E.H. Augustijn Van Heuverswyn

O1879augustvanheuverswijn
Agust Van Heuverswyn werd geboren te Nazareth op 28.11.1859.

Hij behaalde het diploma van onderwijzer in 1879 aan de Bisschoppelijke Normaalschool te Sint-Niklaas.

Op 22.09.1894 werd hij priester gewijd door mgr Stillemans.

Op 25.09.1894 werd hij subregent aan de Bisschoppelijke Normaalschool te Sint-Niklaas, slechts voor één jaar wegens ziekte.

Op 15.09.1895 werd hij leraar aan het Sint-Gregoriusinstituut te Ledeberg.

Op 09.09.1898 werd hij directeur van de Sint-Camillusschool te Aalst.

Hij was één van de actiefste medewerkers en de eerste voorzitter van de vereniging 'God en recht'.

Hij overleed te Aalst op 09.04.1958 op 99-jarige leeftijd.

Interview met E.H. Van Heuverswyn in februari 1956

Op een zondag in die Siberisch-koude februarimaand zijn we E.H. August Van Heuverswyn, directeur van Sint-Camillusschool te Aalst, gaan opzoeken in zijn woonhuis, verbonden aan de school. Recht: zstaande, de handen op de tafel steunende, het hoofd met sneeuwwitte haren naar de deur gewend: zó zagen we hem voor 't eerst. Hij, helaas, zag ons niet... deze 96-jarige priester was blind. En toch was die ontmoeting onvergetelijk: een blinde oude priester verwelkomde vol minzaamheid een jonge priester. Grote mildheid en menslievendheid straalden uit deze man die elk bezoeker geruststelt en onmiddellijk inpalmt. Hij wist waarom we gekomen waren. En terwijl hij zijn neef de fles wijn deed ontstoppen, begon hij te vertellen, op rustige toon, met een vleugje humor soms en een kinderlijke lach, zodat we maar moesten luisteren. Zijn trouw geheugen had hem op hoge leeftijd nog niet in e steek gelaten. Hij nam ons in verbeelding mee naar de geschiedenis van het onderwijs onder de eerste schoolstrijd en in het leven van de Normaalschool van vóór 1879!

E.H. Directeur, ge zijt binnengekomen in de pas-gebouwde normaalschool, in de Kasteelstraat?

Ja, in het jaar 1876 toen E.H. De Brabander, een zachtaardig man directeur was. En daar werd gestudeerd! Onze leraars zorgden daarvoor. Ik zie ze nog: E.H. De Roover die wiskunde gaf, E.H. Cooreman die 'pedagogie' gaf in het eerste jaar, E.H. De Sitter, die vanaf 1877 hetzelfde vak onderwees in de twee andere jaren (er waren toen maar 3 jaren studie), E.H. Van Haute, E.H. H. De Swaef en en E.H. De Latte. Voor de oefenschool hadden we als wereldlijk directeur en leraar in schrift aan de normaalschool dhr. Kamiel Schockaert, die later ook priester geworden is. Toen leerden we schoon schrijven: spijtig dat tegenwoordig een verachting voor het schoonschrift bij leerlingen en meesters is vast te stellen...

We zaten ook erg in met onze examens. Er kwamen twee inspecteur-liberalen voor het eindexamen. Ik werd onderwijzer gediplomeerd juist vóór de liberale ongelukswet werd gestemd. 

Op de normaalschool werden we goed bewaakt. Bezoek mochten we wel ontvangen maar er was streng toezicht op wie ons kwam bezoeken... Onze leraars hadden er verstand van jongelingen van die jaren te leiden en aan alles te denken... Er waren er onder de leerlingen wel die de liberale geest hadden, 'liberaal klapten', maar over het algemeen ging het goed.

Daar we in onze groeijaren waren, vroegen we om 's morgens 1/4 brood te krijgen en we kregen het. 's Avonds waren er aardappelen, geen kaas noch vlees.

