48 kandidaten – 47 slaagden

1883: 33 kandidaten – 29 slaagden

1884: 34 kandidaten – 32 slaagden

De jonge gediplomeerden en oudere normalisten sprongen de katholieke volksscholen bij. Veel oud-leerlingen, reeds in functie, gaven hun ontslag als meester of ondermeester, liever hun geweten en de uitspraak van de geestelijke overheid volgend dan brood te eten uit de handen van de bestrijders van de Kerk. Ondertussen was de politieke toestand in het land hachelijk: de liberale fracties (doctrinairs en liberale extremisten) verscheurden elkaar vol passie. Het oprichten in 1881 van twaalf atenea en een honderdtal staatsmiddelbare scholen had de openbare schuld doen aangroeien. Verzwakt door verdeeldheid en financiële moeilijkheden werd de liberale regering door de verkiezingen van 11 juni 1884 weggevaagd. Op 27 september 1884 doet E.H. De Sitter een aanvraag om wedererkenning van de normaalschool. Door ministrieel besluit van 22 december 1884, waarvan het afschrift op 7 januari 1885 aankomt, wordt de Bisschoppelijke Normaalschool opnieuw aangenomen.

 

Van 1884 tot 1893

De gediplomeerden van 1883 – 84 worden, nadat de ongelukswet door de katholieke regering uit de weg was geruimd, erkend ‘tout simplement après examen des pièces’, terwijl de gediplomeerden  van 1880 tot en met 1882 worden erkend door de Staat ‘moyennant un examen complémentaire sur l’agriculture’. Allen slaagden. In augustus 1885 boden zich 19 kandidaten aan vóór de jury (met een afgevaardigde van de regering): ze slaagden allen. Van dit ogenblik af gaat de Bisschoppelijke Normaalschool haar stoffelijke en pedagogische bloei ononderbroken tegemoet. In dit verband moeten we bijzonder vermelden de vérstrekkende invloed die door het eerste (eentalig) Nederlands opvoedkundig tijdschrift ‘Het Katholiek Onderwijs’ (verschenen in het jaar van de schoolstrijd 1879!) werd uitgeoefend. Het heeft tot in 1914 (uitbreken van eerste wereldoorlog) honderden katholieke onderwijzers in Vlaanderen geïnspireerd en hun algemene en vakkundige opleiding gediend. Het zijn de leraars van de Bisschoppelijke Normaalschool geweest die, vooral onder de stuwing van E.H. Amaat Joos en dhr. Jan De Smedt, dit pedagogisch orgaan tot hoge bloei brachten. Ondertusen breidt ook het gebouwencomplex in de Kasteelstraat zich uit: in 1887 worden washuis, knechtenzaal en kolenmagazijn bijgebouwd. Van juli tot november 1888 worden dank zij 27 ca terrein-afstand door pastoor De Meerleer, oefenschool en gymnastiek verbouwd en uitgebreid. In 1894 komt een klas voor tekenen en handenarbeid bij en twee jaar later wordt de speelzaal veranderd in muziekzaal met pianokamertjes (op haar beurt afgebroken einde 1954). In 1897 komt een serre naast de muziekzaal, wordt de voorgevel aan de Kasteelstraat verlengd met een dienstpoort en wordt de ruime slaapzaal vergroot. Het volgend jaar kan een aanzienlijk stuk hof worden bijgekocht. Al die stoffelijke uitbreiding dagtekent evenwel van de periode toen de normaalschool haar zesde directeur had gekregen in de persoon van een leraar, die reeds van 1880 de strijd van de normaalschool had meegeleefd, E.H. Amaat Joos. Deze werd door mgr. Stillemans tot directeur benoemd op 29 december 1892.

Van 1893 tot 1914 (directoraat van kanunnik Amaat Joos)

Het aantal leerlingen bedroeg 161 toen E.H. Joos directeur De Sitter opvolgde. Op 16 februari 1893 wordt bij Min. Besluit de aanneming van de Bisschoppelijke Normaalschool behouden onder E.H. Joos. Door het reglement op de aangenomen normaalscholen (4-9-1896) wordt de duur der normaalscholenstudies van drie op vier jaren gebracht. De nieuwe directeur heeft zowel de materiële als de geestelijke opgang van de normaalschool betracht. Zonder zijn directoraat zou de Bisschoppelijke Normaalschool nooit het opvoedkundig uitstralingspunt geworden zijn dat ze nu is.

In 1902 komt in de kapel een nieuw orgel, terwijl het oudere naar de speelzaal-muziekzaal wordt overgebracht. Dank zij de aankoop van één der lokalen van de zondagschool, dat wordt verbouwd en heringericht, komen er ziekenkamers en een badinrichting bij.

In de loop van 1905 wordt de hof nog vergroot door de aankoop van ruim 29 a en het zuidelijk deel van het normaalschoolgebouw (zonder de slaapzaal nog) wordt in 1909 opgetrokken. Met nieuwjaar 1911 begint men aan de bouw van een nieuwe kapel (die er nu nog staat). Deze kan in mei 1912 door mgr. Stillemans worden gewijd. En nog kennen de bouwwerken geen rust: een nieuwe studiezaal (de huidige) en een grote klas worden bijgebouwd, terwijl op de plaats van de vroegere kapel twee ruime klaslokalen en een kleiner worden gemaakt met daarboven een slaapzaal en twee leraarskamers. (Deze slaapzaal en kamers werden afgebroken in 1950 om plaats te ruilen voor twee laboratoria voor scheikunde en biologie).

