E.H. Georges Stuyts

portret stuyts

E.H. Georges Stuyts
 

Georges Stuyts werd geboren op 8 mei 1926 te Kieldrecht en ging er ook naar de lagere school.

Zijn humaniorastudies deed hij in het Don Bosco-instituut der Salesianen te Kortrijk, zijn studies Wijsbegeerte in het Klein Seminarie te Sint-Niklaas en theologie studeerde hij aan het Groot-Seminarie te Gent.

Hij werd priester gewijd te Gent op 30 augustus1953. Aan de KU Leuven behaalde hij de licentie in het Kerkelijk Recht (1953-1956).

Hij werd onderpastoor te Moerbeke-Waas en godsdienstleraar aan de Rijksmiddelbare school te Moerbeke van 1956 tot 1959.

Op 31 augustus 1959 werd hij leraar benoemd aan de Bisschoppelijke Normaalschool te Sint-Niklaas en onderrichtte hij er godsdienst in de Humaniora, de Lagere en Middelbare Afdeling tot 31 augustus 1966.

Op 29 augustus 1964 werd hij er tevens onderdirecteur en op 19 augustus 1966 directeur tot 31 december 1974. Daarnaast was hij diocesaan proost van C.O.V. 

Op 1 januari 1975 volgde zijn benoeming tot diocesaan godsdienstinspecteur voor het Vrij Secundair en Hoger Onderwijs in het bisdom Gent en later (1 september 1990) werd hij ook diocesaan hoofdinspecteur voor het Pedagogisch Onderwijs.

Van 1992 tot 2001 was hij voorzitter van de inrichtende machten van de bisschoppelijke colleges en vanaf 1992 rechter van de Kerkelijke Rechtbank.

Op 1 oktober 1992 werd hij titulair kanunnik van het Sint-Baafskapittel.

Op 25 augustus 2000 werd hij benoemd tot rector van de Zusters van Liefde in Zaffelare en tot aalmoezenier van het Woonzorgcentrum Sint-Vincentius te Zaffelare.

Hij overleed te Zaffelare op 30 december 2018.

1966 G Stuyts dir

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 1974 - Bij zijn afscheid aan de Bisschoppelijke Normaalschool

"Ik ben een mens en niets menselijks is mij vreemd."

Toen E.H. directeur Georges Stuyts op 20 december 1974, juist voor de korte kerstbezinning die dit eerste semester zou afsluiten, zijn benoeming tot inspecteur godsdienst en zijn opvolging als directeur door E.H. Eduard De Witte aan de leerlingen van de hogere middelbare bekend maakte, was er de verslagenheid zo groot dat ze tastbaar bleef nazinderen, heel de kerstbezinning door.

Dat E.H. Stuyts als elfde directeur in de Normaalschool een spoor nalaat van innerlijke verfraaiing en functioneler gebruik van schoolruimten, werd hier wel, als in een climax bevestigd. De kapel waarin hij zijn benoeming meedeelde stond juist in een begin van ontmanteling om verbouwd te worden tot twee verdiepingen: 't bovenste een stemmige nieuwe gebedsruimte en daaronder een moderne recreatiezaal.

Hoeveel schoolruimten heeft hij niet in kleur en bekleding, in ruimteverdeling en efficiënter gebruik veranderd. De vernieuwing van de grote eetzaal van de leerlingen, het praktisch gebruik van de wintertuin door beter geplaatste deuropeningen, een steviger bevloering van de grote studiezaal met de halvering in twee ruimten, de verruiming, verlichting en verluchting van een lees-bibliotheek met dubbel gebruik als vergaderzaal of grote klas. Voor de leraars vernieuwde hij de bemeubeling van de leraarskamer. De priesters stelde hij in de mogelijkheid hun woonkamers ruimer en gezelliger in te richten. Ook hun refter en 'chambre commune' werden herbekleed en bemeubeld.

Aan het dienstpersoneel verschafte hij een aangenamer eet- en slaapgelegenheid, nadat hij eerst de bouwvallige stallingen aan de grote inrijpoort had laten afbreken.

