Juni 1969: Afscheid van Albert De Ryck, voorzitter van het oudercomité der middelbare afdeling.

a derijckxz
Zoals er twaalf zonen van Jakob zijn, twaalf stammen van Israël, twaalf overgebleven korven na de broodvermenigvuldiging, twaalf apostelen, en, volgens sommigen, twaalf hoofdzonden, zo heeft het oudercomite twaalf jaren vakkundig vergaderd onder het voorzitterschap van de heer De Ryck.

In het leiden van oudercomités was hij een expert. Als bewijs daarvan moge gelden de hoge benoemingen en onderscheidingen die zijn naaste medewerkers te beurt vielen. Want achtereenvolgens waren zijn secretarissen Jan De Beul, Roger Beirnaert en Georges Stuyts. Maar gingen en kwamen de secretarissen, de voorzitter bleef, als de kapitein op het schip. Hij laveerde zijn vaartuig behendig vanuit de belle époque der comités (toen de vergaderingen een vroom voorwendsel waren voor een tussen-pint-en-pots babbeltje met de directie) naar de nuchtere tijd der inspraak van de ouders in het schoolbeleid. Maar steeds bleef zijn leiding dezelfde. Rustig en zeker. Wie scherp toekeek kon, met het rijpen van de jaren, een zekere schematisme in zijn voorzittende beleidsvoering ontwaren. Maar dit gaf bij hem geen aanleiding tot verstarring. Het was, zoals Sint-Thomas zegt: "het vloeiende automatisme van de beproefde deugd dat het beoefenen ervan tot een speels genoegen maakt."

Maar wellicht past hier een voorbeeld. Telkens te halftwee kwam de voorzitter, op de dagen der vergadering, bij de secretaris, die alle dokumenten (ook de geheime) had klaargelegd. Telkens ook nam zijn arendsoog, als dat van beproefd bedrijfsleider, in drie minuten het essentiële in zich op, terwijl hij plichtsgetrouw tot zich nam een der sigaren uit het kistje voor de leden, er zich derwijze van overtuigend, zoals in de bisschopsmis de meester der ceremonieën, dat hun geen appelen voor citroenen werden verkocht.

Te twee uur stipt begon het werk. Voor de onkundigen van de werkzaamheden der hoge vergadering weze hier gezegd, dat onder impuls van de uittredende voorzitter het boekenfonds zijn huidige gedaante kreeg (een voorbeeld van sociale dienst), dat er tombola's ten gunste van minder bedeelde studenten werden gehouden en dat de ideale formule voor de contactdagen werd uitgedokterd, formule die zo goed is, dat zelfs scholen uit de naaste geburen ze overnemen (fas est ab hoste doceri!)

Tijdens de activiteiten kwam de heer De Ryck op volle toeren. Met verrassend rake knipoogjes en zachte onweerstaanbare drang, wist hij steeds opnieuw de leden die hij zag verzwakken te overtuigen een koekje of zo te nuttigen. Onderwijl verloor hij het gesprek geen ogenblik uit zijn (ander) oog. Opvallend zijn direkte stijl. Dreigde een der discussies te verstrikken, dan bracht hij dadelijk met een doeltreffende stoot het hoofdthema weer ter sprake. Insiders herkennen hier in hem de biljarter uit de Kring van zijn vaderstad. Ook daar houdt hij meer van het spelen op de bal dan vele omwegen 'op band'.

Wie hem kent vindt het spijtig zijn sympathieke figuur in het vervolg te moeten missen. Maar ja, zijn kinderen zijn afgestudeerd. En flink! Hij halt er alle eer van. Om zijn vele kwaliteiten, maar meest nog om zijn zorg voor de christelijke en Vlaamse opvoeding van de schoolgaande jeugd, zijn wij hem dankbaar. Omdat hij graag lacht en niet van hoge boorden houdt, werd dit artikeltje ook niet met de 'stijve col' geschreven. Maar hij weet dat wij het menen. En ons comitégeschenk zal hem daaraan herinneren.

Tot ziens, mijnheer De Ryck. En altijd welkom. Onze directeur zegde wel dat gij ons 'ontvallen' waart, maar wellicht is het beter te zeggen dat gij uw ambt hebt neergelegd. Nu zult ge weten of de ontkoppeling van voorzitterschap en burgerplicht een winstpunt is.

Hugo De Lil, secretaris

- Albert De Ryck werd geboren te Temse op 3 augustus 1916. Hij heeft vijf kinderen: 2 dochters en 3 zonen die alle drie student waren aan de Bisschoppelijke Normaalschool: Marc (O1965), Walter (O1966) en Luc (R1969 Nederlands, Engels en Duits).

Albert De Ryck overleed te Temse op 24 oktober 1983.