In het voorjaar van 1914 wordt de studiezaal opgetrokken tot de hoogte van de aanpalende vleugels: drie klassen en een slaapzaal met leraarskamers. In de zomer van hetzelfde jaar wordt een zaal voor handenarbeid nl. hout- en ijzerbewerking gebouwd (sedert jaren in speelzaal herschapen en nog tot op heden), met daarachter een gymnastiekzaal. Deze turnzaal is ongetwijfeld het enigste lokaal dat het langst zijn oorspronkelijke bestemming heeft kunnen bewaren in het steeds groter wordende gebouwencomplex van de Bisschoppelijke Normaalschool.

Het uitbreken van de Wereldoorlog 1914-18 zal voor enkele jaren de verbouwingen stilleggen.

‘Het bestuur van kanunnik Joos  was een gouden tijdperk van de Normaalschool. 35 jaar lang heeft hij haar als leraar en bestuurder zijn krachten en kostelijke ondervinding geschonken. Elk nieuw schooljaar bracht een nieuwe aangroei van het aantal leerlingen (in september 1914 waren er 303 ingeschrevenen): - de eerste gebouwen die hij reeds vergroot had waren te nauw voor het krachtige jonge leven dat er in huisde: nieuwe prachtige gebouwen rezen op – hun inrichting is een model op pedagogisch gebied.’ (Aldus De godsdienstige Week van Vlaanderen, 55e jg., van 9 november 1923)

Kan. Joos heeft niet alleen aan de stenen gedacht, maar vooral bijgedragen tot de onderwijsmethodiek, tot de opvoeding van het Vlaams bewustzijn en de liefde voor de moedertaal, tot de karakter- en godsdienstige vorming van de normalisten. Alleen voor zijn verschijning reeds had men ontzag. Het was toen ‘een ijzeren regime’, waar ‘verharding’ als leuze gold; directeur Joos werd gevreesd. En toch heeft zijn zilveren jubelfeest (1880 – 1905) bewezen hoe geëerd en bemind hij was. Niet minder dan 811 oud-leerlingen en oud-leraars schreven in op het portret van de jubilaris.

Bij dit zilveren jubileum van zijn benoeming op de normaalschool was er grote feestvreugde. In het feestlied ‘De Spitter’ (tekst van E.H. Scheiris en muziek van Am. D’Hooghe) en in een kantate (tekst E.H. Quintelier en muziek van E.H. Cooreman) werden de werkkracht en de zielesterkte bezongen van de bekwame en wijze schoolorganisator en van de pedagoog-taalkunstenaar.

Meldenswaardig is ook dat onder het bestuur van E.H. Joos met instemming van de bisschop van Gent, de Algemeen Overste van de Broeders van O.L.V. van Lourdes, zijn Broeders naar de normaalschool van Sint-Niklaas zond (1904). Na de eerste wereldoorlog zal de Broedercongregatie van de H. Hiëronymus Aemiliani (Sint-Niklaas) ook haar kloosterlingen voor hun onderwijzersopleiding naar de Bisschoppelijke Normaalschool sturen.

Kan. Joos blijft in de geschiedenis van de Bisschoppelijke Normaalschool  ‘de man van het hard labeur’ of ‘de spitter’, de plichtbewuste wroeter en koppige strijder. In de harten van zijn leerlingen grifte hij deze levensregel: ‘zijt en blijft mannen van geloof, mannen van werk, mannen van opoffering’.

Toen ons land en het katholiek onderwijs de weeën de Duitse overrompeling moesten ondervinden, hadden de normalisten E.H. Joos – enkele maanden voor zijn vertrek – horen verklaren hoe het hem speet ‘dat zijn dalende krachten niet meer konden wat zijn immer stijgende liefde steeds zou willen’.  Bij zijn heengaan in 1915 was er diepgevoeld spijt. In de afscheidsbrief van de normalisten staat er woordelijk te lezen: “Stond er wel ooit aan het hoofd van éne normaalschool een man daartoe zo wel geschikt als Gij? Neen, zonder vleierij, wij hoorden of lazen dit nimmer!... O! dat onverwacht binnenkomen in de eetzaal, die korte woorden met benepen stem ons toespraken! Wij luisterden… Naarmate wij U hoorden, neep ons hart toe; en evenals de apostelen bij Jezus’ Hemelvaart, keken we u nog na wanneer Gij reeds verdwenen waart. Dan, opeens, voelden we tranen in onze ogen komen en… we wisten maar hoe gaarne wij u zagen… als wij u verloren hadden!” 

Van 1914 tot 1918

De bloeiende normaalschool op die hoogte houden waarop kan. Joos haar gebracht had en ze loodsen doorheen de weeën en beperkingen van vier lange oorlogsjaren: dit was het reuzenwerk dat in oktober 1915 op de schouders ging wegen van E.H. Alfons Raman, leraar. Doch mgr. Stillemans die als Sint-Niklazenaar grote zorg droeg voor zijn normaalschool, had de juiste man benoemd die het werk van kan. Joos zou voortzetten. Rantsoenering brengt de voeding in gevaar; het kostgeld kan wegens de noodwendigheden der families niet meer verhoogd worden: dit alles terwijl het aantal inwonende leerlingen schommelt tussen 232 en 288. Zal men de school moeten sluiten? Zullen de normalisten hun studies moeten onderbreken? Neen, E.H. Raman had van zijn voorganger geleerd ‘zich helemaal te geven’.