Ja, hij was er diep van overtuigd dat de materiële aantrekkelijkheid een positieve bijdrage is om de geest rijker te kunnen ontplooien. Gezelligheid scheppen was één van zijn voortdurende bekommernissen. Op 't vele samenzijn met collega's bevorderde hij telkens de gulle sfeer met woord en daad. In 't tracteren was hij royaal (ook al plaagden wij hem soms dat hij de sigaren had gekregen omdat de leraars goed les gaven). Hoe dikwijls werden we niet vergast op kalkoen, u weet wel, die luid krijsende dieren, in onze tuin gekweekt, die zich iedere lentetijd kwamen mengen in les of mis.

Ook door zijn lollige anekdotes hield hij er de sfeer telkens in. Om maar één voorbeeld te noemen: helder fragmenten uit de predikaties van een oud-pastoor uit zijn streek wist hij meesterlijk te imiteren: over de stervende Kristus "... en zijne tong, zijne tong... plekte aan zijn verhemelte..." of dat andere, over een beruchte herberg "d'er is d'er een café, den engel staat er op, ze zouden d'er beter den duvel opzetten".

Ook in zijn steekspel met woorden was hij zo bekwaam, dat hij na eerst op voorzichtige wijze anderen op stang te hebben gejaagd, er telkens weer in slaagde de hete gemoederen tot bedaren te brengen. En is het niet het markantste teken van zijn zin voor huiselijke gezelligheid, dat hij zijn zeldzame, rustige avonden toch altijd wou doorbrengen 'in zijn floeren broek".

Deze menselijkheid lag echter niet alleen op het vlak van enkele uiterlijkheden., Nee, want menselijk en vaderlijke zorg was de diepe grond. Hoeveel moeilijke situaties, allerlei menselijke spanningen, grote en kleine, heeft hij niet met voorzichtige hand in goede banen geleid.

Iedere leraar die ooit getroffen werd door ziekte of leed of die zoekende was naar nieuwe wegen, vond in hem een meevoelend hart en een wijs verstand om raad te geven. Bijna alle leerlingen van de middelbare afdelingen (en dat zijn er zo rond de 500) kende hij bij hun voornaam en achter iedere naam kende hij ook het eigen levensmilieu van het gezin waarin die jongen was opgegroeid. Daarom had hij ook bij de leerlingen de naam, op deliberaties mild te zijn en wijs in het beoordelen van de uitslagen.

En toch hield de normaalschool onder zijn bewind de naam van een 'strenge' leerschool te zijn. In een tijd van groeiende democratisering en dringerder eis tot inspraak, de verantwoordelijkheid van het directeurschap aanvaardbaar maken, is zeker geen gemakkelijke taak. Dank zij zijn organisatorisch talent, zijn doorzicht in de bekwaamheden van medewerkers, wist E.H. Stuyts het aanzien van de Normaalschool in die acht jaren nog te verhogen, niet alleen als vormingsschool voor onderwijzers en regenten, maar ook als concurrerende school in onze stad op het niveau van het lager en middelbaar onderwijs. In die acht jaar bestuur steeg het leerlingenaantal van rond de 1000 tot bijna 1300. In september 1968 werd een nieuwbouw voor het B.L.O.-onderwijs ingehuldigd en in datzelfde jaar ook een nieuwe filiale van onze lagere oefenschool, in de Watermolenstraat te Belsele.

Dat hij ook oog had voor de interne evolutie en vernieuwing van het onderwijs blijkt wel uit het feit dat in 1968 ook in onze school een nieuwe afdeling voor de humaniorastudies werd opgericht, nl. de Menswetenschappen. In 't jaar 1973 was het leerlingenaantal voor deze afdeling zo groot dat men met twee klassen kon starten. De interne organisatie van de school, de vele leraarsvergaderingen, het gebruik van 'dagelijkse mededelingen' en de vele voorlichtingsvergaderingen voor ouders over studiemogelijkheden en opvoedkundige moeilijkheden hebben ook heel wat bijgedragen tot deze groei.