1983: In memoriam oud-burgemeester Albert De Ryck

In de nacht van zondag 23 op 24 oktober overleed, op 67-jarige leeftijd, Albert De Ryck, oud-burgemeester van Temse.

Hij was de eerste (en tot dusver de enige) burgemeester uit de arbeidersklasse, 30 jaar oud als schepen (in 1947) en 36 jaar oud als burgemeester (in 1953) was (en is)  hij de jongste politicus in de geschiedenis van Temse die deze mandaten bekleedde. Ook was hij de eerste arbeidersburgemeester van het hele Waasland.

Albert Andreas Martinus De Ryck werd geboren te Temse op 3 augustus 1916 als 10e van de 11 kinderen van Alfons De Ryck en Livina De Lee. Vader Alfons (1881-1944) was achtereenvolgens beroepsmuzikant (piston-solo) bij het 6e Linieregiment, hotelbediende, mandemakersbaas en vanaf 1921 controleur van het Werklozenfonds. Van de 11 kinderen bereikten er slechts 5 de volwassenheid. Eén van hen is nog in leven: beeldhouwer Henri De Ryck (°1910).

Albert De Ryck deed lagere school en lagere humaniora in het Sint-Willibrordusinstituut bij de Broeders van Liefde. Hij vervolgde zijn studies aan de Vrije Middelbare Technische School van Mechelen, maar diende ze daar in 1932, om gezondheidsredenen (bloedarmoede) te staken.

In december 1932 werd hij werkzaam op de Boelwerf, waar hij zijn hele beroepsloopbaan doormaakte. Begonnen als pas- en draaiwerker werd hij op 1 december 1941 eerste draaier en toezichter over draaifrees en schaafmachines. Op 15 juli 1948 werd hij werkzaam op het Technisch Bureel van de Onderhoud (1948-1954). Bediende geworden op 1 oktober 1954 werkte hij op de Centrale Planning (1954-1963) en de Materiaaldienst - Rappels (1963-1970). Een hartinfarkt op 7 augustus 1970 stelde voortijdig een einde aan zijn beroepsloopbaan.

In 1963 was hij inmiddels gestart met een verzekerings- en beleggingskantoor, dat hij op korte tijd tot een bloeiende zaak uitbouwde. Hieruit trok hij zich pas volledig terug na een tweede hartinfarkt in 1978. Zijn zoon Mark zette vanaf 1974 de zaak verder.

Albert De Ryck huwde op 20 april 1940 met Irma Verhelst. Zij kregen 5 kinderen: Rita (1944), Mark (1945), Walter (1947), Luc (1949) en Mia (1955).

Sociaal en syndicaal 

Vóór de Tweede Wereldoorlog speelde hij klarinet bij de harmonie Sint-Cecilia. Als zovele Temsenaren werd hij in de muziek ingewijd door koster Frans D'Hooghe in het zogenaamde Missiehuisje in de Akkerstraat. Ook kreeg hij notenleer van zijn vader (die conservatorium had gevolgd) en klarinetles van Leon Van Strydonck. Toen hij in 1925 voor het eerst met de harmonie opstapte, was hij, als 9-jarige de jongste van het gezelschap.

In de dertiger jaren maakte hij als linksbinnen deel uit van FC Temsica.

Gemobiliseerd bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog maakte hij de 18-daagse veldtocht mee. Op 20 mei 1940 werd hij bij toeval gekwetst aan de hand, waardoor hij verscheidene weken inactief was.

Van bij de bevrijding begon hij een rol van betekenis te spelen, zowel syndicaal als in het organisatie-, verenigings- en politieke leven - in Temse en het Waasland. E.H. Amand Notenbaert spoorde hem daarbij aan.

Eind 1944 vonden op de Boelwerf voor het eerst naoorlogse syndicale verkiezingen plaats. Het was de tijd dat nationaal geijverd werd voor een Eenheidsvakbond; socialisten en communisten hadden daarin de bovenhand. Op de Boelwerf was Albert De Ryck de enige verkozene van de christelijke arbeiders. Desondanks werd hij verkozen tot hoofddélégué. Hij legde de basis tot de uitbouw van het ACV op de Boelwerf (dat haar minderheid spoedig in een meerderheid zag omgevormd) en groeide, in goede verstandhouding en samenwerking met de andere délégués en vakbonden, uit tot de toonaangevende leidsman van de Boelarbeiders, onder wiens leiding heel wat toestanden werden gewijzigd (o.a. afschaffing van het Bedaux-systeem). Daarbij kon hij rekenen op een stevige kern van overtuigde militanten. De metaalbewerkers van Boel werden de voorlopers en grondleggers van verscheidene verworvenheden, die later nationaal ook in andere sektoren werden doorgevoerd. Van essentieel belang was daarbij zijn samenwerking met CCMB-propagandist Edward Lardenoit en ACV-secretaris Gerard Van Landeghem, met wie hij een trio vormde dat in het eerste naoorlogse decennium voor een ongeëvenaarde bloei zorgde van ACV en ACW in Temse. Het was ook de unieke periode, dat de zuiver syndicale vleugel van de Christelijke Arbeidersbeweging toonaangevend was tot in de gemeentepolitiek.

