Bouwkamp 1976 Menzel-Ennour Tunesië

En uit dat ganse land, één dorp, MENZEL-ENNOUR. Het dorp met zijn ruim 6000 inwoners, met zijn 1030 schoolgaande kinderen, met zijn gelijnde straten waar de kippen en konijnen vrij rondlopen. Niet zo heel ver van Monastir en Sousse.

Een dorp zoals veel andere in Tunesië. Waar de vrouwen de huishouding beredderen en werken op het veld.

Waar de mannen 's avonds een zee van tijd hebben om te praten en te lachen rond hun onmisbaar theeketeltje.

Waar de schoolbengels hun tijd doden met allerlei kattekwaad, met voetballen, ruziemaken en haarkepluk of de kudde schapen en geiten door de velden volgen, hooggezeten op een onwillige ezel die het hard te verduren krijgt.

Waar een verzengende hitte ligt te trillen en te golven en alle leven lam legt tot de zon wat dieper gaat schuiven.

Waar lastige vliegen je siësta komen vergallen.

Waar het zo dorstig kan zijn en waar de sappige pastèque zo overheerlijk kan smaken.

Waar de dichte kruinen van de ontelbare olijfbomen wat schaduw bezorgen aan al het levend gewemel tussen de harde aardkluiten.

Waar metershoge cactussen en agaven de velden afbakekenen.

Waar ook heel wat armoe bestaat omdat de werkgelegenheid niet zo groot is.

Waar veel goede wil is die niet altijd kan geconcretiseerd worden omdat de financiële mogelijkheden ontbreken.

Waar de mensen niet gespaard blijven van veel huidziekten, spijsverteringskwalen en alle ziekten die eigen zijn aan volken in volle ontwikkeling. Een dorp dat een nieuw dispensarium nodig heeft.

1976bouwgezellenEn in dat land kom je dan pardoes binnenwaaien met een ganse groep bouwgezellen, meisjes en jongens, allen vrijwilligers die hun reis- en verblijfskosten zelf betalen. Allemaal zijn ze vertrokken met hun eigen gevoelens, hun ideeën over ontwikkelingssamenwerking, hun verwachtingen en hun vraagtekens.

Wat gaat het daar worden in Menzel-Ennour?

Zeker geen toeristische uitstap.

Dat merk je al dadelijk als je de vlieghaven van Tunis verlaat. De vakantiegangers verdwijnen in de autobussen; de bouwgezellen klauteren in hun camion en zingend beginnen ze hotsenbotsend aan hun nachtelijke trip van 180 km. De morgen zit al in de lucht als ze hun bestemming bereiken. De voorwacht heeft nog niet alle bedden 'slaapklaar' gemaakt. Geen gezeur. Een stromatraske op de vloer smaakt ook.

Bij het ontwaken verklappen de nieuwe geuren en geluiden dat je op Afrikaanse grond bent. 't Is nog vroeg en de zon staat reeds hoog te branden. Je bent aan het avontuur begonnen.

Het harde werk duldt geen dromerijen. Aanpakken, zeg! Elke dag opnieuw dat lastig wakker worden, van zes tot elf 's morgens en van halfvijf tot halfacht 's avonds het labeur op de werf.

Tussendoor een welgekomen schafttijd, een verfrissende duik in de Middellandse Zee, een versterkend middagmaal, een broodnodige siësta, een gezellig avondmaal. Een lange bonte avond met vertellingen, brieven en kaartjes schrijven, zingen, kaarten, lol maken, contacten leggen met de plaatselijke bevolking in het enige dorpscafé of zo maar gaan buurten...

Van ongeschoolde losse werkman word je in de handomdraai van drie weken, omgetoverd tot een vlotte ijzervlechter, metselaar, plafonneerder, elektrieker, schilder, vloerder, loodgieter...