In die oorlogsjaren mag echter geen naam ongenoemd blijven nl. de Bestendig  Afgevaardigde voor Sint-Niklaas, dhr. Alfons Verwilghen.

Door zijn grote invloed bekwam hij dat de Provincieraad van Oost-Vlaanderen van 1916 tot 1918 een buitengewoon hulpgeld of subsidie stemde. Daardoor was het E.H. Raman gemakkelijker geworden de normaalschool open te houden onder de bezetting, al ging dit dan met de grootste moeite.

Mgr. Seghers antwoordde aan E.H. Raman, toen deze vroeg wat hem te doen stond bij het bericht van de gedwongen ontruiming: ‘drie gestichten moeten ten koste van alles open blijven: mijn seminarie, mijn philosofie en mijn normaalschool.’ Dit bewees eens te meer het belang van de normaalschool in de ogen van de bisschop.

In 1918 (9 september) geeft de Ortskommandant bevel onmiddellijk de normaalschool te ontruimen en in te richten als krijgslazaret…

De ‘Zivilkommissar’ van Oost-Vlaanderen schrijft naar E.H. Raman in november 1917: “Gezien het feit dat er een tekort is aan gediplomeerde leerkrachten zou de school het als een plicht moeten aanzien al het mogelijke te doen om de leerlingen in het vierde jaar een wettelijk-geldig diploma af te leveren op het einde van het schooljaar 1917-18. Alleen in die voorwaarden zou de buitengewone duurtetoeslag van 0,40 fr per leerling, waarom ge gevraagd hebt in uw schrijven van 4 oktober 1917 kunnen toegestaan worden.”

Nu was einde juli 1916 Sint-Niklaas van etappengebied gouvernementsgebied geworden. Er waren reispassen nodig om zich van het gouvernementsgebied naar het etappengebied te begeven. Leraars en leerlingen konden niet met vakantie gaan zonder de onmisbare pas. Voor leerlingen uit het etappengebied werd de toelating bekomen om te Gent in het seminarie de toelatingsexamens te gaan afleggen. Het Provinciaal Bestuur, waarbij om de nodige passen voor de leerlingen uit het etappengebied werd verzocht, wenste te vernemen of het schoolbestuur de genomen en nog te nemen maatregelen voor de geldigheid van de diploma’s ging aanvaarden. E.H. Raman ging er mee akkoord. De recrutering voor de normaalschool uit gans Oost-Vlaanderen was verzekerd doordat het lerarenkorps toelatingsexamens mocht afnemen voor leerlingen van gouvernements- en etappengebied: voor de enen te Sint-Niklaas, voor de anderen te Gent.

De bezettende overheid gaf zich geen rekenschap van de moeilijkheden waarmee de schooldirectie af te rekenen had. Was de voeding in die oorlogsjaren voor de normalisten beneden peil, de directeur leed er onder. Dit bewijst zijn bescheiden getuigenis in het gedenkboek: “Het stijgen van de hoofdbestanddelen van de voeding bracht de Bestuurder in verlegenheid, zoveel te meer dat het kostgeld niet kon vermeerderd worden, gezien de noodwendigheden der familiën” (p. 66). Dan moeten we bedenken dat er in het schooljaar 1917 – 18 niet minder dan 165 internen waren en 27 externen, en dat er geen paas- of kerstvakantie was.

Op 25 oktober 1918 moest de school ontruimd voor 608  gekwetsten.   Het waren de slachtoffers van de laatste bittere gevechten: het einde van de oorlog was nakend. E.H. Raman die met de eerwaarde zusters enkele dagen in het huis van de Broeders van Oostakker, Kasteelstraat, 8, onderkomen had moeten zoeken, kon daags na de wapenstilstand terug zijn normaalschool betrekken. Na de evacuatie van de gewonden werd alles in orde gebracht en op 2 januari  1919 kwamen de leerlingen opnieuw binnen. Eén van het vierde en twee van het derde jaar waren gesneuveld in dienst van het vaderland.

In de benarde oorlogsjaren vooral zal de directeur de onschatbare hulp van geestelijk dienstpersoneel gewaardeerd hebben. In 1893 had kan.  Amaat Joos een tiental Zusters van de HH Engelen voor de normaalschool gevraagd. In september 1914, toen het zelfs voor vluchtelingen niet meer veilig was te Sint-Niklaas, was hij met een 15-tal Zusters naar Hulst gevlucht voor enkele dagen, tot wanneer op 10 oktober de Duitsers zonder vechten Sint-Niklaas waren binnengetrokken. In 1918 moest E.H. Raman met de Zusters slechts de school verlaten maar niet de stad.

Sedertdien hebben de Zusters directeurs, leraars en leerlingen onafgebroken gediend, geestelijk en stoffelijk, zodat ze – hoewel meestal ongezien – reeds meer dan een halve eeuw de geschiedenis van de school hebben meegeleefd.Zusters 1944

De jubilerende zusters voor de bunker (in 1944: 50 jaar op de normaalschool)

E.H. directeur Raman had moeten strijden voor zijn normaalschool maar had het hoofd boven water weten te houden. In de beproevingen van de oorlogsjaren had hij nieuwe moed gevonden en hij sloeg de handen aan het werk. Het aantal leerlingen nam voortdurend toe. Ze betalen nu 1200 fr per jaar (bij het begin van de oorlog 1914 was het van 400 op 450 fr gebracht).. Op 11 maart 1919 verliest de normaalschool haar modelpedagoog dhr. Jan De Smedt: de man die zijn hart legde in zijn werk en liefde voor zijn vak wist te wekken bij anderen.

