E.H. Johan De Baere

johandebaere2016
Foto 2016

Johan De Baere werd geboren te Aalst op 14 januari 1940. 
Zijn priesterwijding gebeurde te Gent op 23 mei 1964. Hij werd licentiaat pedagogische wetenschappen.

Hij werd leraar aan het Sint-Lievenscollege van Gent. Van 1972 tot 1982 was hij leraar opvoedkunde in de onderwijzersopleiding, 2e cyclus in de Bisschoppelijke Normaalschool te Sint-Niklaas.

In 1982 werd hij superior van het Sint-Gregoriuscollege (nu O.L.Vrouwcollege) van Ledeberg.

Hij werd diocesaan coödinator voor het Hoger Onderwijs buiten de universiteit, diocesaan proost van de Boerenbond, de Landelijke Gilden en het KVLV en pastoor van Uitbergen.

Op 4 juli 2000 werd hij benoemd tot pastoor-deken van het dekenaat Aalst en tot pastoor van de Sint-Martinusparochie van Aalst.

Hij is lid van de "Vicariale Raad voor de territoriale Pastoraal' en streekdeken van de Denderstreek-Zuid.

Op 29 juli 2009 werd hij ook benoemd tot pastoor van de Sint-Jozefparochie in Aalst.

In juni 2014 nam hij eervol ontslag als deken van Aalst.

Hij werd dan medewerker van bisschoppelijk gedelegeerde E.H. Paul Van Paepegem in de zorg voor de priesters en diakens.

Op 1 oktober 2014 werd hij aangesteld tot titulaire kanunnik van het Sint-Baafskapittel.

Op 15 januari 2017 werd kanunnik Johan De Baere als bisschoppelijk gedelegeerde belast met de zorg voor de priesters en de diakens van het bisdom Gent in de dekenaten Oudenaarde, Zottegem en Aalst.

Bij het afscheid aan de Bisschoppelijke Normaalschool in 1982

"Gij hebt de mensen lief, Johannes, Gij wist het niet, maar gij hebt hen altijd liefgehad...

Het is een schoon ding een goed mens te zijn." 

(Frederik Van Eeden in 'De kleine Johannes)

De lentemaand zette voor onze Pedagogische Afdeling in met een donderslag bij heldere hemel, die een (z)ware depressie aankondigde. De E.H. Johan De Baere werd onverwacht 'bevorderd' tot superior aan het Sint-Gregoriuscollege te Gent-Ledeberg...

Maar de diepe verslagenheid, zowel bij zijn collega's als bij zijn studenten, legde duidelijk bloot dat dit plotse afscheid een pijnlijke leegte schiep: men kan terecht spreken van een onherstelbare aderlating voor onze schoolgemeenschap.

Ongeveer 10 jaar heeft hij langs de B.N.S. een bezielde pedagogische inspiratie uitgedragen, geworteld in zijn rijke visie op de eigenheid en de waarde van de katholieke school en in zijn voortdurende bekommernis om de diepere noden van het kind: kinderen opvoeden was voor hem, kinderen gelukkig maken.

In deze woelige tijd, nu het onderwijsbeleid rusteloos voortgejaagd wordt door pedagogische stroomversnellingen en politieke draaikolken, was hij als een stevige, veilige lichtbaken van wetenschappelijke reflexie en waarachtige liefde voor de jeugd.

In zijn lessen in de Fundamentele Pedagogiek wist hij met ernst en luim uit te nodigen tot een grondige bezinning en waarden-toetsing rond een dynamisch mensbeeld-in-wording en tevens enthousiast op te roepen tot persoonlijke inzet. Om de studenten te helpen de moeilijke overgang van de theorie naar de concrete realiteit harmonisch te overbruggen, volgde hij intens, met 'feeling' en geduld, de praktijkoefeningen en stages: begrijpend voor zwakheden en aanmoedigend bij tegenslagen.

Maar ook voor persoonlijke problemen vonden zowel leerlingen als oud-leerlingen en collega's in hem een wijze en milde vertrouwensman, die de kunst van het luisteren verstond: het intuïtief toepassen van de heilzame therapie van 'het aandachtig, meelevend oor'.

Als priester heeft Johan ons allen een onvergetelijk voorbeeld gegeven van een frisse, open, mannelijke vroomheid: waar het de religieuze dimensie betrof moest alle banale oppervlakkigheid wijken. Nooit zag men hem een slordig kruisteken maken...

De inventaris van al zijn menselijke kwaliteiten opsommen zou wel op een litanie gaan lijken, maar toch zijn er enkele trekken die in onze herinnering vast met zijn beeld geassocieerd zullen blijven:

- zijn wijs oordeel, dat in menige stekelige situatie een oplossing vond,

- zijn milde humor en veroverende blijmoedigheid, die hem in ons midden tot een tastbare incarnatie van de christelijke 'hilaritas' maakten,

- zijn warme, persoonlijke belangstelling voor klein en groot, vrij ruimte latend voor eigen initiatief en - zonder zweem van paternalisme - met respect voor ieders eigen mogelijkheden...

Laten we zeggen dat zijn principieel 'waarderen en bevestigen' in de dagelijkse beleving geen ijdel woord bleef.

In de Bijbel lezen we: "Zij die er velen in de wijsheid onderwezen hebben, zullen schitteren als sterren in eeuwigheid".

Samenvattend kunnen we dankbaar getuigen dat we gedurende tien jaar zo'n ster in ons midden gehad hebben, die we nu, zij het met veel pijn in het hart, aan het Gentse firmament verder zullen zien glanzen.

Heeft Johan, als onvermoeibare animator van bouwkampen in geteisterde en achtergebleven gebieden, waardevol werk verricht, toch heeft hij ook in het Waasland soliede bouwstenen bijgedragen tot de vorming en zelfopvoeding van zeer velen, die hem, in het intiemste schrijn van hun IK, voor altijd een glanzende parel van dankbaarheid zullen bewaren. Het mag dan al heten dat ieder afscheid een beetje sterven is, toch zou het misplaatst zijn indien deze afscheidsgroet te veel zou klinken als een 'oraison funèbre', want Johan is en blijft een levende krachtbron van velerlei impulsen: we wensen hem van harte een vruchtbaar inwortelen en uitgroeien in zijn nieuw psychisch landschap!

(August Van Acker in 'Kasteelgalm', lente 1982)