E.H. Rafaël Leys

R Leys1
Geboren op 17 maart 1933 te Overmere.

Ging naar de lagere school in Overmere.

Volgde Latijn-Grieks in het college van Lokeren en Sint-Niklaas van 1946 tot 1952.

Ging in 1952 naar het seminarie in Leuven, volgde er een voorbereidend jaar en 2 jaar kandidatuur wetenschappen - wiskunde.

Vanaf 1955: 4 jaar theologie in Gent.

Priester gewijd te Gent op 5 april 1959.

Studeerde in 1959 in Leuven verder voor licentie.

Werd in 1961 leraar aan het Sint-Lodewijkscollege in Lokeren tot 1963.

Zondagsonderpastoor te Zele-Heikant van 1962 tot 1963.

Werd in 1963 leraar aan de middelbare Bisschoppelijke Normaalschool te Sint-Niklaas (in opvolging van Paul Bockstaele die benoemd werd tot docent aan de Leuvense universtiteit) en tevens prefect voor het internaat tot 1977.

Hij werd in 1972 benoemd tot diocesaan inspecteur wiskunde voor het Normaalonderwijs.

Werd in 1977 benoemd tot directeur van het Vrij Hoger Technisch Instituut Sint-Antonius in Gent en bleef er tot 1998 (met pensioen).

Op 8 mei 2009 vierde hij zijn 50 jaar priesterwijding.

Hij overleed te Gent op 23 januari 2014.

R Leys2

Op 22.12.2012 overleed te Grembergen mevrouw Julia Van Ruyteghem (geboren te Lokeren op 22.11.1910), de jongste zus van de moeder van E.H. Raf Leys, ex-koloniaal onderwijzeres in Kolwezi.

Zijn moeder overleed rond 1974 aan een chronische nierinsufficientie.

Lees ook: klik hier.

Bij zijn afscheid aan de Normaalschool in 1977...

Een edele stilte is in die eerste septemberweken over onze school gedaald: de maandagse leraarskamer mist haar uitbundige voetbalcommentator, de priesterrefter baadde plots in een zee van waardige rust, de 'internengangen' deemsterden weg in een auditieve black-out... Inderdaad, in de school zal men voortaan de afwezigheid van Raf Leys minder zien dan horen. Niet dat hij nu zo slank en etherisch is - zijn embonpoint nam met de dag angstwekkender proporties aan -, maar ook al zweeg hij, voor zover hij dat kon -, steeds omgaf hem een luidruchtige en tumultueuze stilte.

Maar ook zijn visualiteit, zijn omvangrijke gegevenheid zal ons nog lang beklijven: zijn beroemd hoofd, dat sinds lang de lieftallige Beaujolais-tint verwisseld had voor het getaande Bourgogne-rood; zijn steeds uitbundige, soms sardonische lach, gesteund door een vergenoegd en driftig handenwrijven - waar hij dat vandaan heeft, blijft gehuld in de ondoorzichtige Overmeerse genealogische nevels - telkens als hij er een 'op 't veld gekregen had',... of telkens als hij er - zonder het te weten - plots zelf op zat; zijn vooral de laatste jaren grijzende - auf dummen Köpfen wächst kein graues Haar -  en ook weer overvloedig groeiende haardos. En toch lezer, een m'as-tu VU kon je hem zeker niet noemen! Veeleer kondigde zijn ronde verschijning zich audtief aan.

Hoe horen wij hem nog de politiek commentariëren! Door de opkomst van een partij zag hij het katholieke Vlaanderen, omgeven door 'pinnekensdraad' en verstikt door gas! Slechts één partij lag hem aan het hart, hoewel hij, sinds hij opkwam voor de kleine spaarder en de hippische geneugten aan de lijfelijke ongemakken koppelde, - ook al eens een blauw overhemd of een dito das riskeerde!

Pedagoochelaars, de mannen van de 'let-tetterkunde' en zelfs de beoefenaars van de 'muzische' bezigheden koesterde hij evenmin aan zijn boezem. Hoe vaak maakte hij het gevleugelde Engelse woord niet tot het zijne: "Als ge iets echt kent, dan doet g'het, en als ge't niet kent, dan geeft g'er les over...". Neen, de 'klap'-vakken vonden in zijn wiskundige ogen geen gratie.

