Diplomajaar 1910
Een opleiding van vier jaar
Gediplomeerden
Naam en voornaam | Geboortedatum | Geboorteplaats | Woonplaats | Overleden | Plaats | |
Baert Léon | 06.02.1891 | Nederbrakel | Nederbrakel | |||
Bruggeman Michel | 19.09.1891 | Moll | Sint-Gillis-Waas | |||
Coppens Basile | 28.02.1891 | Balegem | Balegem | |||
De Caluwé Aloïse | 20.08.1890 | Temse | Temse | |||
De Geest Florent | 29.12.1890 | Sint-Antelinks | Sint-Antelinks | 03.09.1973 | ||
De Longie Laurent | 17.11.1890 | Ooike | Bevere | |||
De Meulemeester Armand | 12.11.1891 | Waarschoot | Waarschoot | |||
De Pelsmaeker Pierre | 27.08.1889 | Outer | Outer | 1964 | ||
De Saeytyd Michel | 07.08.1887 | Melden | Melden | |||
De Smet Jules | 30.05.1890 | Lovendegem | Lovendegem | |||
De Sutter Astère | 28.10.1890 | Maldegem | Maldegem | |||
De Visscher Georges | 13.05.1889 | Nazaret | Nazaret | |||
De Vriese Pierre | 08.06.1890 | Lokeren | Lokeren | |||
De Wint Laurent | 30.03.1890 | Bambrugge | Bambrugge | 30.11.1960 | ||
Hollaert François | 23.08.1891 | Mespelare | Mespelare | |||
Janssen Joseph | 19.04.1891 | Merksplas | Merksplas | |||
Junius François | 24.10.1889 | Brussegem | Brussegem | |||
Massagé Octave | 23.01.1891 | Meerhout | Meerhout | |||
Ogiers René | 15.01.1890 | Doel | Meerbeke | 1969 | Melsele | |
Otte Jean | 28.05.1889 | Nederbrakel | Nederbrakel | |||
Peeters Leopold | 26.11.1888 | Herselt | Westerlo | |||
Piens Raymond | 02.02.1891 | Vurste | Vurste | |||
Rumes Paul | 04.08.1891 | Sint-Niklaas | Sint-Niklaas | |||
Schoorens Emile | 07.10.1889 | Melden | Melden | |||
Simons Jozef | 30.04.1891 | Broechem | Broechem | |||
Spae Henri | 13.09.1888 | Destelbergen | Beervelde | |||
Staelens Achilles | 27.04.1890 | Oost-Nieuwkerke | Oost-Nieuwkerke | |||
Stijns Arthur | 27.03.1890 | Mullem | Mullem | |||
Van Bossuyt Victor | 29.04.1889 | Geraardsbergen | Geraardsbergen | |||
Van Crombrugge Emile | 25.02.1891 | Sint-Maria-Oudenhove | Sint-Maria-Oudenhove | |||
Van de Putte Achille | 28.12.1890 | Gontrode | Gontrode | |||
Van Kerckhove Maurice | 28.01.1891 | Zele (Heikant) | Zele (Heikant) | |||
Vercraeye Hugues | 04.07.1890 | Sint-Laurent | Sint-Laurent | |||
Verhoeven Gaston | 03.03.1891 | Gijzenzele | Gijzenzele | 11.01.1943 | ||
Verplanken Maurice | 24.12.1887 | Nukerke | Nukerke | |||
Verschelden Hilaire | 16.06.1890 | Sint-Niklaas | Sint-Niklaas | 28.06.1915 | Alveringem | |
Vindevogel Alfred | 27.04.1890 | Petegem | Petegem | 1969 | ||
Willems Basile | 27.04.1890 | Oudegem | Oudegem |
Koster-orgelist
- Jozef D'Hooghe, koster-orgelist te Temse en overleden te Temse op 15.05.1944.