Onmiddellijk na de oorlog, toen de nood der arbeiders die door ziekte getroffen waren zo groot was, dat aan de poort van de Boelwerf omhalingen werden gehouden, nam Albert De Ryck het initiatief tot de oprichting van 'De Steunkas der Werklieden' (1945). Daarvan bleef hij voorzitter  tot in de 70'er jaren.

Toen in 1950 de ondernemingsraad werd geïnstalleerd, deed hij afstand van zijn functie als hoofddélégué (hij werd opgevolgd door Jan Lijssens) en werd hij secretaris van dit nieuwe orgaan.

Binnen Temses Christelijke Arbeidersbeweging (ACW) was hij intussen uitgegroeid tot de onbetwiste leider: in 1945  werd hij voorzitter van het ACW, het ACV en de CCMB (Metaalbewerkers). Daarnaast was hij van dichtbij betrokken bij de werking van de meeste organisaties die gevestigd waren in de Katholieke Werkmanskring: hij was lid van de KWB, voorzitter van de biljartclub 'Krijt op tijd', voorzitter van 'De Lustige Poelders' en voorzitter van het 'Comité der Vlaamse Kermissen'. Als bestuurslid van de harmonie 'Recht door Zee' had hij een groot aandeel in de heropstanding van deze muziekmaatschappij. Hij werkte ook mee aan destijds zeer succesrijke Rerum-Novarum- en Sint-Elooivieringen, waar hij ondermeer fungeerde als akteur.

In 1945 maakte hij ook deel uit van het gemeentelijk Bevoorradingscomité.

Nadat hij in 1946 lid was geworden van de arondissementele besturen van ACV, ACW en CCMB werd hij in 1947 lid van het arondissementeel dagelijks bestuur van ACV en ACW. In 1948 werd hij van deze organisaties arrondissementeel ondervoorzitter. Tevens werd hij lid van het hoofdbestuur van de Provinciale Metaalbewerkersbond Antwerpen.

Hij was ook werkrechter (zowel van de arbeiders als van de bedienden).

Daarnaast was hij ook nog actief in het plaatselijk verenigingsleven, o.a. als bestuurslid van de oud-leerlingenbond van de Vak- en Ambachtschool (huidig V.T.I.) en Wielerkring 'De Scheppersvrienden'.

Politiek

Intussen had zijn politieke carrière een aanvang genomen. In 1945 was hij medestichter van de CVP-Temse. Hij werd de eerste secretaris (wat hij bleef tot bij zijn benoeming tot burgemeester) en werd in 1947 lid van het arrondissementeel dagelijks bestuur van de CVP.

Als vaandeldrager van de Christelijke Arbeidersbeweging vatte hij bij de eerste naoorlogse gemeenteraadsverkiezingen (26 november 1946) post op de 2e plaats van de CVP-lijst (eerste stond Georges Hebbinckhuys). Hij behaalde 608 voorkeurstemmen (op één na het hoogste aantal) en werd verkozen tot eerste schepen. Als 30-jarige was (en is) hij de jongste schepen in Temses geschiedenis. Tot zijn bevoegdheden als schepen behoorden Onderwijs, Kultuur en Bevoorrading.

In 1947 werd hij beheerder van de Bouwmaatschappij, in 1950 lid van het dagelijks bestuur van de Elektriciteitsmaatschappij Edas.

Albert De Ryck was het type van de autodidact, een man die zich voornamelijk door zelfstudie opwerkte. Een briljante scherpzinnigheid en gezond verstand koppelde hij aan een grote werkkracht en inzet. Zelfstudie en het volgen van vormingscursussen bezorgden hem de noodzakelijke bagage om zijn leidende rol te vervullen. Zo behaalde hij in 1950 het diploma van de Gewestelijke Sociale School (leergang 1947-1950) en in 1952 het brevet voor Bedrijfskaders (leergang 1949-1952).

Hij was één der opmerkelijkste vertegenwoordigers van de naoorlogse lichting der christelijke voormannen. Van bij de parlementaire verkiezingen van 1946 fungeerde hij als 4e effektief en 1e opvolger voor de Kamer van Volksvertegenwoordiging (eerste effektief was Hendrik Heyman). Algemeen werd voorspeld dat hij Hendrik Heyman zou opvolgen.

