Bij het heengaan van Willy Braekman (1931-2006): een volkskundige in het spoor van een beproefde onderzoekstraditie

Te Gent is op 1 februari 2006 prof. em. dr. Willy Braekman, de nestor van de redactieraadsleden van Volkskunde, na een heelkundige ingreep geheel onverwacht van ons heengegaan. Hij werd op 4 oktober 1931 geboren te Sint-Lievens-Houtem, een dorp waar hij zijn hele leven sterk aan gehecht bleef. Gent heeft echter zijn hart gestolen. Dat is te begrijpen. Wie, zoals Willy, geboeid wordt door de historische volkscultuur, vindt in deze stad met haar volkswijken, antieke gebouwen, wekelijkse prondelmarkt en niet op het mondje gevallen bevolking oneindig veel aanknopingspunten met het collectieve verleden van gewone mensen. Nog het liefst liep Willy - meer romanticus dan men zou vermoeden - door zijn stad wanneer het mistig was, omdat zij zich dan, volgens hem, op de meest authentieke wijze toonde.

Reeds als tiener trok Willy geregeld  naar de Arteveldestad. Begeleid door zijn vader die onderwijzer en lokaal-historicus was, bekwaamde hij er zich in de archiefdepots en de universiteitsbibliotheek in het ontcijferen van oude geschriften. Te Gent ook studeerde hij Germaanse filologie, leerde er zijn vrouw kennen, kreeg er een betrekking aan de universiteit en doctoreerde er in 1967. Zelfs nadat hij tot professor in de Universitaire Faculteiten Sint-Aloysius te Brussel aangesteld was, bleef hij met zijn gezin in het Gentse wonen.

Zelf leerde ik Willy Braekman pas op latere leeftijd kennen, ruim tien jaar geleden, na mijn opname in de redactieraad van Volkskunde. Ik bezat toen al wel enkele boeken van zijn hand en vermoedde de omvang van zijn wetenschappelijke productie op basis van de bibliografie in de Cultuurhistorische Caleidoscoop die in 1992 bij zijn emeritaat uitgegeven was. De volle betekenis en waarde van zijn gevarieerd oeuvre drong pas ten volle tot mij door nadat Willy mij - in wie hij een verwante ziel erkende - enkele kilo's boeken en overdrukjes geschonken had.

Het is zeer de vraag of men in de geschiedenis van de volkskunde van het Nederlandse taalgebied iemand zou kunnen aanwijzen die een even grote werkkracht én eruditie als Willy Braekman aan de dag heeft gelegd bij het editeren van historische teksten in verband met volkscultuur. Willy's prestaties terzake stoelen op een kostbare en ook in de toekomst te koesteren onderzoekstraditie die in Vlaanderen teruggaat tot de pioniers van de volkskunde-avant-la-lettre: Jan Frans Willems, Ferdinand Snellaert en Hoffmann von Fallersleben. Met dien verstande evenwel dat genoemde voorgangers vooral, zoniet uitsluitend, literaire bronnen uitgaven, waar Willy zowel aandacht besteedde aan artes-literatuur en toverspreuken als aan letterkundige teksten van uiteenlopend allooi.formules

Inzake artes-literatuur drukte Willy Braekman de voetsporen van de Gentse taalkundige Willem de Vreese die in 1894 de eerste (en enige) aflevering liet verschijnen van de Middelnederlandsche geneeskundige recepten & tractaten, zegeningen en tooverformules. Op dit terrein publiceerde Willy twee lijvige door de Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde bekroonde boekwerken: Middelnederlandse geneeskundige recepten (1970) en Medische en technische Middelnederlandse recepten (1975). Daarnaast verzorgde hij talrijke minder omvangrijke tekstuitgaven van 'Fachliteratur' in de door hem gecreëerde reeks Scripta, Mediaeval and Renaissance Texts and Studies en in tal van tijdschriften, waaronder Volkskunde. Het betrof zowel teksten over visserij, jacht, vechtsport, tuinaanleg, plantkunde, kookkunst, wijnkunde, muziek, alchemic, edelsmeedkunst, het maken van miniaturen, schilderen, etsen, lederbereiding en ververij als over veeartsenijkunde, chirurgie en geneeskunde. Dit brede spectrum noodzaakte hem zich te verdiepen in al die disciplines, wat hem een fenomenale belezenheid bezorgde.

In 1964 verscheen van Jozef van Haver Nederlandse incantatieliteratuur, een gecommentarieerd compendium van Nederlandse bezweringsformules. De auteur had daartoe alle tot dan toe in boeken en tijdschriften gepubliceerde bezweringsformules bestudeerd. Willy Braekman wenste verder te gaan dan dat. Hij trok ruim dertig jaar van handschriftenkabinet naar handschriftenkabinet, van archief naar archief, op zoek naar onuitgegeven incantamenta. Dat resulteerde in het door de Academie bekroonde en in 1997 uitgegeven standaardwerk Middeleeuwse witte en zwarte magie in het Nederlands taalgebied. Gecommentarieerd compendium van incantamenta tot einde 16de eeuw (1997). De grote hoeveelheid geconsulteerde handschriften, in binnen- en buitenland, maakt duidelijk dat voor Willy geen inspanning te zwaar was wanneer het erop aan kwam een zo volledig mogelijk gegevensbestand te verzamelen. Hoeft het gezegd dat hij, naast dit volumineuze werk, nog een indrukwekkend aantal kleinere publicaties over magie en aanverwante onderwerpen op zijn actief heeft staan?

