Herman Schack

Herman Schack werd geboren te Sint-Niklaas op 12 november 1956. Hij doorliep de lagere school in de Sint-Franciscus Lagere Oefenschool van de Bisschoppelijke Normaalschool te Sint-Niklaas (1962-1968). Daarop volgde hij er de Humaniora (economie) (1968-1974). Na een jaar geschiedenis aan de universiteit in Antwerpen, keerde hij terug naar de Normaalschool en behaalde in 1977 het diploma van regent Frans-Geschiedenis-Engels. Hij werd onmiddellijk leraar aan de lagere middelbare afdeling van de Bisschoppelijke Normaalschool te Sint-Niklaas. Het schooljaar 1998-99 werkte hij halftijds in de Normaalschool en halftijds in het College te Sint-Niklaas. Het jaar daarop, na de fusie, werd hij voltijds leraar Engels en Frans in het College. Hij ging met pensioen op 1 september 2017.

Bij zijn pensionering op 1 september 2017

Leraar en opvoeder in hart en nieren

Dé Kasteelstraat - ook gekend onder de naam 'KAS' bij iets oudere collega's - was zowat je tweede thuis. Je was leerling in de lagere school, volgde er de humaniora, werd er geboetseerd tot regent Frans, geschiedenis en Engels in de Normaalschool en gaf er heel wat jaren les. Dat moet een onuitwisbare indruk hebben nagelaten!?

Afbeelding 1Van mijn vijf en ne klets tot mijn 42 ben ik - op uitzondering van een jaartje unief (met bekend gevolg) nooit weggeweest in de KAS, zoals superior De Smet onze 'Erkende Normaalschool' een twintigtal jaar geleden doopte. Dat is dus niet even een passage. Neen, die school zat onder mijn vel, ik was gewoon een product van die school. Jammer dat ik eigenlijk nooit graag naar school ben gegaan. Ik maakte me (en maak me nog steeds) veel te veel zorgen.

Die leraars van weleer

Ik kan ze nog allemaal opnoemen - mijn meesters en titularissen. In de lagere school begonnen bij André Boel (grote man achter de voor KAS-sers topsite https://www.andreasboel.be/normal), over Stefaan Van Pottelberge (nog jaren toneel gespeeld, ook met het College), twee keer Marcel Van Mele onderbroken met een jaartje Desiré De Kinder en Marcel De Backer. We kregen wekelijks kleine meesters over de vloer: normaalschoolstudenten die hun wekelijkse stageles kwamen geven. Ideale opleiding dus om het later zelf te gaan doen, want je had heel snel in de gaten wie 'het' kon en wie een draak van een les kwam geven of zelfs compleet de mist inging. Raar maar waar: ook de meeste leerstof die ik onthouden heb, is die uit de basisschool (dat was waarschijnlijk mijn niveau - ik zal het zelf maar zeggen). In de humaniora bij Robert Mossu (de rechte lijn als leraar Frans). Guido Roels (crème van een man) en Paul De Smet (die ons na een poetsbeurt van de klas bij hem thuis Georges Moustaki leerde smaken). Ook dan nog elke week stagiairs: twee eerste uren op maandag, ganse dinsdag en ook nog op zaterdagvoormiddag. Was soms erg belastend, want zo hebben we bijvoorbeeld in het derde jaar voor chemie slechts een drietal lessen van Jozef De Cock gekregen - onze eigen leraar. De rest van de tijd waren het stagiairs. Van het vierde jaar naar de Economische. Waarom? Mijn oudere broer had dat gedaan en in die tijd was er geen keuzebegeleiding zoals er nu is. Bij André Beghyn, onze wiskundeklas voor de volgende drie jaar. Daarna twee jaar de economische top van Jacques Meganck. Na een mislukt avontuurtje geschiedenis in Antwerpen, dan toch maar op veilig gespeeld: regentaat Frans-geschiedenis -Engels. Voor mij onvergetelijke jaren: twee jaar met acht leerlingen in de klas, wel meer volk voor geschiedenis en Engels natuurlijk. Onvergetelijke lessen Frans bij Walter Van Belleghem (hoe kan ik op een plezante en toch leerzame manier lesgeven), geschiedenis bij Maurice Tachelet (amusement troef, maar als je hem een of andere pietluttig detail vroeg, wist hij het wel -  we vervloeken nog steeds de onverlaat die hem vroeg wanneer we eens iets gingen zien over China. Vijf minuten later deed de geschiedenis van China uit de doeken. Anderhalf uur aan een stuk. Zonder enige voorbereiding.) en Engels bij Guido Goedemé (Shakespeare, die had hij nog persoonlijk gekend, denk ik).

