Monnik Joannes (Valerius) Mertens

Valère Mertens werd geboren te Elene op 17 november 1907. Zijn ouders zijn Kamiel Mertens en Maria Den Tandt.

Joannes Mertens
Valère behaalde het onderwijzersdiploma aan de Bisschoppelijke Normaalschool van Sint-Niklaas in 1926 en gaf les in de jongensschool Sint-Livinus in Aalst. Zijn diep godsdienstige aard leidde hem naar Affligem, waar hij een monnik kende. Hij trad binnen in het najaar van 1931 in Affligem en kreeg bij zijn inkleding op 4 oktober 1931 de naam Joannes. Zijn tijdelijke professie volgde op 8 oktober 1932 en zijn plechtige professie op 11 oktober 1935. Zijn priesterwijding was op 16 augustus 1936. Een jaar na zijn priesterwijding werd dom Joannes benoemd tot socius van de uiterst strenge novicemeester dom Cyprianus Coppens. Sommigen verdroegen het strenge optreden van de oud-militair niet langer. Dom Joannes had juist het tegenovergestelde karakter zodat de novicen en priesterstudenten hun hart eens konden luchten. Dom Joannes was, volgens dom Ambroos Verheul, zacht, wijs en mild. Hij doceerde de catechismus van Trente. Hoewel hij tot de oudere generatie behoorde, sloot hij zich toch meer aan bij de jongeren van juist vóór en tijdens de oorlog. Hij droeg er veel toe bij om bij de jongeren het monastiek ideaal levendig te houden, maar werd als socius afgezet na moeilijkheden met de novicemeester. Hij werd nadien broedermeester, cantor en enige tijd gastenpater. Dom Joannes was de eerste die in het onderwijs terecht kwam om de schuld van de abdijbouw van Kropholler te helpen af te betalen. Zelf zei hij dat hij nooit had gedacht om als monnik in het onderwijs te komen. Bijna veertig jaar lang zou hij de toegewijde godsdienstleraar zijn, eerst aan het Vrij Technisch Instituut in Aalst en daarna aan het instituut van de Zusters der HH. Harten in Ninove. Daar heeft hij, naast zijn taak als biechtvader en geestelijk raadsman, zijn beste krachten gegeven aan catechese en onderwijs. Dom Joannes was er gelukkig, voelde er zich gewaardeerd en op zijn plaats, maar toch bleef hij in hart en ziel monnik. In het jubilemboek Het Susterhuys werd hij getypeerd: ‘Dom Johannes tekent zich Benediktijns in onderwijs, misviering, in omgang met ons allen: eenvoudig, sober, voorzichtig in al zijn daden en gesprekken, steeds bezield door wijding en voornaamheid.’ Dom Joannes maakte deel uit van de directieraad. Als leraar was hij zijn tijd vooruit. Hij doceerde niet alleen maar hij was ook ontvankelijk voor de vragen van de leerlingen. Die waren toen nog niet assertief en de vragen verliepen langs een briefje. Een oud-leerlinge, die zuster werd, getuigde dat dom Joannes een echte man van God was die nooit veel sprak over zijn eigen leven: ‘zijn voorkomen deed mij iets. Hij had steeds een glimlach en straalde blijheid uit. In de misviering geen omhaal van woorden, maar eenvoudig en gewijd in gans zijn manier van doen.’ In de abdij was hij ijverig voor het officie en vriendelijk, en sprong hij overal in als hij thuis was. Hij was diplomatisch en had een gemakkelijk karakter. Sommige medebroeders vonden hem eerder bekrompen en iemand met ambitie. In de noviciaatskroniek, in de periode van de abtsverkiezing in 1962, lezen we: ‘Dom Joannes wordt ervan beschuldigd op het abtschap te azen. Hij is stil en ernstig als altijd, en toch onrustig. Zijn blik is wazig, nadenkend. Toch heeft Dom Joannes kans. Het is een ernstige monnik, een zacht mens maar de professors hebben een argument: hij is ook nooit thuis … Dom Joannes kan een goede monnik zijn ook al is hij vier dagen afwezig!’ Dom Joannes vertrok elke zondag na de vespers tot de vrijdagavond naar Ninove. Hij ging soms op reis met zijn vriend dom Livinus Bauwens maar was een gevaarlijke chauffeur. Dom Joannes had een mooie collectie postzegels en als filatilist ging hij graag naar de priorin van de benedictinessen van Hunnegem (Geraardsbergen). Hij werd er buitengewone biechtvader en vanaf de eerste dag een buitengewone vriend. Hij kwam graag naar Hunnegem en maakte met de zusters uitstappen naar Duitsland, Frankrijk, Moerzeke en Brugge. Dom Joannes ging op 70-jarige leeftijd op pensioen. De overgang viel hem zwaar en hij zou nog hetzelfde jaar sterven ten gevolge van een aangeboren hartziekte op 6 december 1977. Enige tijd voor zijn dood schreef dom Joannes: ‘Ik was zeker sterk godsdienstig gericht (overdreven eenzijdig). In verband hiermee had ik wel enkele teleurstellingen te verwerken.’ Dom Anselm Hoste typeerde hem: ‘Dom Johannes was een ernstig, rustig en vooral zeer bescheiden man. “Sapiens utitur verbis paucis”, een wijze man praat niet voortdurend. Maar zijn bedachtzaamheid was niet hard, niet afstands. Hij had een gulle, hartelijke lach, die ons een openbaring scheen van Gods menslievendheid.’

(Frank Teirlinck in zijn boek '150 jaar monniken in Affligem 1870-2020')

 

- Valère Mertens is de broer van Albert (O1932) en van Remi (O1925). Drie onderwijzers in één gezin.