Bij alle belangrijkste projecten uit de eerste naoorlogse periode was hij van dichtbij betrokken. Zo had hij (met andere voorvechters als burgemeester Georges Hebbinckhuys, gemeentesecretaris Jules Smet, gemeente-urbanist Rik De Ryck en schepen Arthur Canfyn) een groot aandeel in de wijziging van de plannen voor de nieuwe Scheldebrug: waar aanvankelijk slechts één rijvak was voorzien, werd dit, na hevig verzet, gewijzigd in twee rijvakken: een beslissing met een enorme draagwijdte. Met gemeentesecretaris Jules Smet, die tevens secretaris was van de Bouwmaatschappij, leverde hij het grote voorbereidende werk voor de tot standkoming van de tuinwijk op de Kristus-Koningparochie, een realisatie waartegen destijds verzet rees vanwege de Verenigde Eigenaars. De statutaire toestand en arbeidsvoorwaarden van het gemeentepersoneel werden onder zijn impuls herzien en verbeterd. Ook lag hij aan de basis van de modernisering van de Hogen Hof. Als schepen van Onderwijs droeg hij wezenlijk bij tot de heropstanding van de gemeenteschool en van de oppuntstelling van het gemeentelijk onderwijs.

Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1952 fungeerde hij als lijsttrekker van de CVP. Hij werd verkozen met 728 voorkeurstemmen (op één na het hoogste aantal) en werd voorgedragen als burgemeester. Hij werd benoemd bij Koninklijk Besluit van 2 februari 1953. In de geschiedenis van Temse werd Albert De Ryck zodoende de eerste (en tot dusver enige) burgemeester uit de arbeidersklasse. Als 36-jarige was (en is) hij ook de jongste burgemeester van Temse. 

Zijn terugtrekking als burgemeester (september 1954) betekende zijn afscheid van het openbaar leven.

Nà de politiek

Ook na zijn terugtrekking uit de politiek bleef zijn dienstbetoon indrukwekkend: honderden partikulieren en talrijke organisaties bleef hij als raads- en vertrouwensman zijn veelzijdige deskundigheid en relaties ten dienste stellen.

In het verenigingsleven bleef hij aktief als secretaris van de harmonie 'Recht door Zee' en voorzitter van de biljartclub 'Krijt op Tijd' en 'De Lustige Poelders'.

Vanaf 1963 besteedde hij veel tijd aan de uitbouw van zijn verzekerings- en beleggingskantoor, dat een snelle groei kende.

Van 1957 tot 1969 was hij voorzitter van het Oudercomité van de middelbare afdeling van de Bisschoppelijke Normaalschool te Sint-Niklaas. Onder zijn impuls kreeg het boekenfonds er zijn huidige gedaante (een voorbeeld van sociale dienst), werden tombola's gehouden voor minder bedeelde studenten en werd een doeltreffende formule voor de oudercontacten op punt gesteld.

Op 7 augustus 1970 werd hij, net 54 geworden, getroffen door een zwaar hartinfarkt. Daardoor kwam voortijdig een einde aan zijn werkzaamheden als bediende op de Boelwerf; tevens werd hij genoodzaakt zich uit het verenigingsleven terug te trekken.

Na een tweede hartinfarkt in juli 1978 (10 dagen later gevolgd door een hartstilstand, die net op tijd werd vastgesteld) stopte hij alle werkzaamheden. Na een geleidelijk herstellingsproces, waarbij zijn grote moed, zijn zin voor humor en zijn optimistische ingesteldheid hem bleven kenmerken, leefde hij een rustig ritme, genietend van een kalme levensherfst. Tot zijn geliefkoosde bezigheden bleven behoren: eens lekker gaan eten, TV kijken (vooral voetbal), kruiswoordraadsels oplossen, binnenwippen in het kantoor van zijn zoon Mark en het volgen van de groei en aangroei van kinderen en kleinkinderen.

De gemeente van Temse lag hem nauw aan het hart. Hij had zich verdiept in Temses geschiedenis (het boek 'Omwandeling ten jare 1645 in de Parochie Temsche' van Theo De Decker behoorde tot zijn geliefde lektuur) en hield destijds zelfs voordrachten rond dit onderwerp. Het reilen en zeilen van Temse is hij steeds - zij het vanop afstand - blijven volgen. Ook de politiek. Het elektorale succes van zijn zoon Luc en diens verkiezing tot schepen waren hem een bijzonder groot genoegen.

Op zondag 9 oktober 1983 diende Albert De Ryck opgenomen in de kliniek. Een aantal complicaties zorgden voor een ongelijke strijd. Na een geleidelijke achteruitgang overleed hij op maandag 24 oktober 1983.

Begeleid door de Koninklijke Katholieke Werkersharmonie 'Recht door Zee' (waarvan hij eresecretaris was) werd hij op zaterdag 29 oktober 1983, onder massale belangstelling, ten grave gedragen. Op het kerkhof sprak burgemeester Désiré Van Riet een lijkrede uit.

(Bron: informatieblad van Temse - december 1983)