Weetjes
- Hilaire Verschelden sneuvelde tijdens de Eerste Wereldoorlog te Alveringem op 28.06.1915. Lees meer: Helden
Deze gedenkplaat werd aangebracht op de speelplaats van de Sint-Rochusschool te Sint-Niklaas.
Bij het ontruimen van de Sint-Rochusschool werd de gedenkplaat weggenomen en ingemetseld in de binnentuin van het College te Sint-Niklaas.
Van Hilaire is de briefwisseling tijdens de Eerste Wereldoorlog nog steeds in de familie bewaard, samen met zijn militair zakboekje en andere papieren die hij bij zich had toen hij sneuvelde. Deze laatste documenten vertonen resten van opgedroogd bloed van zijn verwondingen toen hij sneuvelde.
Op 21 juni 1915, honderd jaar geleden, op een zondagmorgen, schreef Hilaire, onwetend over zijn nakend einde, zijn laatste brief...
Front, den 21en juni 1915
Beminde Ouders, Broeder, Zusters en Schoonzusters,
Krijgt Ge nog regelmatig mijne brieven? Ik schrijf toch nogal dikwijls nu; ik denk dat zulks U aangenaam is, ja, indien het niet was dat het nogal kostelijk is, veel schrijven, en misschien voor U ook, ik zou nogal meer schrijven, al was het maar enkel om U te laten weten hoe ik het stel, want ik kan me genoeg voorstellen hoe ongerust Ge dikwijls zijt en dit te meer als het nieuws dan nog wat lang uitblijft.
We zijn dezen nacht uit de tranchées gekomen. Ik ben gelukkig U te mogen zeggen dat ons Heer me weer al eens wel en goed bewaard heeft. Ik stel het altijd nog even goed als vroeger: frisch en heel gezond. Zoo gaan de dagen maar voorbij, de eene na de andere, en we blijven altijd even verre. Dat belet niet dat er alle dagen jongens vallen.
Ja, frisch en moedig trekt men op, maar telkens toch, wanneer men naar den IJzer gaat stelt men zich de wreede vraag: wiens beurt zal het nu zijn? Wie moet er nu sterven van ons, want allen zullen we niet wederkeeren.
't Is er de laatste keer nu toch wat erger toegegaan dan gewoonte: onder de dooden die ik ken is de zoon van CH. De Brandt van de Groenen. Hij is van de klas van 1914. Hij is op den slag doodgeslagen van een stuk obus. Zijt nu maar voorzichtig dat Ge de eersten niet zijt om het voort te zeggen! Want 't moet wreed zijn zoo plotseling en onvoorbereid zulk nieuws te ontvangen. Die... Haens daar, ook een van de klas van 14, die bij Vader werkt, zoo hij me vroeger nog gezegd heeft, is ook gekwetst, 2 blessuren, een in het hoofd en een in den hals. 't Is van geen erg, want hij kon alleen voortgaan. Hij zal de chance hebben van eenigen tijd uit den oorlog te zijn.
Verder nog een St-Niklazenaar: zekeren Van Pouck, ook van de klas 1914 is licht gekwetst. Met de andere mannen die ik zooal ken gaat het goed.
Ge moogt het vrij gelooven dat die oorlog een wreed affairen is, alles rechtuit gezegd. De meeste jongens beginnen er hun goesting van te krijgen. Ze worden verlegen en benauwd en zoeken naar alles om er toch van af te geraken. 't Is daarmee ook dat er zooveel jongens zijn die zich zelven schieten. Baf! Ze blazen zich nen kogel door hand, arm of been natuurlijk zonder dat er iemand iets van ziet, en ze zijn er weeral van af voor nen schoonen tijd. Ge rilt misschien als Ge daar aan denkt, maar de mannen doen dat maar zonder pinken of omzien. Wat zitten ze er nog mee in of het goed vergaat of slechts, het contrarie, ze hebben het liefst dat het slecht vergaat. Daar zijn er genoeg die zeggen dat ze seffens een arm of een been willen laten afzetten als ze daarachter mogen naar huis gaan. Weet Ge hoever het komt: als er nu een gekwetst wordt, komen de anderen hem proficiat wenschen. Enfin, dat is nu toch niet meer serieus niewaar. Ik vind het laf, en daarmee uit. Ik versta genoeg dat de oorlog tegen steekt na 11 maanden, maar er zou mogen gebeuren wat er wil, en 't zou er nog zoo erg mogen spannen, aan mijn eigen zou ik toch nooit iets willen doen. En hoe zullen die mannen bezien worden als ze wederom thuis komen met hunnen vinger af, of zoo iets. Allez, allez, 't is wel toch dat er toch nog veel anderen zijn en goeden.