Maar niet alleen zijn ras-poney was zijn troetelkind, zijn echte oogappel was de oud-leerlingenbond, waarvan hij secretaris was. Pas in tijden van niets ontziende plicht en zwaar wegende verantwoordelijkheid ontlook zijn echte persoonlijkheid en kende hij zichzelf: zwetend uit alle poriën sleurde hij met tafels en stoelen, met menu's en flessen porto, met kapstokken en kisten 'Monopole'. Oud-leerlingendagen waren zijn hoogdagen: de kas ten bate, had hij niets liever  dan het glas van anderen te zien volschenken tot aan de rand of erover, maar zelf bezondigde hij zich dan niet aan de eredienst van Bacchus. Maar toch dient het gezegd, dat op het korpsfeest zijn plichtspieren minder jeukten! Men onderscheidde - auditief alweer -  bij die gelegenheid dan ook gemakkelijk het carré van zijn getrouwe medestanders, met wie hij met verhit gezicht in een nog heter discussie was gewikkeld. Dringende behoeften, die hem dan elders riepen - alweer die zorg voor 'kassen' - konden dan ook tot gevolg hebben dat het als nagerecht geserveerde ijs als met Dode-Zee-water bereid scheen... En wie neemt van hem die hoeden-en dozendans over op het korpsfeest, wanneer hij als onbevooroordeeld scheidsrechter met zware tred tussen de lichtvoetige dansparen laveerde om uiteindelijk aan de overwinnaar grootmoedig een fles Lacrimae Christi te kunnen schenken waarvan je alleen hoofdpijn overhoudt?

Hoe zeer hij ons tijdschrift, 'onzen boek' liefhad, weet iedereen. Hoe de redactievergaderingen doorgaans verliepen, heeft de aandachtige lezer reeds in een vroeger nummer van 'Kasteelgalm' kunnen merken! De vergaderingen in de woonkamer van de afgevaardigde-beheerder van de oud-leerlingenbond hebben nu al legendarische allures aangenomen, grotendeels ten onrechte, trouwens!

Als prefect van het PHO-kwartier was hij een door de studenten zoniet gevreesd, dan toch zeker gerespecteerd man. Was niet iedereen het eens met zijn honderd-procentig goed bedoelde interpretatie van 'law and order', al is hem, naar zijn zeggen, nooit overkomen dat de studenten na een les in hun agenda 'discussie' moesten noteren, toch kunnen we ons Raf niet voorstellen als een puur-en-simpel lesgever of prefect, die niet openstond voor gesprek, discussie, contact.

Raf Leys werd geboren onder het, weer naar zijn zeggen, volmaakte sterrenbeeld van de vissen. Hij behoorde tot de geestelijke aanstichters van de astrologische 'beestenhof' in ons tijdschrift. Al zegt men in die artikels dat de karaktereigenschappen van de vissen veel gemeen hebben met de zee: verborgen diepten, plotseling opstekende stormen en sterk wisselende stromingen; al kan de vis door zijn wisselende emoties in de war geraken; al kan hij niet tegen discipline en routine; al kiest hij geen loopbaan met veel lawaai (sic) en al vormen de schone kunsten de kern van zijn persoonlijkheid (hoe is 't mogelijk?), toch is hij ook fijngevoelig, maken zijn aangeboren vriendelijkheid en medegevoel dat hij vele vrienden heeft, is hij zeer barmhartig en zal hij trachten het lijden van anderen te verzachten, en... als hij zich tot een religieus leven geroepen voelt, dan zal hij gewaardeeerd worden om zijn inzet de lasten van anderen te dragen. Al zijn de voeten hun gevoeligste lichaamsdeel - ze hebben het AAN hun voeten - toch zijn hun karaktertrekken nederigheid, barmhartigheid, emotionaliteit, ontvankelijkheid...

Hij was zich zeer goed bewust van de zware verplichtingen  die het directeurschap van een school oplegt. In verband met zijn benoeming mag men dan ook terecht spreken van een echte roep-ing: het bisdom heeft hard moeten roepen, en de witte enveloppe (de èchte dan) uit Gent luidde voor hem een zware dag in.  Heeft hij toen teruggedacht aan zijn eigen woorden: "Wie in deze tijd nog directeur wil worden, moet ofwel niet heel wijs, ofwel erg ambitieus, ofwel een volslagen idealist zijn"? Raf hoort vanzelfsprekend thuis in de derde categorie...

We denken dat het geenszins van het goede te veel is, als we om die memorabele normaalschooltijd (van 1963 tot 1977) allen eens heel hard "Dank je, Raf' roepen. (ja, roepen!). En dat we eindigen met de lyrische verzuchting: 'Mijn God, waarom zijn er niet wat meer Rafs in deze soms saaie en kleurloze wereld van ons?"

Dank je, Raf, en dikwijls tot ziens!

(De redactie in 'Kasteelgalm', winter 1977)

{gotop}