Nee, geen twaalf stielen en dertien ongelukken. Vooral de ongevallen wil men vermijden. Ieder werkt volgens zijn eigen kunnen en tempo. Dit laatste wordt dikwijls overdreven omwille van het welbepaalde doel: binnen de voorziene termijn moet het dispensarium af zijn. Je weet wat er op het spel staat. De zieken van Menzel-Ennour verwachten er veel van en het thuisfront duldt geen beuzelarijen. Geen half werk.

En dan wordt er gezweet!

1976plakkaatOf je nu in de schaduw werkt, of je nu grint moet opscheppen in de volle zon: zweetdruppels trekken waterstraatjes over je rug, je armen, je ganse lichaam.

 Dan kan je wel eens suffend op 'n stapel bakstenen gaan uitblazen, en zie je meteen hoe die groezelige aalvlugge bengels met een lege cementzak wegritsen, zie je ook het armoedig bestaan om je heen en ben je uiteindelijk blij dat je hier iets positiefs aan 't doen zijt. De vermoeidheid valt weg.

Je vergeet de vermoeidheid als je 's avonds door de gastvrije Tunesische families uitgenodigd wordt op een uitgebreide lekkere maaltijd. Je maakt er kennis met hun gemoedelijkheid, hun belangstellende vragen, hun welgemeende hartelijkheid, hun dankbaarheid omdat je met de ganse groep naar Menze-Ennour bent gekomen.

1976dispensariumEn dan is het zo ver. Het dispensarium is af!

Het wordt overgedragen aan de plaatselijke bevolking. De hogere autoriteiten worden opgewacht door een folkloristische groep met tamboerijnen en schalmeien, versterkt door het plaatselijk 'knapenkoor'. Er wordt een haag gevormd door enkele honderden bewoners. De overgelukkige bouwgezellen vind je overal.

Hier en daar wordt vlug een traan weggepinkt als de gedenksteen ingemetseld wordt. Tijdens de geïmproviseerde receptie wordt het een echte verbroedering. Gaan we morgen nu echt naar huis? Niet te geloven. Onvergetelijke groep. Onvergetelijk verblijf. Onvergetelijke mensen.

Het was veel meer dan een droom...

Tor met de snor

 

Bouwkamp 1976 Gent

In 1976 werd, naast het bouwkamp in Tunesië, opnieuw aangeknoopt bij de vroegere traditie van binnenlandse kampen. Kleine groepen, bestaande uit studenten en één of twee leraars, werkten in Gent.

Een eerste groep was ingeschakeld in een bouwordeproject in Twaalfkameren te Gent, nl. de restauratie van een 'beluik', dat is één van de vele typische Gentse steegjes. Dit beluik was pas aangekocht door de 'Fraterniteit van de Boodschap', een kristelijk geïnspireerde organisatie met een volwassenengroep, een jongerengroep (Ichtus), een gemeenschap van vrouwelijke religieuzen en de redactieploeg van de tijdschriften Emmaüs en Communio. Het beluik moet na de afwerking een oase van stilte worden. Enkele oude mensen die er nu wonen krijgen er eerst een gemoderniseerd huisje. De rest van de 32 huisjes zijn grotendeels bestemd voor de Fraterniteit. Een aantal woningen zullen als 'sashuis' fungeren voor de tijdelijke opvang van sociale noodgevallen.

Met de medewerking van enkele vaste bouwgezellen en enkele leden van de Ichtus-proep, hadden we de eer als eerste ploeg te starten. Vooreerst was het nodig uit verschillende huisjes massa's jarenoud stortvuil uit te mesten, dat soms tot het plafond reikte. Nadien moest oud bezetsel van de muren afgekapt worden. De stofferigheid kon ons de werklust niet ontnemen. Tijdens de gezellige avonduurtjes werd het overtollige stof trouwens op behoorlijke wijze doorgespoeld. De laatste avond had het karakter van een bezinningsavond over de betekenis van het project.