In 1922 publiceert het Staatsblad het leerlingenaantal van de Rijks- en vrije normaalscholen met de Bisschoppelijke Normaalschool aan het hoofd. In hetzelfde jaar wordt het gebouw, waarmee begonnen was in de zomer van 1914, opgetrokken aan de noordwestkant van de nieuwe hof: de feestzaal wordt door mgr. Seghers in 1923, ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van de school in de Kasteelstraat, ingewijd en wegens het derde eeuwfeest van Sint-Franciscus van Sales’ dood ‘Sint-Franciscus-zaal’ genoemd.

Ze werd tevens gebouwd en uitgerust als oefenzaal voor didaktische- en modellessen. Daarboven wordt een nieuwe slaapzaal gebouwd en een kofferzolder.

Een ministerieel schrijven in 1922, betreffende de inrichting van de vierde graden, vraagt ook aanpassing van de beroepsopleiding van jonge onderwijzers: de zaal voor hout- en ijzerbewerking en handenarbeid werd zo flink ingericht dat ze, evenals de turnzaal, door de inspecteurs als model werden aangewezen.

Begin oktober 1923 waren er 5 studiejaren op de normaalschool: twee voorbereidende en drie normale (hervorming van de normaalscholen), echter niet voor lang. Vanaf oktober 1925 worden weerom 4 verplichtende jaren ingevoerd met één niet-verplichtend voorbereidend jaar.

In de oefenschool komt een nieuwe klas bij, het achtste jaar.

Van hygiënisch standpunt kwam er ook nog verbetering: een groot deel van de zaal naast de voetbadplaats (boven de studentenrefter) wordt omgevormd voor baden en stortbaden.

Wat velen niet weten of hebben vergeten is dat de naoorlogse periode voor de normaalschool echter een vruchtbare periode is geweest voor ideaalvorming. De stichting van de missiebond in 1922 is hiervoor van groot belang geweest. Zowel E.H. Raman die zijn diepe genegenheid voor de missies deed overgaan op de leerlingen, als E.H. Puylaert, proost van de missie-aktie op de normaalschool missieroepingen bevorderde… Missiefilms, missieavonden, bezoek van missionarissen en missiebisschoppen wakkeren het vuur aan bij de normalisten. De missiebond neemt op zich de stichting te bekostigen van een missiepost in Kongo: de tegenwoordige Sint-Franciscus-Salesiusparochie te Bula-Naku (Leopoldstad) alsmede twee studiebeurzen voor het seminarie te Mbata-Kiela. Het bezoek van de Scheutist-missiebisschop mgr. De Cleene (25 maart 1925) aan de normaalschool was de gelegenheid geweest tot deze prachtinitiatieven.

De normaalschool van Sint-Niklaas mocht voor haar toekomst echter rekenen op een continuïteit: een leraar en een oud-leerling, die onder directeur Raman zijn sporen had verdiend, zou deze opvolgen op 30 december 1931: E.H. Emiel Steeman. De jonge directeur -  de achtste – is bezield met plannen zoals zijn voorgangers. Gebouwen uitbreiden! Vorming nastreven! Godsvrucht verdiepen! De strenge geest milderen!

De eetzaal, tot nog toe met plankenvloer, krijgt een keramiekbevloering en eikenhouten tafels en stoelen. Een geboetseerd crucifix van de Wase beeldhouwer-kunstenaar Rob. Van de Velde wordt er aangebracht.

De kapel vraagt liturgische vernieuwing. De ijver voor het huis van God zou E.H. Steeman kenmerken. De kapel wordt geschilderd, veranderingen in het koor zoals verplaatsing van de zij-altaren, ambones i.p.v. houten predikstoel, liturgische muurbekleding en vooral het nieuw hoogaltaar (dat een offertafel moet zijn) met het tabernakel dat de vorm en de idee van een woontent moet uitdrukken, doen de kapel van aanschijn veranderen. Op 29 januari 1934 wijdt mgr. Coppieters het hoogaltaar. Het geïsoleerd internaatsleven is al grauw genoeg, vindt de directeur, er mag wat ‘speling’ komen. Opdat het ‘wat meer zondag zou zijn’  voor de normalisten, mogen ze op zondagmiddag roken en is er ’s avonds een uur speelzaal  vóór het slapengaan.

In 1937 wordt een buitengoed aangekocht, metende 2 ha, 34a, 60ca, bedoeld als speelgelegenheid, op de wijk ‘Den Hogen Kouter’. Op 12 oktober werd het in bezit genomen door de leerlingen met een voetbalmatch tussen 3e en 4e jaar (1-1)! In hetzelfde jaar wordt een begin gemaakt met het overdekken van de binnenhof, om de bezoekers van de steeds talrijker wordende leerlingen (hoogste aantal wordt bereikt in 1934-35 nl. 369!) plaats te bieden en om de ingang te verfraaien. Het wordt een wintertuin die als de schoonste plaats van het huis wordt beschouwd.   De normalisten doen van 1934 tot 1938 elk jaar een reis per radiotrein. Ja, de normaalschool is geen gesloten huis meer: de directeur steekt met zijn leraars vensters open op de buitenwereld.