Maar als Ge alles hoort zeggen, Ge schrijft me daar wel nooit iets van, maar ik weet het toch, het vrouwvolk overal gaat ook nogal eens zijnen gang met de Duitsche soldaten. Dat geeft ook weinig moed, dat moogt Ge wel gelooven. Draait ze maar af! soldaat, offert Gij alles op, lijdt maar kou en honger en op alle manieren, ginds daar eenige uren van U, loopen ze en zwieren ze met diezelfde mannen waar Gij tegen moet vechten, met die mannen die hier aan den IJzer of elders komen mikken op het leven van hun broer of man. Vecht Gij maar soldaat, en doet maar het onmogelijke, en ginds denken ze niet eens aan u. Ja, misschien met verachting. Als Ge dat allemaal zoo wat in zijnen gang ziet, ja maar dan zoudt Ge toch de pijp aan Marten geven, en denken, als zij er ginds met dien Duitsch zoo goed kontent zijn en mee kunnen overeen komen, ja, wij dan ook en dan zakt de moed diep, want er zijn al veel duizenden jongens gevallen die het goed meenden en moedig en blij hun laatste bloed hebben vergoten om weer te winnen op den Duitsch wat hij ons zoo laf en onrechtveerdig ontstolen heeft.
Beminde Ouders, Broeder, Zusters en Schoonbroeders, zoudt Ge niet willen weten hoe we hier onzen ledigen tijd slijten? Héwel, dezen morgend was het rond half vier als we hier toekwamen. De meeste jongens gingen slapen, hier ten minste kunt Ge gerust slapen en rusten, met uwe schoenen uit en hier vliegen geen obussen of schrapnell's. Maar ik had gisteren nogal was geslapen in de tranchées en alhoewel ik moei was van de lange marsch, toch had ik geenen vaak. Ik waschte me goed, borstelde eens goed mijn kleeren, kuischte mijne schoenen en jambières, en na een uur of twee, was ik weer ne mensch gelijk het moet zijn, ja ik kwam er nogal properkens voor, glad geschoren, het haar schoon gekamd, de moustachen wat opgedraaid, enfin, om oorlog te zijn, ik was een propere piot. Zoo zag ik toch uit, voor zooveel ik kon zien in een spiegelken, een vijffrankstuk groot, en daarbij nog 3 keeren gebarsten. Enfin, dat geeft er nu niet aan. Ik stond daar nu, 't was half zes. 'k Kreeg op eens een goed gedacht: 't was nu toch al zoolang geleden dat we nog een vrijen Zondag hadden gehad, want dat gebeurt natuurlijk ook dikwijls dat we des Zondags in de tranchées zijn, en ik kreeg zoo het gedacht eens naar de kerk te gaan en te biechten en te communie te gaan. Maar ik had al wat geëten. Ja, maar dat geeft er niets aan, de soldaten die op de front zijn moeten niet nuchter zijn. Dat maakt dat ik geweest ben.
Als ik weer kwam kocht ik me een goed brood van 0,50 fr., want het brood van den troep is zoo slecht, en daarbij nog om 0,25 fr. flik. Ah, ge lacht? Ja en blij zijne, en goed er mee geëten. Goed brood en een stuk flik daarbij ja, maar dan kunt Ge boter of vet missen, want de boter is duur, 4 fr. de kilo en het vet 2 fr. en het smelt in uwen pot of wordt sterk. Ge ziet wel hoe we hier alles moeten overleggen. Ik kocht me dan nog om 0,20 fr. postpapier met het gedacht U wat te schrijven in den voormiddag, wat ik nu bezig ben met te doen. Maar Ge ziet hoe gemakkelijk uw censen hier hunnen gang gaan. 't Was nog maar 7 uren of mijnen frank was al gaan fluiten.