Nog ruimer echter zag zijn geest! In 1972 werd een Pedagogisch en Didaktisch Centrum Waasland opgericht. Dat heeft tot doel aan leerkrachten bijscholing te geven op pedagogisch en didaktisch gebied, als ook om aan wetenschappelijk onderzoek te doen. Datzelfde jaar werd onze School aanvaard als een 'geasssocieerde Unescoschool', waardoor haar horizon tot buiten de landsgrenzen werd verruimd. Ze is aldus één van de 900 scholen over de gehele wereld verspreid, die een bijzondere inspanning willen leveren om de vrede en de samenwerking tussen alle volkeren te bevorderen.

Sommigen zullen zeggen dat wij nu aan 't 'zweven' zijn, maar deze grootse visie vindt haar eigenlijke oorsprong in een innerlijk dynamisme en een rijke veelzijdigheid.

Toen hij nog godsdienstleraar was kon hij kinderlijke taal spreken met de twaalfjarigen en tegelijk diep-theologisch redeneren met de leerlingen uit de hoogste klassen van het regentaat. (Hij gaf toen les vanaf de zesde moderne tot het tweede regentaat).

Meteen herschoolde hij zich in de vernieuwde Catechese en kreeg toen ook de opdracht les te geven in het Groot-Seminarie en in het Hoger Diocesaan Godsdienstinstituut te Gent, om er mensen te bekwamen in het godsdienstonderricht voor het middelbaar onderwijs.

Als redactie-secretaris van het tijdschrift voor zielzorg en onderwijs 'Vita-documentatie' zocht hij ook met andere Vlaamse catecheten naar nieuwe postconciliaire vormen van onderricht en schoolpastoraal. Dit laatste lag hem als priester ook altijd zeer nauw aan het hart. Reeds als godsdienstleraar betrachtte hij voortdurend de persoonlijke begeleiding van de leerlingen en beijverde zich sterk in allerlei liturgische en para-liturgische vieringen, waarin hij ook graag de moderne technieken van bandrecorder en dia's gebruikte. Maar ook als directeur, spijts de vele andere beslommeringen, volgde hij van nabij de pastorale aktiviteiten van godsdienstleraars in de verschillende afdelingen van de school. Naast de doordeweekse morgenmissen voor onze internen en voor de kloostergemeenschap, stelde hij er prijs op nu en dan, bij bijzondere gelegenheden, in de liturgie voor te gaan en met een bezielend woord de leerlingen te bemoedigen. Ook als proost van C.O.V. werd zijn geestelijk woord telkens weer hoog gewaardeerd.

Zelfs oversteeg zijn pastorale en liturgische bekommernis de grenzen van de Bisschoppelijke Normaalschool. Haar vroegere zorg voor de opleiding van kosters werd onder zijn impuls en met medewerking van E.H. Ignace De Sutter hernomen door de oprichting van een zaterdagcursus in liturgie en kerkmuziek, waarvan we eind vorig schooljaar de eerste diploma-uitreiking mochten beleven. Het is dan ook niet te verwonderen (en vele collega's hadden reeds maanden tevoren een vaag vermoeden ervan) dat E.H. Stuyts door de hoogste kerkelijke gezagsdragers van ons bisdom werd opgemerkt om met al deze ervaringen op godsdienstig vlak, zijn degelijke scholing en zijn juridische vorming (hij is licentiaat Kerkelijk Recht) de verantwoordelijkheid toe te wijzen voor het organiseren, begeleiden en inspecteren van het godsdienstonderricht in al de middelbare katholieke scholen van ons bisdom (261).

Wij treuren om zijn heengaan als vriend en bekwame vader en willen hem van harte dank zeggen om al het goede en schone dat hij onder ons heeft gerealiseerd, maar wij verheugen ons met hem om deze eervolle benoeming en hopen dat hij in zijn hoge functie niet zozeer als 'vingertikker' dan wel als begeleider en vriend nog dikwijls onder ons mag vertoeven. Wij wensen hem goed heil bij deze nieuwe stap op de hiërarchische ladder.

(E.H. Emiel Van Hecke in 'Kasteelgalm, 1974)

Afscheidswoord van E.H. Stuyts

Bij de wisseling van oud naar nieuw...