Maar E.H. Steeman is ook onderwijzer en opvoeder: van 1934 tot 1938 organiseert hij in de normaalschool ‘Hogere Cursussen in de Pedagogiek’ waarvan het aantal deelnemers in 1937 even 460 bedroeg, en ‘Katholieke Opvoedingsdagen’ waarop de oud-leerlingen hun godsdienstige en pedagogische vorming konden komen aanvullen. Het was ter gelegenheid van de tweede Katholieke Opvoedingsdag dat onder zijn impuls een voorlopig comité tot stand kwam dat de oprichting van een oud-leerlingenbond op zich nam. Hieruit ontstond het tijdschrift ‘Bulletin van den Oud-Leerlingenbond Sint-Franciscus van Sales’. In 1952 zette het zijn bestaan verder onder de naam ‘Kasteelgalm’.

In maart 1938 wordt de boerderij afgebroken en de bouw van een nieuwe moderne oefenschool aangepakt.

Als geestelijk directeur der Zusters vergeet E.H. Steeman evenmin dat zij mogen delen in de uitbouw van de school. In 1939 komt het kwartier der Zusters er: nieuwe keukeninstallatie, eigen kapel, infirmerie, rekreatie- en provisiekamer, slaapzaal.

Het leek er naar of de directeur scheen zich met dit alles op iets voor te bereiden. Het was inderdaad zo: het eeuwfeest van de Bisschoppelijke Normaalschool lag niet ver meer af.

In het jubeljaar 1939 waren er 353 leerlingen ingeschreven. De feestelijkheden van het honderdjarig bestaan werden groots opgevat en flink georganiseerd. Ze werden ingezet op het patroonfeest van de school met de wijding van de nieuwe oefenschool door mgr. Coppieters, die na de liturgische plechtigheid de leerlingen op de speelplaats toesprak.

Op 13 april 1939 was het feest voor de oud-leerlingen: ze waren 660 in getal. Te talrijk voor de kapel en de feestzaal van de school zelf, werden ze voor de jubelmis uitgenodigd naar de O.L.Vrouwekerk en voor de akademische zitting, in aanwezigheid van de bisschop, in de stadsschouwburg. Een 16 mm band heeft die dag in een historisch en filmisch dokument vastgelegd.

E.H. Steeman wilde de normaalschool een blijvend aandenken schenken aan deze jubelviering en kocht een volledig stel gotische misgewaden aan samen met een kunstig-bewerkte en met onyx-versierde miskelk voor de kapel.

Op 19 maart en 20 maart hadden de leraars en de leerlingen reeds samen gevierd. Een jubelkantate (tekst van E.H. Ivens en muziek van E.H. Vandenbossche, twee leerkrachten van de school) werd bij deze feestzitting uitgevoerd.

De directeur vergat ook de ouders niet die hun zonen aan de school hadden toevertrouwd en liet ook hen delen in de vreugde van zijn jubilerende normaalschool. Op 30 mei werden al de ouders van de normalisten en leerlingen-kosters uitgenodigd: er waren 500 aanwezigen. In de feestzaal van de E. Broeders ging de opvoering door van ‘De Blinde’ en de uitvoering met orkestbegeleiding van de Jubelkantate. Daarna was het onthaal in de normaalschool aan de koffietafel. Hier werd het begin gemaakt van een deugddoende kontakt tussen gezin en school dat de tegenwoordige directeur nog duurzamer zal weten te maken.

In 1939 werd ook de KSA-Jong Vlaanderen – Sint-Franciscusbond opgericht.

Het jubeljaar zou echter niet eindigen vooraleer de dreiging van een tweede oorlog de taak van de directie en de toekomst van de school weer zou bemoeilijken.

Het begon in september 1939: 6 opgeroepenen onder de leraars en subregenten. De mobilisatie was afgekondigd… en de school telde toen 362 leerlingen, waarvan 344 normalisten en 18 leerlingen-kosters.

Er werd beroep gedaan op waarnemende priester-leraars en het jaar verliep tamelijk rustig.

1940 – 1945

Die onvergetelijke vrijdag, 10 mei 1940: de Duitsers waren andermaal ons land binnengevallen. Tegen de middag hadden al de leerlingen de school verlaten… op weg naar huis. E.H. Steeman noteerde zelf in het gedenkboek: “Het was betrekkelijk rustig te Sint-Niklaas zelf. Die vrijdag 10 mei zat ik aan tafel met aalmoezenier Zwanepoel (er was reeds een hospitaal ingericht op de normaalschool). Plotseling, te 12.40 u, worden er bommen uitgeworpen: een viel op de speelplaats, vlak naast de kapel, vijf vielen in de tuin . ’t Is één verwoesting: honderden ruiten verbrijzeld, tientallen deuren ingebeukt; geen slachtoffers… maar een droevig uitzicht.”

Op 20 mei rukten de Duitse troepen Sint-Niklaas binnen en op 24 mei stonden ze op de normaalschool, die ze als lazaret wilden ingericht zien. Daar zulks wegens de beschadiging van het bombardement onmogelijk bleek zou men er maar een opslagplaats van levensmiddelen aanleggen. Op 10 juni verlieten de Duitsers de normaalschool… maar de school heropenen zonder leraars is moeilijk… Toch komen op 13 juni de eerste leerlingen weer binnen; er wordt beroep gedaan op leraars van het Klein-Seminarie en Sint-Jozefsinstituut om de eigen leraars die nog ‘ergens in België’ of reeds in krijgsgevangenschap waren, te vervangen. Een van de leraars, E.H. Van der Eecken pas enkele maanden godsdienstleraar, was gevallen bij het bombardement van Abbeville. Dit tragisch nieuws bereikte de school pas op 7 oktober 1941.