Nu moet ik mijn stagelessen in de Kasteelstraat niet zo slecht gedaan hebben. En wat belangrijk is: er was een plaats vrijgekomen. Dus ben ik gestart met 28 uren in eerste, tweede en derde jaar, Frans en Engels. Bitter weinig paralleluren. Dat was zweten geblazen natuurlijk.

Dan een schooljaar legerdienst en dan (dacht ik) voor eeuwig en drie dagen in de Normaalschool. Na jaren Ward De Witte als directeur een laatste poging onder Paul De Meulenaer. Wanhoopspoging. Hoe goed die ook was als directeur, het kalf was eigenlijk al verdronken.

Van KAS naar KOS

En toen kwam 1999. Hoe belangrijk ws dit jaar voor jou op professioneel vlak?

We hadden dat natuurlijk wel zien aankomen. Het leerlingenaantal ging stelselmatig achteruit. De vakanties waren niet echt ontspannende maanden, want dagelijks hielden we de inschrijvingen bij. En dat was niet goed. Op de duur gingen we zelfs ouders opbellen om wat om leerlingen te bedelen.

Aangezien we de bui niet tot een onweer wilden laten groeien, vroegen Rik Verniers en ik om een jaartje voor de opdoeking als halftijds in het College te mogen gaan lesgeven. Toen al was ik titularis in een eerste en leraar Frans in een tweede in het College. In de Kasteelstraat gaf ik dan nog les in eveneens een tweede en het derde.

 De overstap naar het College liep niet van een leien dakje voor mij. Niemand zat op ons te wachten. We konden hier beginnen omdat hier een erg ruim aantal collega's met pensioen was vertrokken. Je inpassen in een geoliede machine was niet zo simpel, met een nieuw voorstel afkomen nog moeilijker. Ik was gewend dat er naar mij werd geluisterd in de Kasteelstraat. Hier moest ik me weer bevestigen. Ik heb er wel veel uit geleerd en weet nu perfect hoe vluchtelingen zich in België voelen: wij zitten er niet op te wachten en vaak is er enorm veel goede wil van beide kanten nodig om tot een zeer teer en broos evenwicht te komen. Gelukkig verdwenen de vooroordelen langs beide kanten snel en konden we mekaar al vlug waarderen. Maar echte integratie was moeilijk en soms heb ik het er nog lastig mee. Dat is een raar gevoel en je vergeet dan dat het merendeel van de collega's de fusie niet eens hebben meegemaakt en denken dat je hier al tot het meubilair hoort. Mijn eigen leeftijd ten tijde van de fusie heeft daar natuurlijk ook een rol in gespeeld: ik was dan ook al 42 ten tijde van de 'fusie' (lees opslorping) en erg flexibel ben je dan al niet meer. Toch steeds dankbaar geweest dat we hier terechtgekomen zijn. 'In de privé' was het wel anders verlopen.

De tijd vliegt natuurlijk snel en ondertussen gaf je bijna twintig jaar les op het College. Wat zeggen jou de begrippen Frans - leerlingenbegeleider - eerste jaar - Sinterklaas - Hermanstudie - vakbond - Ic Hou en Schackboek - OKAN - underdog?

Eigenlijk gaf ik vroeger liever Engels. Geschiedenis was mijn eerste droom, maar ik had al snel door dat ik me daarvoor te weinig kan concentreren. Van buiten leren is nooit mijn sterkste geweest en als leerkracht geschiedenis moet je natuurlijk je leerstof kunnen zingen. Mijn Engels was ook duidelijk beter dan mijn Frans. Uiteraard is dat snel veranderd en nu zou ik niks anders meer willen geven. Ik heb Frans ook erg zien evolueren. Ik kom uit de tijd van 'Feu Vert', een innoverende handboekenreeks waaraan tal van leerkrachten uit de Kasteelstraat hadden meegewerkt en jarenlang een topper in Vlaanderen en ook Belgisch Kongo was. De tijd van de sustitutietabellen. Doe dat met de huidige jongeren en na twee lessen komen ze niet meer. Daarna volgde 'Eventail': duidelijke structuur met een visie om u te zeggen. Jammer genoeg hoorde profesor Decoo tot geen enkele zuil - wegens Mormoon - en aangezien ik grote fan ben van complottheorieën, denk ik dat dat zijn doodsteek geweest is. Hij was ook te slim voor velen en vooral te braaf. Topkerel. Daarna kwamen nog 'Arcades' en 'Arcades Réseau', ook van Decoo, maar die laatste reeks was eigenlijk dezelfde als haar voorganger (waarbij Decoo zich meer naar de eisen van de uitgeverij begon te plooien, wat zijn methode verzwakte), alleen werden de kleurpotloodjes erbij gehaald. Dan gingen we over op 'Quartier Latin', maar ook na een jaar of vijf is dat liedje uitgezongen en momenteel werken we dus met '7 à dire', volgend jaar in alle jaren.

