Wintertuin: kunsthistorische betekenis

De wintertuin, oorspronkelijk een buitentuin, werd overkoepeld in de jaren 1937-1938. De reden dat men toen gaf voor deze verbouwing was tweeledig: vooreerst wilde men de 'bezoekers' meer ruimte geven. Die 'bezoekers' waren ouders en familieleden van de toenmalige internen van de school. Anderzijds wilde men ook van de ingang een meer imposante en fraaie ruimte maken.

Tijdens het interbellum, de periode tussen de twee wereldoorlogen, was de stad Sint-Niklaas in volle expansie. Enerzijds hadden de verwoestingen van WOI een gedroomd werkterrein geschapen voor progressieve architecten en anderzijds waren veel welvarende bedrijven aan uitbreiding toe. Ook handelaars en rijke industriëlen bestelden nieuwe woonhuizen en Sint-Niklaas liet gretig de toenmalige nieuwe vormentaal toe, namelijk de Art-Deco. Sint-Niklaas had namelijk op stilistisch vlak zeker geen eigen traditie waaraan in andere steden soms met een zekere verbetenheid werd vastgehouden.

De wintertuin werd in Art-Decostijl opgetrokken, weliswaar met de beperking dat deze stijl moest geïntegreerd worden in het bestaande neo-classicistische gebouw. Vandaar dat dit dus een sobere verwerking werd van de Art-Deco.

Art-Deco was niet zozeer een typische architectuurstijl, maar veeleer een 'stijl' die ook werd toegepast op de architectuur (zoals hier).

Algemeen was de Art-Deco een reactie op de soms overdreven decoratieve smaak van de Art-Nouveau. Het belangrijkste stijlkenmerk van de Art-Deco is de stilering, de beheerste soberheid, de expliciete voorkeur voor een eenvoudige geometrie, en dit als reactie op de asymmetrische zweepslaglijnen van de Art-Nouveau.

Deze kenmerkende elementen, nl. de contrasterende materialen en de voorkeur voor geometrische motieven zijn duidelijk in de wintertuin aan te tonen.

Vooreerst het centraal element: de glazen lichtkoepel als blikvanger. Hier merk je duidelijk de voorkeur voor streng geometrische patronen. De glaspartij is samengesteld uit een decoratief spel van rechthoeken en driehoeken in alle mogelijke variaties. Hoewel dit geheel vrij streng en sober overkomt, moet men hierbij toch de verbeelding even laten werken, want oorspronkelijk waren hier contrastrijke kleuren in verwerkt om een decoratieve speling in het vlak te bekomen.

Reminiscenties hieraan zie je in de glas-in-lood-ramen aan de kant van de eetzaal, waarin geometrische verdeling wordt herhaald. Tevens zie je daar ook voorbeelden van stilering: centraal de initialen van de school: BN (Bisschoppelijke Normaalschool) en aan weerszijden de gestileerde vogel (pelikaan), fontein, mand met brood en vissen: symbolen van geloof en de eucharistie.

Kleurcontrast, zoals de Art-Deco voorschrijft, vind je nu helaas niet meer terug in het glasgewelf, maar wel in de vloer: rode en zwarte tegeltjes in een verrassend contrast met blauwe tegels, alles trouw in een strakke lineaire structuur aangebracht.

Ook materiaalcontrast zorgt voor kleurvariatie: let op de geglazuurde tegels, de okerkleurige bakstenen rondom de tuin, de zwarte granieten sokkel van de wit gecementeerde pijlers. Met deze sierlijke pijlers heeft men het strenge geheel wat willen verzachten, vooral door het decoratief effect van een zachtglooiend kapiteel gesteund op een drievoudige overkraging. Dit motief vind je terug aan weerszijden van de ingangsdeur en het vormt een bindend element voor de gehele ruimte. Ook de hoeken worden gemarkeerd door dezelfde pijlers.

De inkomdeur zelf is weer streng geometrisch van opzet. Hier herken je de typische roedeverdeling in de ramen waarin glas-in-lood zorgt voor een decoratief kleurenspel.