Afscheid nemen van een jaar en uitzien naar een nieuwe toekomst, heimwee en verwachting, dankbaarheid en hoop; het zijn dingen waarover men moeilijk schrijft en die men niet gemakkelijk onder woorden brengt. Voor mij betekent het afscheid van dit jaar meteen ook het afscheid van deze school.

Afscheid van ruimte en gebouwen waarin ik mij thuis voelde, waarin ik stenen verlegd heb, lokalen heb verbouwd, kleuren heb aangebracht. Gebouwen waarin ik stille en woelige dagen heb beleefd; ruimte waarmee ik vergroeid was als een boer met zijn erf.

Afscheid nemen van mensen, vele mensen, collega's en studenten, mensen uit de onderwijswereld en zakenrelaties; zovelen met wie men vanuit een directietaak hartelijk kon omgaan.

Er kan alleen maar een gevoel van blije, stille dankbaarheid overblijven. Eerst tegenover de priesters van het huis, de huisgenoten, waarvan de voornaamste kentrek was dat zij steeds bijsprongen, op de meest variante wijze, wanneer één van ons in nood was.  Ze lieten je nooit stikken, wat uiteindelijk getuigde van een diepe trouw aan de vriendschap, die daarom niet elke dag uit gesprek of gedraging af te lezen viel.

Dankbaarheid tegenover de zusters die ons allen op hun eigen manier met nooit aflatende zorg omringden, voor alles en nog wat zorgden en ons verwenden.

Dankbaarheid tegenover alle collega's, leerkrachten, studiemeesters en secretarissen, allen met hun eigen kanten en plooien, maar allemaal mensen, met hun zorg voor studenten en hun familiale bekommermis. Het was goed met hen te leven en soms voor hen een stuk verantwoordelijkheid te mogen dragen.

Dankbaarheid tegenover studenten; jongens die hier als kinderen binnenkwamen en als mannen de school verlieten. Ik heb er velen gekend, niet alleen met naam. Ik heb ze berispt, soms hardhandig aangepakt, maar ik hield van hen. Zij hebben mijn geloof in de jonge mens bewaard. Ik kon hun zwakke kanten begrijpen, ik hoorde hun hoop en hun verdriet, ik deelde hun spijt en hun geluk, kende hun bitterheid en bezorgdheid voor de toekomst. Het scheiden van hen zal uiteindelijk nog wel het meest wegen. In hen krijgt al wat de mens droomt en verwacht aan inzet, elk jaar opnieuw gestalte.

En och, waarom het niet zeggen, er zijn ook triestige dagen geweest, dagen gevuld met zorg voor al die mensen; dagen zonder uitzicht, dagen waarop men de zaken verkeerd aanpakte, zich vergiste, geen oog had voor dingen die men had moeten zien met het hart, dagen van onbegrip. Zij worden gelukkig vlug vergeten en maken de vreugde van de andere dagen des te groter.

Wie zal het allemaal met woorden kunnen beschrijven? De dichter?

Welnu, laat ik hém dan spreken...

                               De mens is van nature

                               niets schoners opgelegd

                               dan dat, te goeder ure,

                               hij zich aan vrienden hecht,

                               dan dat hij trouw laat blijken

                               en liefde ondervindt,

                               die zich aan zijns gelijken

                               op hart en handslag bindt.

                               Ik heb, goddank, ervaren

                               dat harten trouw en goed,

                               mij toegenegen waren

                               in voor- en tegenspoed.

                               En onbaatzuchtig wensen

                               wij 't beste voor elkaar.

                               Zo worden wij pas mensen.

                               De hemel maakt het waar. (Simon Dach 1605-1659, vertaling Jan Wit)

G. Stuyts, Nieuwstraat 10  9180 Belsele

(E.H. Georges Stuyts in 'Kasteelgalm, 1974)
kan stuyts1Kanunnik Stuyts in 1992kan stuyts2Kanunnik Stuyts in 1992

Nieuwjaarswensen 2017

 2016Georges Stuyts