Pottenbakken - Herman Slowack (O1974)

Bij het pottendraaien en -bakken gebruikt Herman verschillende technieken.

STOOKTECHNIEK POTTENBAKKEN

1 Saggar gecombineerd met inbranden paardenhaar (Toegepast bij de werken nr. 1 - 3 - 5 - 6 - 9 en 10

De potvormen worden op de pottenbakkersschijf gedraaid met witte chamotteklei, daarna afgewerkt en liefst nog gepolijst. Na het drogen worden ze gebakken tot ca. 950 ° C (zeker niet hoger zodat koolstof bij eindstook nog opgenomen wordt). 

De potvorm wordt dan bewerkt met zouten:  ijzersulfaat, kopersulfaat, cobaltsulfaat. Deze sulfaten worden in poedervorm op het voorwerp gedropt waarop CMC-lijm is aangebracht. (Lijm te vergelijken met behangerslijm.)

Het werk wordt dan op een laagje houtkrullen geplaatst waartussen zeezout zit.  Rond de pot worden veelal ook ijzer- en/of  koperdraad, touwtjes al dan niet gedrenkt in een oplossing van (zee)zout gespannen.  Gedroogd zeewier, bananenschillen, ander gedroogd organisch materiaal worden soms ook gebruikt. Dit allemaal om hopelijk specifieke effecten te bekomen.

Het geheel wordt in aluminiumfolie gekapseld. Dit kapsel wordt gebakken in een gasoventje (idem als raku-oven) tot ca. 900-920 ° C.

Als die temperatuur bereikt is, wordt het kapsel met een lange tang uit de oven gelicht; wat nog rest van het aluminiumfolie wordt er afgewreven (uiteraard niet met de hand !!!).

De potvorm koelt nu geleidelijk af; hét moment om met paardenhaartjes de pot te bewerken. Die haartjes branden bij een te hoge temperatuur gewoon weg, bij een te lage temperatuur krijg je ook geen resultaat.  Experimenteren is wel nodig om met succes paardenhaartjes in te branden. Die laten hun sporen na als zwarte decoratieve krulletjes.

Zodra het werk afgekoeld is, wordt het gereinigd en geboend met zuivere bijenwas.

2 Raku (toegepast bij werken nr. 2 - 4 - 7 - 8)

Het is een ambachtelijke, natuurlijke en spannende techniek. Het materiaal blijft na het stoken poreus.

Men gebruikt raku-klei, dit is gechamotterde klei, om breuk te voorkomen tijdens het snelle stook- en nabehandelingsproces.

De klei wordt met de hand of op een draaischijf gevormd, deze vorm moet na het drogen gebakken worden (biscuit). Daarna wordt het werk geglazuurd.

Buiten in een gasoven(tje) worden de werkstukken gestookt tot ca. 1000°. De geglazuurde vorm wordt hiertoe in een al enigszins warme oven geplaatst. Na het bereiken van de gewenste temperatuur wordt de roodgloeiende vorm met de tang uit de oven gepakt en vervolgens in een bak met zaagsel gesmoord. Dit alles gaat gepaard met een flinke rookontwikkeling. Door de snelle afkoeling zal het glazuur craqueleren (het typische raku-effect). Na het afdekken van het zaagselvat ontstaat binnenin een meer of minder reducerende omgeving. Dit beïnvloedt de kleurvorming van het glazuur. De haarschuren en alle delen welke niet met glazuur zijn bedekt worden zwart. Na afkoeling wordt de zwarte aanslag op het glazuur weggepoetst en de verrassing van het verkregen effect is compleet.

Door dit spectaculaire proces krijgt een uit klei gevormd voorwerp in een korte tijd een heel andere gedaante. Door de inwerking van vuur, lucht en rook is het maken van Raku niet alleen een bijzondere belevenis voor de maker maar tevens een fascinerend schouwspel om te zien.

Zowel raku- als saggar gestookt werk hoort niet tot gebruiksgoed dat op veel hogere temperaturen wordt gebakken (van 1080 tot 1280 °C)

Werk 1

herman01

Werk 2

herman02

Werk 3

herman03

Werk 4

herman04

Werk 5

herman05

Werk 6

herman06

Werk 7

herman07

Werk 8

herman08

Werk 9

herman09

Werk 10

herman10