Nu peins ik nog dikwijls opwat Moeder zei: Ze zijn nog maar gewisseld of ze zijn al de gaten uit. 't Is juist 't zelfde met mij. Ik heb nu nog 40 fr. juist. Van die 150 fr. die ik getrokken heb, heb ik 20 fr. geleend aan edm. Gorlee, ik heb U dat nog geschreven, geloof ik, men kan malkander natuurlijk ik den steek niet laten; ik moest er ook nog 30 fr. van aan A. Maes geven die hij me geleend had. Ik doe zo stillekens aan voort, ziet Ge, we hebben onze solde, ne cens of twintig daags nog niet, die hebben we ook. Al mijn geld gaat weg aan eten, want die met het eten van den troep moet voortdoen, ja maar die is gekleed zulle! Die moet van den Duitsch niet dood geschoten worden, die zal alzoo wel sterven. Als mijn geld nu nog wat verder gezet is, vraag ik mij weer ander; 't is goed zoo, niet waar? Want als ge altijd met nen hollen buik loopt, ja maar, ja maar... dan mag den oorlog van morgen af gedaan zijn, 't geeft er dan niet aan dat we allemaal Duitsch zijn.
Weet Ge wat we zooal te eten krijgen? 's Morgens koffie (ze spreken soms van er de gazet te kunnen door lezen, maar enfin... 't is toch koffie), 4 brokskens suiker en een half brood. Ik heb U al gezegd welk brood het is. ' Middags, soep en een stuk bouillie. De soep is goed, maar als Ge 't zoo wat ongelukkig treft voor uw vleesch..., alla, 's noens komt het uit op soep alleen. 's Avonds een schep patatten, die den Duitsch tot over den IJzer kan gerieken. Ge moet niet vragen: patatten op dezen tijd van 't jaar! Afgeloopen. Slaagt daar den Duitsch mee terug!
Zoo, Beminde ouders, Ge verstaat genoeg, dat wie hem hier geen eten kan koopen, zijn gezondheid ondermijnt, zonder daarom juist ziek te worden of het te zijn. Geloof me maar dat ik mijn centen niet wegsmijt of noodeloos verkwist, dat heb ik immers nooit gedaan, maar koken kost zegt het spreekwoord, en 't is onzen eigen pot koken ook dat we hier moeten doen. Zoo om voort te gaan. Na den noen klappen we wat, of slapen, of lezen een boek en na 3 uren gaan we zwemmen in de vaart. De genie heeft daar zoo een spel gemaakt dat Ge niet dieper kunt dan 1.50 m en Ge zoudt het eens moeten zien als er zoo een piot of 2, 300 in 't water ligt. We moeten bijzonder proper zijn en ons goed kuischen en dan betrappen we nog vuiligheid. Overal is het natuurlijk niet even zuiver, en alle jongens zijn dat ook niet. Aan 't wasschen van uw ondergoed gaat zoo ook nogal wat geld. Zoo om 6 u. gaan we naar 't lof! En daar komt Ge altijd vrienden tegen, dan nog een pint of twee, en om 8 1/2 u. weer binnen. ' Anderendaags 't zelfde leven. De soldaten hebben soms exercitie of speetie. Wij moeten naar het visiet met de zieke soldaten. Van die vrije dagen maken we ook gebruik om onze vrienden op te zoeken en alle onze nieuwskens, kleine en groote aan malkander te vertellen.