De tweede week was de groep (gedeeltelijk bestaande uit nieuwe krachten) verwacht in een tehuis voor sociaal gehandicapten in de Kiekenstraat (Gent). De kinderen vertrokken op kamp toen wij er arriveerden.

Ons werk bestond in het opkalefateren van een ontspanningszaal: muren, plafonds en ramen afschuren, plamuren, schilderen... Ook hier werd gewerkt in een vriendschappelijke sfeer, terwijl de zusters van het tehuis hun best deden om ons te verwennen. We mochten tevreden zijn over het gepresteerde werk. 's Avonds, na een plons in het zwembad van een school te Melle, liep het gewoonlijk uit in een partijtje kaart of biljart of in een stukje 'toeristische verkenning' van Gent. Wat geen beletsel was om 's morgens weer fris op de stellingen te staan.

We hebben aan het voorbije bouwkamp veel gehad. We zijn mekaar anders gaan kennen en waarderen. Als vrienden namen we van mekaar afscheid.

M.M.

 

Bouwkamp 1976 Ghoy (Wallonië)

Ook in Ghoy werd er flink werk geleverd, gedurende veertien dagen van de grote vakantie. Ghoy is een klein dorpje in het noorden van de provincie Henegouwen, een vijftal kilometer vóór Lessines.

Een paar jaar geleden vestigden zich aldaar in een oude brouwerij een kleine gemeenschap van een viertal kloosterzusters onder de naam van 'Ermitage Paix Notre Dame'. Het opzet van deze gemeenschap is, eenzaamheid zoeken in een soort kartuizerleven: eenzaam en verstorven zijn, gans aan God gewijd en toch ook door gebed, boetvaardigheid, beschouwing en geschriften het heil van medemensen bevorderen. Zij voelen zich aldus volgens hun 'Bulletin Bimestriel', die zij als kleine gemeenschap binnen de orde van de 'Soeurs Ermites de la Sanctification Universelle', verspreiden, in het spoor van de grote kluizenaars als Johannes van het Kruis en een Dionysius, Kartuizer.

Het lijkt misschien op 't eerste gezicht allemaal een beetje overtrokken, maar de toekomst zal het uitwijzen of het dynamisme van 'Soeur Elisabeth', de zusteroverste aldaar, het zal halen. In ieder geval, nadat er vorige vakantie een groepje bouwgezellen van het Sint-Jozefscollege op één van de verdiepingen van de brouwerij enkele cellen in hout aftimmerden, werd nu door ons op het gelijkvloers met steen en mortel een aanvang gemaakt om twee 'Ermitages' te bouwen...

De eerste week van dat 'O, zo zonnige verlof!' vertrokken enkele (juist geteld acht) dappere knapen uit het eerste Wetenschappen (thans 4e A.S.O. genaamd) naar Ghoy. Sommigen deden het per fiets (oef... zo'n 80 km) anderen riskeerden het per autostop... ('n Golf-Volkswagen, vroeger donkerblauw) en nog anderen namen de veilige rust en zekerheid van een 'boemeltrein' met vele overstappen. Met een luid 'Voilà la Providence! ' van de zusters werden wij verwelkomd. Het werk was zeer verscheiden: een deurgat kappen in een muurgewerf van één meter dik, fundering gieten voor een eerste ermitage, een uitsprong opmetsen voor een andere kluis, (een vergrote garage met twee vensters en een deur), binnenin de grond uitgraven om een trapje van een drietal treden tussen de sacristie en de kapel in wording, te betonneren. De dagen schoven voorbij... en de muurtjes rezen omhoog: "Ca monte, ça monte!" riepen de zusters telkens opnieuw. Weldra had ook bijna iedere bouwgezel de knepen van 't metselvak onder de knie.

De avonden werden afwisselend gevuld met biljarten, zwemmen, wandelen of kaarten... Allen zijn we heelhuids doot dit werkkamp geraakt: ja, lichamelijk wel vermoeid, maar geestelijk fel verrijkt.

K.C.