Artikel in ‘De Standaard’ van 22 juni 2002

REPORTAGE

Opendeurdag in asielcentrum Sint-Niklaas.

Welkom in Wanhoop

Auteur: Jan Stevens

 


 

Een opvangcentrum voor asielzoekers is geen hotel - of het zou de naam 'Wanhoop' dragen. In Sint-Niklaas kunnen omwonenden zich daar zaterdag tijdens de open dag nog eens van vergewissen. ,,Geen mens zit hier voor zijn plezier.''

Ooit was het imposante gebouw in de Kasteelstraat een bisschoppelijke normaalschool, nu is het een sovjetachtige woonkazerne die onderdak biedt aan 150 vluchtelingen. In Sint-Niklaas geen idyllische plaatjes á la Zon & Zee of vakantiehuisjes verscholen tussen het groen, maar naar gaarkeuken ruikende kale gangen, bruinbetegelde zalen, hoge ramen en overal de holle echo's van huilende kinderen. “Een opvangcentrum is geen hotel”, schrijft het Rode Kruis in een brochure.

Sinds het centrum in april vorig jaar zijn deuren opende, passeerden in Sint-Niklaas 49 verschillende nationaliteiten. Soms lijkt het een toren van Babel. ,”Maar we redden ons”, zegt centrumleider Klaas Impens. “De bewoners behelpen zich met vluchtelingen-Engels. En onze begeleiders zijn erg sterk in non-verbale communicatie. We hoeven maar heel uitzonderlijk een tolk in te schakelen.”

Vijf asielzoekers zitten samen rond een tafeltje in de centrale zaal van het centrum. De meesten zijn hier al maanden, sommigen bijna een jaar. Ze zien er moe en lusteloos uit. “Wat wil je? Behalve onze asielprocedure hebben we niets om handen”, zegt de oudste man, terwijl hij mismoedig een sigaret rolt.

Het leven in het centrum is moeilijk, klagen de mannen. Hoe kun je met een heel gezin op een kamer van zestien vierkante meter leven? In het centrum zijn er maar acht douches en twee toiletten per verdieping. Dat laatste is dan nog het minste probleem: “Als je niet eet, moet je ook niet kakken. Wat je hier onder de tand krijgt is helemaal niet te vreten. Is jullie nationale gerecht macaroni met kippenbouten? Wij krijgen dat hier twee keer per week op ons bord.”

Het eten in de Rode Kruis-centra wordt verzorgd door cateringbedrijven. Ze overgieten de Belgische keuken met een exotische saus, maar dat zorgt niet voor tevredenheid. “Heimwee gaat door de maag”, weet Klaas Impens. “Als mensen ver van huis zijn, klagen ze altijd over het eten. Het is ook moeilijk zulke uiteenlopende smaken te bevredigen. Varkensvlees of rund staan niet op ons menu. Het ene is taboe voor moslims, het andere voor hindoes. Dus serveren we kip of vegetarische schotels. Maar ritueel geslacht vlees kan helaas niet.”

Het huisreglement laat gezinnen ook toe tweemaal per maand zelf te koken. Ze moeten dan wel de ingrediënten zelf aanschaffen. Wat niet meevalt, want asielzoekers krijgen in het centrum alleen kost en inwoning. Plus een beetje zakgeld: 4 euro voor volwassenen en 2,5 euro voor kinderen. En dat is snel op, klagen de mannen aan het tafeltje in koor.

Werken kan pas als hun asielaanvraag door de Dienst Vreemdelingenzaken ontvankelijk is verklaard. Tot het zover is, kunnen ze alleen een centje bijverdienen met schoonmaken in het centrum. “Maximaal 14 euro per maand. De Tsjetsjenen weigeren om toiletten schoon te maken. Daar moeten wij dan ook, voor hetzelfde geld, voor opdraaien.”

Hoe moeilijk het leven in het opvangcentrum wel is, de vijf blijven het als een eentonig refrein herhalen. Ze klagen over de afstandelijkheid van de begeleiders. Er zijn er die ons alleen als profiteurs zien, klinkt het. “Eigenlijk werkt hier maar één mens aan wie je wat hebt'”, beweert de oudste asielzoeker. ”Hij is pas één maand in dienst, maar bij hem kun je altijd met vragen over je procedure terecht. De begeleiders doen ook niets om ons verblijf een beetje aangenamer te maken. De verveling loopt hier van de muren af. De enige afleiding is ronddolen in de stad.”

Klaas Impens relativeert. Het opvangcentrum geeft taalcursussen Engels en Frans en organiseert ook uitstappen. “Maar je kunt niemand dwingen daaraan mee te doen. En de individuele integratie van asielzoekers is ook niet onze taak.” Begeleiders worden alleen geacht algemene informatie over de asielprocedure te geven. “Met individuele dossiers bemoeien we ons niet. Anders is het einde al snel zoek.”

Zelf tilt Impens nog het meest aan de afwezigheid van professionele psychologische opvang in het centrum. Heel wat asielzoekers komen uit landen in oorlog en zijn slachtoffer geweest van misbruik of foltering. Ze verdienen opvang en therapie.

Het opvangcentrum van Sint-Niklaas ging vorig jaar open, nadat de overheid een einde aan de OCMW-steun voor asielzoekers maakte. Financiële steun zou te veel economische vluchtelingen aantrekken. Tegelijk wilde minister van Binnenlandse Zaken Duquesne een snellere afwikkeling van de asielprocedure. Volgens het principe 'laatste erin, eerste eruit' werden de dossiers van nieuwkomers het eerst afgehandeld. Het was de bedoeling dat ze niet langer dan drie maanden in een opvangcentrum zouden blijven.

In de praktijk valt dat lelijk tegen. Als het centrum van Sint-Niklaas op 22 juni zijn open dag houdt, zullen heel wat asielzoekers er één jaar verblijven. Kan niet, vindt ook centrumleider Impens: “Ons centrum is afgestemd op een opvang van maximaal zes maanden. De overheid heeft altijd te verstaan gegeven dat drie maanden de norm was. Maar soms blijven beslissingen veel langer slepende.”

Impens wijst met een beschuldigende vinger naar het Vluchtelingencommissariaat: “Commissaris-generaal Pascal Smet heeft voor landen als Afghanistan, Macedonië en Nepal alle beslissingen bevroren. Tsjetsjenië hoorde tot voor kort ook thuis in dat rijtje.”

Vele asielzoekers proberen ook de procedure zo lang mogelijk te rekken. “Ze zijn bang teruggestuurd te worden en gaan in beroep bij de Raad van State. Dat wordt meer en meer de regel. Een procedure bij de Raad van State kan gemakkelijk een jaar duren. Voor vele asielzoekers lijkt dat pure winst, maar intussen doen ze niets behalve wachten. En als ze uiteindelijk toch uitgewezen worden, stort hun wereld in. Vooral voor de kinderen is het moeilijk. Die integreren zich altijd het snelst.”

Niet iedereen is bestand tegen de verveling in Hotel Wanhoop. De vijf asielzoekers rond de tafel vertellen elkaar het verhaal van de Tsjetsjeense vrouw die begin mei vrijwillig naar haar oorlogsland terugging. Waar ze nu zit? “Ergens in een schuilkelder in Grozny zeker. Als ze nog leeft.”