Nu, terwijl ik er aan denk: Hebt Ge er erg in gehad dat ik over eenige dagen verjaard ben. 25 jaar... en in den oorlog! Ja, dat zijn nogal histories. Anders zou het geweest zijn: 25 jaar en al getrouwd... Ja maar dat ware toch beter als oorlog, want als Ge getrouwd zijt mag het nog zoo slecht gaan, Ge smijt toch nooit met bommen of zoiets. Daar is nu toch niets slechter dan oorlog. Enfin... 't zal nu ne keer oorlog geweest zijn, de menschen zullen nu weten wat het is.
Ik moet U nog iets zeggen. Ge kunt wel denken dat brancardier zijn geen karot is; Ge moet overal mee met de soldaten. Ik had het eens slim zouitgepeinsd: ik vroeg aan de Generaal per brief natuurlijk, om te mogen soldaat worden. Ziet Ge dan ging ik naar Frankrijk, mijnen dienst leeren. Ik zou daar wel grade gekregen hebben en mijn plan was dan voort te mogen leeren voor officier. De Commandant en de major gaven me een goed advies... Maar 't was te schoon om te lukken. Mijne vraag is weergekomen omdat er te weinig brancardiers zijn en te veel gekwetsten. 't Was een 0! Ge weet Fons Heyman zit al lang in Frankrijk en hij moest nu weerkomen. Maar die jongen is wreed bang. Hij heeft om zoo te zeggen nog in 't vuur niet geweest, want in den tijd dat hij moest, bleef hij achter, zoo ne schrik had hij van een obusken of een balleken. Als die immers voor U gemaakt zijn komen die U toch vinden. Hij engageerde zich om toch te kunnen in Frankrijk blijven. 't Heeft gepakt met hem en zoo kan die nu nog aan iets geraken zonder hij hetzelven weet. Dat maakt dat ik altijd nog brancardier ben, en het bijgevolg zal blijven.
Wil dat nu zeggen dat alles me tegensteekt. Bah, neen! Maar ne mensch kijkt zoo al eens weg en weer... en 't beste snapt Ge mee. Is 't zoo niet?
Beminde ouders, Broeder, Zusters en Schoonbroeders, ik ben nu weer nieuwsgierig tegen dat uwen brief komt. 't Doet me altijd zooveel plezier als er wat komt van U of van Germaine. Laat geene geleegenheden voorbijgaan zonder me te schrijven, natuurlijk zonder u of een ander daarvoor in gevaar te brengen. Nog eens moet ik U zeggen hoeveel plezier de portretten me gedaan hebben. Dagelijks komen ze toch ne keer of twee uit mijnen zak. 't Is zoo plezierig al zijn volk eens weer te zien. Zeker niet vergeten me ook het portret te zenden van Vader en Moeder.
De complimenten van al die vrienden hier, en aan al de kennissen bij U. Vergeet niet alle dagen voor me te bidden, want ik zou natuurlijk ook gaarne nog eens naar huis komen. Wat zal dat toch een vreugde en een kermis zijn! Laat ons maar hopen en goeden moed hebben. Daar zijn nu al 11 maanden zoo goed voorbijgegaan.
Beminde Ouders, Broeder, Zusters en schoonbroeders, ik druk U allen innig de hand. Houdt U ook allen goed en tot van al die vrienden hier.
Uw toegenegen zoon en broeder
Hilaire
Paul Rumes was voorzitter van de Oud-leerlingenbond van de Bisschoppelijke Normaalschool.
Hij was gedurende 25 jaar kantonnaal inspecteur voor het kanton Lede.
Op voorstel van de Koninklijke Vlaamse Academie bij besluit van de Prins Regent op 19 oktober 1945 gepromoveerd tot rijksinspecteur L.O. voor Vlaams België.
- Florent De Geest is de vader van José De Geest (O1936), de zoon van Theophile De Gheest (O1875), de broer van Gilbert De Geest (O1911), Hector De Geest (O1914) en Cyriel De Geest (O1916) en de oom van José De Geest (O1936). Na zijn diplomering was hij tijdelijk onderwijzer in Steenhuize-Wijnhuize en later schoolhoofd in Kerksken.