's Zondags was de dagorde gevarieerd...: vroegmis, hoogmis, vespers en lof, congregatie in 't Frans en dat alles afgewisseld met studie en speeltijd.

Waar stond je later in het onderwijs, mr. de directeur?

Wel, in mijn streek, te Asper, ben ik elf jaar lang onderwijzer geweest in de katholieke school. Deze telde haast alle leerlingen van de gemeente. Slechts zes - en deze waren dan nog uit hetzelfde gezin - gingen naar de liberale school.

Je hebt dan voorzeker in die jaren ook het ontstaan van de Christene Onderwijzersbeweging meegemaakt?

Juist. Het was Kamiel Van Caeneghem die de ziel was van onze vereniging die toen als naam droeg 'God en Recht'. Ik was de eerste voorzitter daarvan. "Die geuzen hadden op onze tenen getorten" (sic!) en als christelijke onderwijzers sloten we aan bij elkaar. De geestelijke overheid dacht dat deze vereniging er op uit was 'meer trok te verkrijgen' voor de onderwijzers. Op aanvraag van inspecteur De Vos gaf ik als voorzitter mijn ontslag.

Als ik niet onbescheiden ben, mr. de directeur, hoe zijt ge dan priester geworden?

Wel, mijn pastoor had me gevolgd en sprak aan mgr Lambrecht over mijn verlangen. Deze liet me langs de pastoor weten welke boeken van latijn ik moest studeren om filosofie (toen nog één jaar) te kunnen beginnen te Sint-Niklaas. In 1890 begon ik met filosofie. Ware mgr Lambrecht niet in 1889 gestorven, ik zou reeds een jaar vroeger begonnen zijn. Daarna trok in naar het seminarie te Gent en het was op 22 september 1894 - bijna 35 jaar oud - dat ik door mgr. Stillemans tot priester werd gewijd. Nog hetzelfde jaar werd ik als surveillant naar de Normaalschool gezonden.

Voor lang, mr. de directeur?

Slechts voor een jaar. Wegens ziekelijkheid werd ik verplaatst. Op een feestmaal bij de pastoor van Zingem, E.H. Van Bogaert, moest ik horen: "August, ge zijt zó mager, dat als ge langer surveillant blijft bij meer dan honderd woelige kerels, ge binnen de zes maand op het kerkhof ligt." Deze pastoor was een van die heren... die gaarne binnenging in het bisdom en aan monseigneur had verteld dat ik wat gemakkelijker leven moest hebben.

Op de Normaalschool was enkele dagen later de verslagenheid van directeur en collega's groot toen ze mijn benoeming vernamen en vroegen: "Is 't waar, hebt gij uw verandering gevraagd?" Daar was niets van... maar ik was al benoemd tot leraar van de '5e professionelle' te Ledeberg met 38 leerlingen.

En hebben ze u daar dan niet kapot gekregen?

Neen, - zegt de oude priester glimlachend - maar mijn voorganger die hadden z'er kapot gekregen! Aan het Sint-Gregoriusgesticht ben ik gebleven van 1895 tot 1898.

En toen kwam je naar Aalst?

Ja, maar ge zult gaan horen, dat was een hele geschiedenis. Gravin Liénart, had twee jaar voor ik hier aankwam, een school voor jongens gebouwd en op naam van haar nog jonge zoon Camille gezet, een tweede school voor meisjes op naam van haar dochter (later een dame Moyersoen). De Liénarts hadden gehoopt van hier Broeders te kunnen in plaatsen, maar dat lukte niet. Mgr Stillemans, met het inzicht deze katholieke en voorname weldoenster te steunen, wilde voor de drie onderwijzers een priester... Mijn eerste onderwijzer was André De Waeghenaere, de huidige directeur van de Technische School te Aalst. Mijn meesters waren flinke leerkrachten. Ze moesten inwonen, aan 42 fr. per maand, dus zowat een goede frank per dag. 'Men' heeft dikwijls verteld dat de directeur van Sint-Camillusschool (genoemd naar de patroon van Camille Liénart) te benijden was: "Hij is er benoemd met zijn moeder!" Neen, het was E.H. De Sitter, die midderwijl van normaalschooldirecteur tot diocesaan hoofdopziener was benoemd, die me hierheen bracht... zonder mijn moeder. Bij de adellijke familie was een grote luxe. Ik werd per koets afgehaald om Mis te gaan lezen naar het kasteel. Al die eerbewijzen waren voor mij, een boerenzoon uit Nazareth, wel onthutsend. Sprak ik van bibliotheek, leermiddelen: alles werd betaald en er was geld. Ik moest maar elke maand de rekeningen indienen.