Ik heb de aanpak zien veranderen, vooral van veel kennen naar veel doen. Vroeger moesten leerlingen waanzinnig veel woordenschat en alle uitzonderingen an de spraakkunst leren en kennen, maar konden ze op hun 18 eigenlijk geen vlot Frans spreken. Nu is er de omgekeerde trend: nog voor ze wat kennen, moeten ze de vreemde taal al kunnen gebruiken, wat volgens mij tot flink wat frustraties kan leiden. Vooral uw leerlingen graag zien en veel geduld hebben, is de boodschap. Taal leren is niet zoals wiskunde leren: taal is een werk van lange adem. Al eens gerekend hoe lang het duurt vooraleer onze eigen kinderen hun moedertaal deftig kunnen spreken? En onze huidige jeugd heeft het net al zo zwaar: ze moeten letterlijk alles goed kunnen, en liefst nog voor ze eraan beginnen al zeker zijn van een topcarrière in alles. Geduld. Ze zullen het wel leren. zeker als de nood het hoogst is.

Leerlingenbegeleider, eerste jaar, kroniekschrijver...

Afbeelding 2Leerlingenbegeleider ben ik in de KAS geworden: er was al een Groene Leraar in het College en de leerlingen in de KAS hebben erop aangedrongen om ook zo iemand te hebben. Ook in die job is de druk de laatste jaren flink toegenomen. Kinderen hebben door de hectiek van onze tijd meer en meer nood aan een schouder om eens op te steunen of om eens tegen uit te huilen. De samenwerking met collega's Merckx, Baart en Van Lemmens is ideaal en leider Buytaert is er een uit de duizend. De switch van leerlingenbegeleider naar vijf minuten later lesgever was niet steeds makkelijk: je neemt soms wel zaken mee, naar de volgende les of 's avonds naar huis.

Het eerste jaar is voor mij als lesgever mijn biotoop: de kinderen komen met bakken stress naar de humaniora en het is een bijzonder mooie taak  

 om hen die stress te ontnemen, maar toch aan het werk te krijgen. Zalige leeftijd ook: het andere geslacht is nog niet in zicht, respect voor leerkrachten is nog groot, ze werken zich vaak nog te pletter voor een goed cijfer of voor mama en papa. In een eerste jaartje kan en durf je ook rekenen op de medewerking van àlle leerlingen tijdens de lessen.

Ons Sinterklaasoptreden is er nog gekomen onder impuls van Danny Van Royen, jaren lang de meer dan drijvende kracht in het eerste jaar. In 1999 zat het College ook in een leerlingendipje. We hadden echter een ploeg die samen voor betere tijden ging. Toen zijn er tal van initiatieven gekomen waardoor ons leerlingenaantal naar ongekende hoogten is gestegen. Onder andere ons optreden voor de Sint werd (en wordt) door iedereen fel gesmaakt. Het is een blijvertje voor de volgende 200 jaar.

 Ik heb bijna altijd studie gegeven. Gratis in de Kasteelstraat. Via een marketingtruc van Walter Roggeman werden we ervoor betaald. "Gratis is niet goed, dat is alleen voor waspoeder", was zijn boodschap. We moesten er geld voor vragen, dan hadden de mensen de indruk dat het goed gedaan werd. Want voor niets gaat de zon op, toen al. En voor niets doe je je best niet. Zo denken de mensen. Ik weet dat dat niet waar is. Daarom ben ik zo'n fervent voorstander van een degelijk basisloon voor iedereen. Ne mens hoeft niet altijd betaald te wor. den voor wat hij doet. En gratis is daarom niet minder goed. Ik ben dus studie blijven geven. In de Kasteelstraat was het deels uit gemak: mijn eigen stammen konden er terecht in de wintertuin. Twee vliegen in één klap: mijn eigen (nou ja) kleine mannen maakten er hun huiswerk en ik kon de rest van de eerste graad in de gaten houden.