De diploma-uitreiking voor de twee zittijden, ter wille van de naar Frankrijk uitgeweken leerlingen, had plaats op 28 oktober 1940.

De jaren van de bezetting verminderden de zorgen niet van de normaalschooldirecteur. De weerslag van de levensduurte deed zich scherp gevoelen. Om de sluikslachting van drie kleine varkens zou E.H. Steeman voor de rechtbank van Dendermonde moeten verschijnen en veroordeeld worden. Hij ging in beroep te Gent  en na het pleidooi van advocaat Lagae werd E.H. Steeman door het Hof vrijgesproken ‘omdat hij gehandeld had ten voordele van zijn studenten voor wier onderhoud hij verantwoordelijk was’.

Het kostgeld wordt tijdens de oorlogsjaren verhoogd tot 4500 fr. Het aantal leerlingen daalt in de eerste twee oorlogsjaren en blijft dalen zodat er drie leraars en één subregent te veel zijn. In 1943-44 zijn er nog 162 leerlingen.

In maart en augustus 1943 geeft de Bezettende Overheid bevel de nieuwe oefenschool te ontruimen. In september en januari zullen de Duitse soldaten nog eens weerkeren. Op 24 december 1943 wordt zonder voorafgaande verwittiging op de speelplaats een grote bunker gebouwd:  de speelplaats wordt opgebroken.

In september 1944 wordt het toelatingsexamen uitgesteld wegens de nakende bevrijding. Het zijn dagen van spanning. De eerste tankwagens van de geallieerden bevrijden de stad op 9 september. Het daaropvolgend eerste trimester kent nog een normaal verloop. Op 2e kerstdag 1944 komen de Belgische soldaten (Brigade Piron) de speel- en turnzaal bezetten samen met enkele klassen van de oefenschool.

Terwijl Antwerpen en omgeving het mikpunt worden van V-1 bommen vraagt het O.L.Vrouwcollege, bestuurd door de Jezuïeten, een viertal klassen met in het totaal 92 jonge studenten in de normaalschool op te nemen. Vijf paters met twee lekeleraars en hun leerlingen genieten enkele maanden van hartelijke gastvrijheid.

Onder de retraite van de normalisten komt de lang-verwachte V-dag: Duitsland kapituleert op 10 mei 1945. Triomfantelijk gaan de jongens op deze Victory-day naar huis in extra-congé.

Op 4 oktober 1945 verlaat E.H. Steeman de Bisschoppelijke Normaalschool. Er was onder zijn bestuur veel veranderd ten goede.

Tweede schoolstrijd

Het schooljaar 1945-46 startte op 24 september met 156 leerlingen, waarvan 14 kosters. Directeur Steeman werd op 7 oktober 1945 benoemd tot pastoor-deken te Zele en E.H. Richard Weemaes volgde hem op.

Op 1 januari 1946 startte ‘De Katholieke Schoolgids’, een nieuw pedagogisch tijdschrift als opvolger van het in 1914 opgehouden ‘Het Katholiek Onderwijs’. Het tijdschrift werd samengesteld door de oefenschoolonderwijzers en de leraars van de normaalschool. Het voornaamste doel was de eigen afgestudeerde onderwijzers navorming te geven.

De oud-leerlingenbond was na de onderbreking tijdens de oorlog weer volop in werking. Op 25 april organiseerde men de eerste oud-leerlingendag met 300 aanwezigen en in het voorjaar van 1949 schonken de oud-leerlingen op initiatief van hun bond een nieuw glasraam – ‘Jezus de kindervriend’ – voor de kapel. Dit glasraam verving het oude dat door de bombardementen was vernield.

Met het schooljaar 1950-51 startte de Middelbare Normaalschool met een letterkundige en wetenschappelijke afdeling: 20 leerlingen schreven in voor de letterkundige afdeling, geen enkele voor de wetenschappelijke afdeling. Het volgende schooljaar waren er al 9 leerlingen voor deze richting.

De kandidaat-onderwijzers keken een beetje afgunstig naar deze nieuwelingen Een van hen schreef: “Een twintigtal jonge heren lieten zich inschrijven voor de letterkundige afdeling, waaronder een tiental internen. Ze betrekken een nieuw kwartier, hebben een afzonderlijk reftertje, roken sigaretten en gaan naar de voetbal. ’t Schijnt dat ze tussendoor ook nog les krijgen en studeren”.

De oprichting van het regentaat vroeg weer om extra ruimte. Boven de grote refter werd een tussenverdieping gebouwd, zodat er 43 kamers konden ingericht worden. Er werd ook een aanvang genomen met het plaatsen van centrale verwarming.

Tijdens de plechtige sluiting van het Mariajaar op 8 december 1954 werd een beeldhouwwerk van de priester-beeldhouwer Valeer Stuyver in de buitengevel van de refter ingewijd.

De wet-Collard zorgde in 1955 voor heel wat beroering, die in 1958 met een schoolpact zou eindigen.

Het schooljaar 1956-57 startte met de oprichting van een humaniora-afdeling. In het 1e jaar waren 57 leerlingen ingeschreven. Door de aangroei van de regentenschool was er steeds meer nood aan proeflessen voor de kandidaat-regenten die nu steeds naar het College en de Broeders moesten.