Na drie jaar is moeder bij mij komen wonen. Vader had ik vroeg reeds verloren. Het is moeder die er voor gezorgd heeft dat in 1903 de meesters in de stad gingen logeren...

Ten dien tijde had kan. De Sitter doen opmerken dat er uit het land van Aalst nooit iemand naar de Normaalschool ging te Sint-Niklaas. Daarom richtte hij hier normaalleergangen in, iets wat directeur Joos maar moeilijk verdroeg... Het doel was na één, twee of drie jaar de kandidaten voor te bereiden op het onderwijzersexamen voor de Centrale Jury. E.H. De Sitter duidde me aan als lesgever. Door onze normaalleergang zijn wel een honderdtal onderwijzers uit het Aalsterse gevormd.

Sint-Camillusschool zelf telde in de beginne vijf klassen met vijf onderwijzers. Het is een aangenomen school.

Ik begon met een 6e en later kwam het tot 10 klassen. Nu zijn er opnieuw slechts 5 klassen, maar de stadsschool en de droevige strijd tussen de Broeders van de Christelijke Scholen (op de Keizerlijke Plaats) en het 'Klein College' zijn niet vreemd aan de ontvolking. Momenteel is er in Sint-Camillussschool 's zondags ook handels- en taalcursus.

Midden die bewogen gang van uw school vond je ook nog de tijd om te schrijven, mr. de directeur?

Ja, buiten de vele bijdragen in 'Het katholiek Onderwijs' schreef ik nog in het gesticht te Ledeberg 'Een vreemde spraak als voertaal voor 't Onderwijs'. Mijn broer Theofiel, hoofdonderwijzer in Zingem, hielp me daarbij. Het werk werd bekroond door de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde. 25 jaar na de schoolstrijd schreef ik hier 'De Reuzestrijd in Aalst voor 't katholiek onderwijs' om die heldhaftigheid van de christelijke onderwijzersbond in herinnering te brengen.

In de woorden van de oude en blinde priester, die 1879 had beleefd en, zoniet de bijzonderheden, dan toch dezelfde inzet van 1955 kende, voelden we iets van de beginselvastheid en de diepe geloofsgeest, die de heldengeneratie kenmerkten, bovenkomen in de kordate toon die hij aansloeg: "We moeten er voor zorgen dat de strijd voortgaat. Ik hoop dat we hem zullen winnen. Ik geloof dat iedere maand iets te mogen geven naar het verlangen van onze bisschoppen, zo machtig is om het volk te doen gedenken dat er altijd deugnieten zijn die ons ons geloof willen doen verliezen! Mr. de professor, er moest zo iets komen als een schoolstrijd. Onze werkers schenen geen energie meer te bezitten; ze zouden ons land laten vergeuzen hebben. Laat ons voet bij stek houden."

In deze laatste woorden voelden we de verontwaardiging van deze 96-jarige oud-leerling, onderwijzer, priester en strijder voor 'God en Recht'.

Eer we afscheid namen, na twee uur lang gesprek met deze 'blinde ziener', wensten we hem dat hij nog het einde van deze tweede en, als 't God belieft, laatste schoolstrijd zou mogen beleven en dat we nog eens mochten terugkeren om zijn 100 jaar te vieren en zijn briljanten priester-jubileum!

(Kasteelgalm, 13e jaargang, nr. 1 - maart 1956)