Kinderen van de eerste graad hebben recht op een eigen benadering. Daarom zette ik de avondstudie verder in het College. Op een erg aangename manier kinderen begeleiden bij hun eerste stappen in de humaniora. Vaak door 'niks' te doen. Een klapken hier, wat aanmoediging daar, een streng woordje, zelf zitten werken om hen te tonen dat het later in het leven 'van 't zelfde' is. Werken moet je immers overal, zelfs in 't onderwijs.

Ik ben al sinds mijn studententijd lid van de vakbond. De zaken in het onderwijs liggen enigszins anders dan in de privé: hier werken we samen aan een project, de bazen zijn ook werknemers. In de privé ligt dat wel wat anders. Toch is enige voorzichtigheid geraden: het is niet overal zo goed als hier. Ik kom vaak collega's tegen die verhalen hebben van om van te griezelen, verhalen die hier niet mogelijk zijn. Daarom is een vakbond nodig. Ook omdat je zoveel sterker staat als je bij een overleg kan zeggen "Ik vertegenwoordig hier de stem van enkele tienduizenden mensen van goeie wil" dan "de Schack heeft hier een mailtje geschreven dat hij niet akkoord gaat". Samen sterk. Tous ensemble. Het Schackboek is er gekomen doordat Danny Van Royen, bezieler van o.a. Ic Hou - iets wou starten over een object of een foto die het leven van een personeelslid had veranderd. Ideale gelegenheid voor mij om iets te schrijven over mijn zoon Twagiramungu, de laatst aangekomene uit Rwanda. Zo ben ik er ingerold. Mensen konden blijkbaar mijn schrijfsels appreciëren en zo moest ik telkens opdraven voor een artikel. Voor velen leek dat vlot uit de pen gekomen. Voor mij was het echter hard labeur. 's Nachts badend in mijn zweet; wakker worden met de gedachte van "ge hebt nog niet eens een plan in uw hoofd" en overdag leven op imodium en Dafalgan. Toch blij dat ik die kansen gekregen heb. Het was telkens een zware maar deugddoende taaloefening.

Extra bezorgd om diegene die het moeilijk heeft

Ex-okanleerlingen hebben steeds mijn volle aandacht gekregen. Op een manier waarmee mijn vader onze adoptiekinderen heeft verwelkomd. "Het is niet mijn keuze en de vraag is nog maar of het de goeie keuze voor hen is, maar ze zijn hier nu en ik ga tot het uiterste (en vaak erover) om hen in de familie op te nemen". Vaak ging het over gekwetste kinderen die dingen hebben beleefd die wij ons in het Westen niet eens kunnen voorstellen. De kinderen starten met een ongelooflijke achterstand in een school waar de lat erg hoog ligt. Voor sommigen is het schooljaar één grote Tour de France waarin je bij elke etappe moet starten met met een steeds groter wordende achterstand. Erg moeilijke oefening: ze krijgen dan terecht een individueel aangepast traject dat voor hen haalbaar zou moeten zijn, maar dat kan wel leiden tot snedige opmerkingen van medeleerlingen die ook met hun eigen problemen worstelen en niet op gepaste hulp kunnen rekenen. Mijn grote droom is, dat er na het jaar okan een soort voortgezet okanonderwijs komt waarbij in homogene groepen wordt verdergewerkt naar een veel stevigere basis om dan uiteindelijk de overstap naar het regulier onderwijs te maken, want wees nu eerlijk: na een jaar okan is het Nederlands totaal onvoldoende om aan te sluiten bij onze Belgische pubers. Slechts op die manier kan iedereen er bij winnen.

 Underdog. Gevoel vanaf mijn geboorte. Niet sterk geboren, slechts fysiek, niet al te slim, stressgevoelig, in een familie waar al een sterk underdoggevoel leefde, het al snel opnemen voor de zwakkeren, sterk rechtvaardigheidsgevoel, allergisch voor gezag, zelfs in de voetballerij kiezen voor de mindere goden: FC Gerda, het oude Sportkring Sint-Niklaas, nu Red Star Waasland-Beveren. Elke week "We are Anderlecht" staan roepen is zoveel gemakkelijker dan na iedere match de punten tellen die je nog nodig hebt om weer eens een jaartje gered te zijn.

Veel lief - ook leed

Zoals steeds in het leven, komt een mens hoogtepunten en laagtepunten tegen. Wat was - op schools vlak - jouw meest vreugdevolle en meest trieste moment?