Ondertussen werd op de plaats van de oude kostersschool een nieuwe regentenschool opgetrokken. Op 26 mei 1957 werden de gebouwen ingezegend door mgr. Calewaert.

Een onderdeel van het feestprogramma bestond uit een turndemonstratie door alle leerlingen o.l.v. André Van De Walle, leraar lichamelijke opvoeding.

Met de oprichting van de regentenschool en de humaniora-afdeling kwam er een nieuwe periode van expansie. De benoeming van enkele jonge lekenleerkrachten bracht een versnelde versoepeling van het schoolklimaat op gang.

Vanaf het schooljaar 1957 – 58 moesten alle rijksnormaalscholen hervormd worden. De vrije normaalscholen werden daartoe niet verplicht, maar de BNS volgde de hervormingen.

De opleiding voor onderwijzer duurde 4 jaar en begon in het huidige 4e jaar van het middelbaar onderwijs. Toen waren er 537 leerlingen op de BNS.

Uitbreidingswerken dienden zich steeds opnieuw aan. Boven de Franciscuszaal en de turnzaal werd een verdieping bijgemaakt: 7 nieuwe klassen voor de humaniora. Door de bloei van de regentenafdeling moesten er ook kamers bigebouwd worden. Ondanks al deze werken moesten steeds meer regenten een onderkomen in de stad zoeken.

Explosie oefenschool – vernieuwingen in humaniora en normaalonderwijs

Het schooljaar 1961-62 telde 1044 leerlingen: 292 voor de oefenschool, 9 kosters, 240 leerlingen in de humaniora, 266 onderwijzers en 237 regenten.

Op vraag van de oud-leerlingen van de Normaalschool werd op 26 april 1962 een gedenkplaat voor hun geliefde leraar opvoedkunde Jan De Smedt in de traphal aan de refter ingehuldigd. Jan De Smedt was de eerste lekenleraar die in de normaalschool werd aangenomen. Hij was tevens directeur van de oefenschool.

Op 8 oktober 1962 werd E.H. Roger Beirnaert, leraar opvoedkunde, voor een kortstondige periode directeur. Op het einde van de zomervakantie van 1966 werd hij namelijk secretaris-generaal van ‘De Guimardstraat’, de zetel van het katholiek onderwijs.

E.H. Georges Stuyts, sinds 1959 als godsdienstleraar aan de BNS verbonden, volgde hem op als directeur. Hij werd directeur op een moment dat de evoluties in de maatschappij in een stroomversnelling kwamen: vrijheid, inspraak, emancipatie, VSO, verminderde interesse voor het geloof. Varen in woelig water…

Vanaf 1963 werd jaarlijks een tombola gehouden voor de inrichting van het buitengoed. Men wilde het terrein beplanten, sportvelden aanleggen en een accommodatie uitbouwen (klaslokalen, een refter).

Voor het internaat van de humaniora bouwde men in 1964 kamers boven op de lagere oefenschool. De audiovisuele middelen, zoals televisie en een taallabo voor het vreemde-talenonderricht, deden hun intrede. De oefenschool kende een explosie zodat men ook daar aan uitbreiding toe was. Voorts werd de refter vernieuwd en de bibliotheek uitgebouwd met vergader- en klasruimte.

Vanaf het schooljaar 1967–68 werd het normaalonderwijs op 5 jaar gebracht. Een eerste cyclus van 3 jaar omvatte het programma van hoger middelbaar onderwijs. De tweede cyclus duurde twee jaar. Hierin kreeg de leerling zijn specifieke onderwijsvorming.

In september 1968 startte de oefenschool met een wijkafdeling in de Watermolenwijk.

Op hetzelfde moment werd ook de nieuwbouw voor de jongens van het Bijzonder Lager Onderwijs geopend. Het BLO was reeds een 10-tal jaren opgericht in Sint-Niklaas als een gemengde school. Door de grote uitbreiding werden in 1966 de jongens en de meisjes in twee afdelingen gescheiden met een eigen directie. Moeder Normaalschool besliste te zorgen voor deze kinderen en een nieuwbouw werd opgericht.

Voor de humaniora werd de afdeling Menswetenschappen opgericht, die leerlingen een meer gerichte voorbereiding gaf tot verdere studies voor een pedagogisch of sociaal beroep.

De opleiding voor onderwijzer en regent werd in 1970 ‘Pedagogisch Hoger Onderwijs’ met een tweejarige opleiding na de humaniora.

100 jaar in de Kasteelstraat en stilaan kentering

In 1971 werd de speelschaar Clemens Non Papa opgericht o.l.v. Pol Verstraete. Dit ensemble trad regelmatig op bij feestelijke gelegenheden zoals vieringen en diploma-uitreikingen.

1972 was een jaar van naarstigheid: in samenwerking met de Normaalschool van O.L.Vrouw-Presnetatie werd het ‘Pedagogisch en Didactisch Centrum Waasland’ opgericht met als doel pedagogische en didactische bijscholingen en onderzoek te organiseren. De BNS werd Unesco-school, 1 van de 900 scholen over de wereld die samen een inspanning wilden leveren om de vrede en de samenwerking tussen alle volkeren te bevorderen. Het eerste bouwkamp werd gestart onder de naam ‘Marhaben’ (welkom).