Met het heruitgeven en wetenschappelijk becommentariëren van zestiende-eeuwse volksboeken sloot Willy Braekman eens te meer aan bij al beproefde volkskundige onderzoekstraditie. Op dit terrein had hij een waardige voorloper in de Nederlander G.J. Boekenoogen die in het begin van de twintigste eeuw zijn sporen verdiende met een achttal titels in de reeks Nederlandsche Volksboeken van de uitgeverij E.J. Brill. In tegenstelling tot Boekenoogen beperkte Willy zijn aandacht niet tot middeleeuwse prozaromans, maar editeerde hij ook raadselboekjes en informatieve werkjes zoals De Sak der Consten.

Populair beeldmateriaal boeide Willy Braekman. Geen wonder dat hij een aantal artikels aan 'mannekensbladen' en devotieprenten wijdde. Gelukkig was hij over de opname in Volkskunde (1997) van zijn met uitslaande koningsbrieven geïllustreerde bijdrage over Driekoningenavond. Hij schiep, als onverdroten speurder, ook plezier in het leveren van onuitgegeven aanvullingen bij de naslagwerken van Emile van Heurck en van Maurits de Meyer over volkse grafiek.

Het traditionele volkslied behoort sedert de achttiende eeuw, toen Johann Gottfried Herder er een weerspiegeling van de volksziel in meende te herkennen, tot de geprefereerde onderzoeksterreinen van de volkskunde. Het element marktlied daarentegen werd in het onderzoek naar de zangcultuur lange tijd stiefmoederlijk behandeld. Het duurde tot in 1890 vooraleer iemand, namelijk Pol de Mont, aandacht vroeg voor de marktliederen en de 'componisten' aan wie ze te danken zijn. Vanaf de vroege jaren zeventig heeft Willy Braekman talrijke kortere en langere bijdragen (meestal vergezeld van één of meer tekstedities) aan dit onderwerp gewijd. Hij nam tevens de ondankbare maar hoogst nuttige taak op zich oude in openbaar bezit sluimerende verzamelingen liedbladen te inventariseren. Een inderdaad ondankbare taak, omdat dit soort werk niet de meest leesbare en voor tijdschriftuitgevers dus niet de meest gegeerde bijdragen oplevert.

In 1990 publiceerde Willy Braekman Hier heb ik weer wat nieuws in d'hand, Markliederen, rolzangers en volkse poëzie van weleer. De recensent in het Nederlandse Volkskundig Bulletin, Louis Peter Grijp, bleek een tikkeltje teleurgesteld. Hij had van de Vlaamse specialist terzake een synthese verwacht, en die vond hij in dit boek niet. Misschien wel als antwoord op Grijps opmerking schreef Willy in het voorwoord bij zijn volgend boek Spel en kwel in vroeger tijd (1992): "Elk van de hiernavolgende case-studies reveleert hoeveel cultuurhistorisch belangrijk materiaal nog in archieven en in efemerisch drukwerk in bibliotheken op ontdekking, inschatting en duiding wacht, vooraleer men voor elk onderdeel aan een quasi-finale synthese toe zal zijn".

Beseffend hoe zeldzaam diegenen zijn die de vereiste moed en het onontbeerlijke doorzettingsvermogen bezitten om in bibliotheken, archieven en musea verbeten te blijven zoeken naar de ontbrekende schakels uit het grote verhaal van de West-Europese cultuurgeschiedenis, wenste Willy het historisch bronnenmateriaal dat hij te voorschijn toverde zo snel mogelijk onder de aandacht te brengen van geïnteresseerde onderzoekers en lezers.

De schroom om, vooruitlopend op mogelijke nieuwe ontdekkingen, tussentijdse syntheses te formuleren, was kenmerkend voor de ernst en behoedzaamheid van Willy Braekman. Die terughoudenheid was een rechtstreeks gevolg van het feit dat hijzelf, als onvermoeibare en enthousiaste vorser, nog geregeld teksten en prenten op het spoor kwam die onvermoede perspectieven openden.

Inzake Middelnederlandse bezweringsformulieren is Willy op een bepaald ogenblik tot het besluit gekomen alles geconsulteerd te hebben wat te consulteren viel en ging hij wél over tot het redigeren van een meesterlijke synthese. Daaraan danken wij nu een moeilijk te evenaren standaardwerk over de witte en zwarte magie en over de culturele en maatschappelijke context waarin deze 'kunst' in de middeleeuwse Nederlanden beoefend werd.

De rijkdom en de veelzijdigheid van de intellectuele nalatenschap van Willy Braekman zijn verbluffend. Het door hem nauwgezet verzamelde materiaal en de door hem nieuw aangebrachte cultuurhistorische inzichten zullen nog in lengte van jaren stof  leveren voor de beoefenaren van de historische volkskunde.

(A.K.L. Thijs, in het tijschrift VOLKSKUNDE, tweemaandelijks tijdschrift voor de studie van de volkscultuur, 10e jg, 2006, nr 1)

 

 

 

{gotop}