Vreugdevolle momenten zijn er genoeg geweest. Teveel om op te noemen. Vooral onthou ik geslaagde lessen. Het meest trieste moment viel dan nog voor mij op de valreep. Dit jaar toen een erg lieve leerlinge van mijn klas getroffen werd door een beroerte. We zijn er nog niet goed van, collega's, klasgenoten, ouders... Het leven kan oneerlijk zijn.

Mijn topmadam

Op naar het leven buiten de school... Ons Marie, jouw rots in de branding?

Uiteraard. Dat is een vrouw hé: dat is leden en lijsten, administratie. Zonder haar lag ik al lang hier of daar te slapen in een kartonnen doos. Zij is supergeorganiseerd en kijkt al heel ver vooruit. Ze is ook mijn financiële steun en toeverlaat. Zij is financieel directrice thuis op een manier dat je in Vlaanderen niet snel nog zult vinden: ik trek me van de financiële kant van h alle ret huishouden geen bal aan. Ik heb zelfs geen bankkaart. Zij betaalt alle rekeningen tot in het absurde; ik ben enkel op stap met cash die ik steeds zonder morren van haar krijg toegestopt (Marie, edde gij mij nog 20 euro?). In zoverre zelfs dat ik op haar moet rekenen om te gaan tanken. Daar naast doet zij nog zoveel andere dingen: de zorg voor haar vader van 90, de bezoekjes aan mijn moeder van 87, de opvang van de kleinkinderen (vaak op minder aangename momenten, dus wanneer ze wat ziekjes zijn). In haar jonge jaren zal ze het zelf niet vermoed hebben, maar ze is een topmadam geworden.

Witte en andere producten

Je bracht tijdens je schoolloopbaan vele jongeren kennis en waarden bij. Thuis had je echter ook wat mondjes te voeden. Hoe is het gekomen dat jij en Marie, naast drie kinderen van jullie zelf, ook nog zes kinderen adopteerden?

Na twee eigen witte producten, was er nog plaats voor een derde. Ik weet niet hoe dat komt, maar beiden hadden we zoiets van "Waarom geen buitenlands?". Het werd geen derde, maar een derde en vierde tegelijkertijd in december '88. We hadden ons goed met de twee broers die erbij gekomen waren, maar hadden nog een buitenlandse meisjeswens. Dus volgde nog een duo in januari '90, een solo in '91, nog een eigen product in '92 en nog een solo in '93. We hebben daar enorm veel geluk gehad. Achteraf gezien was het een waanzinnige onderneming waarvan we nu denken: "Hoe hebben <ij dat klaargespeeld?" We hebben geluk gehad niet ziek geweest te zijn, had ik in de privé gewerkt, het zou niet waar geweest zijn (opvang tijdens de vakanties alleen al), onze ouders werkten mee aan opvang... We hebben gewoon veel 'sjangs' gehad.

Hier en daar wat gras afrijden...

Wat brengt de toekomst? Nog meer de lieve pépé zijn voor de kleinkinderen? Nog meer op de koersfiets springen en cruisen langs Vlaamse en andere wegen? Supporter worden van Sporting Lokeren, de beste ploeg van België? Nieuwe uithoekjes verkennen in de Ardennen?

Ik weet begot niet wat de toekomst brengen zal. Proberen wat gezond te blijven is als zestiger tegenwoordig al een hele uitdaging. Voor de rest ga ik me wat amuseren: wat verven thuis en bij de kinderen (plafonds genoeg), hier en daar wat gras afrijden en wat proberen tot rust te komen. Vooral in 't koppeken.

Nog een ei?

Er komt een tijd in je leven waarop je een Frankgevoel (Frank Bomans van Thuis) hebt: ik ben te oud om nog mee te stappen in die resem vernieuwingen die er nog maar weer eens aan zit te komen. Ik kan me er niet meer voor opladen. School is voor mij goed lesgeven en al de rest is pedagogische zever. Wie zitten er trouwens in al die commissies die het didaktisch zoveel beter weten? Als je vraagt hoe het dan moet, weten ze geen antwoord. Nooit genoeg geprotesteerd tegen de organen (doorlichting, ERK...). Zelfs niet door mijn vakbond. Maar nu ga ik stoppen met zagen, of ik word echt oud.

Beste Herman, het ga je goed tijdens je pensioen! Kom regelmatig langs en bedenk: vele leerlingen en collega's vonden jou een grote kleine meneer!

(Tekst: Ic Hou - juni 2017)