13 oktober 1973: de BNS was 100 jaar in de Kasteelstraat. Dit werd gevierd met een optocht van leerlingen en leerkrachten in oude klederdracht, voorafgegaan door een fanfare.

Op 1 januari 1975 werd E.H. Eduard De Witte de nieuwe directeur. Hij was superior van het Sint-Hendrikscollege te Deinze. Daarvoor had hij 17 jaar les gegeven in de BNS. Zijn periode werd gekenmerkt door zijn inzet opdat ieder zich goed zou voelen op school, zowel studenten als leerkrachten. Hij stond dicht bij zijn leerkrachten en volgde intens de vreugden en problemen van hun gezinsleven mee.

Weldra werd hij geconfronteerd met bezuinigingsmaatregelen, het niet meer uitsluitend verbonden zijn van de afdeling menswetenschappen aan de normaalscholen, een periode van ontrading door de overheid tot het volgen van pedagogisch onderwijs wegens overtalligheid, fusie door rationalisatie en hieruit volgend een dalend aantal leerlingen en reaffectaties.

Vanaf 1979 werden ‘postgraduate’ cursussen ingericht. De eerste Babbel- en Knabbelavond voor de oud-leerlingen ging door in november 1980. In 1984 werd de duur van het pedagogisch hoger onderwijs op 3 jaar gebracht en in 1985 werd onder leiding van directeur Paul Geerinck de BLO-afdeling omgevormd tot een type-8-school met als naam Jonatan (Zeemeeuw). Deze school richtte zich naar normaal begaafde kinderen met leerstoornissen

Er werd een uitgang in de Aerschotstraat gemaakt, zodat de personeelsleden niet meer met hun wagens over de speelplaats moesten rijden om de parking te bereiken.

Tussen hoop en vrees

Op 1 september 1987 werden de onderwijzers- en regentenopleiding van de Bisschoppelijke Normaalschool en van O.L.Vrouw-Presentatie gefusioneerd. De nieuwe school behield twee vestigingsplaatsen: Kasteelstraat voor de opleiding tot onderwijzer en onderwijzeres en de Plezantstraat voor regent en regentes.

Na 148 jaar hield de oude Bisschoppelijke Normaalschool op te bestaan. De lagere oefenschool Sint-Franciscus bleef zelfstandig.

De humaniora bleef bestaan onder de nieuwe naam: Humaniora Sint-Franciscus, later Sint-Franciscuscollege. Vol enthousiasme werd Paul De Meulenaer directeur.

Een nieuw dynamisch oudercomité werd samengesteld. Hun eerste verwezenlijkingen waren de verfraaiing van de speelplaats en de organisatie van een jaarlijks succesrijk Mosselfeest.

Het schooltijdschrift ‘Infra’ zag het levenslicht en projectweken werden ingericht.

Het tijdschrift ‘Kasteelgalm’ van de oud-leerlingenbond van de Bisschoppelijke Normaalschool gaf in de winter van 1988 zijn laatste nummer uit.

De ‘erosie’ van het leerlingenaantal was toen al begonnen. Hoeveel vergaderingen zijn daar niet aan gewijd, hoeveel hoofdbrekens (waarom? Waardoor?), hoeveel pogingen om het tij te doen keren. Inderdaad: Menswetenschappen – jarenlang een trekpleister geweest tot in West-Vlaanderen – was niet langer exclusief voor de (normaal)school; de loskoppeling van humaniora - pedagogisch onderwijs verminderde de ‘aanzuigkracht’ waarvan de humaniora tevoren kon profiteren; steeds minder kwamen leerlingen van de ‘buitengemeenten’ naar ‘de stad’ voor hun middelbare studies, enz. Sommige van deze factoren waren ook voor andere scholen herkenbaar, andere niet …

Hoe dan ook: op 1 september 1989 ging het eenheidstype van start.

Tijdens de zomer van 1992 is men begonnen aan het vernieuwen van de koepel van de wintertuin en aan de renovatie van de binnenruimte. Op de Open Monumentendag van 13 september konden de bezoekers er genieten van een tentoonstelling van de kunstenaar Herman Van Snick en Ingrid Rosschaert.

Stroomversnelling

Op 1 september 1992 fusioneerde de 1e graad van het Sint-Franciscuscollege met het Sint-Jozef-Klein-Seminarie. Een jaar later volgden de 2e en de 3e graad. De ‘KAS’ werd een tweede vestiging van het College, waar men een volledige cyclus kon doorlopen, maar niet in alle richtingen.

Op 1 september 1997 ging de lagere oefenschool Sint-Franciscus een fusie aan met de lagere school O.L.Vrouw Presentatie. De overgang gebeurde in 2 fasen: op 1 september 1998 gingen de klassen 1, 2, 3, 4 en de wijkschool naar de Presentatie en op 1 september 1999 volgden de klassen 5 en 6.

Op 22 april 1994 werden de gebouwen in de Collegestraat door brand getroffen. Een deel van de lokalen van de lagere school werd vernield. De leerlingen van 3C, 4e, 5e en 6e leerjaar werden ondergebracht in de vrijstaande lokalen in de Kasteelstraat.

In 1999 vordert de nieuwbouw in de Collegestraat. Op 30 juni sluit de humaniora in de Kasteelstraat haar deuren en vertrekt naar de hoofdschool. De klassen van de lagere school van het College volgen iets later.

De Bisschoppelijke Normaalschool zal dan ECHT ophouden te bestaan.

                                                            {gotop}