Geschiedenis van de Oefenschool

Mgr. Delebecque, bisschop van Gent, stichtte in Sint-Niklaas het 'Institut Saint-Joseph' met 3 afdelingen:

- een 'Bisschoppelijke Kweek- of Normale school' op 2 juli 1839;

- een 'Fransche' School met pensionaat en externaat in oktober 1839;

- een 'Model-' of oefenschool in oktober 1840. De school bevond zich in de Ankerstraat op de plaats waar nu het CLB-centrum is.

Er was vanzelfsprekend  een minimum aan gebouwen: studieplaats, slaapplaats en eetplaats.

In 1850 werd de normaalschool overgeplaatst naar de Kalkstraat, maar normaalschool en pensionaat bleven nog onder één bestuur. Er waren toen 130 inwonende en zowat 100 externe leerlingen, 70 'modellisten' en een 40-tal normalisten.

Op 2 september 1868 wordt een oud-leraar van het Sint-Jozefsgesticht en oud-surveillant van de normaalschool terug naar Sint-Niklaas gestuurd om directeur te worden van de Bisschoppelijke Normaalschool: E.H. Louis De Brabander. De enge en slecht geschikte gebouwen in de Kalkstraat boden niet langer het gewenst milieu voor ernstige studie en verdere doelmatige schoolorganisatie. In 1870 werd beslist ze te verplaatsen.

Op 13 oktober 1873 werd het nieuwe schooljaar begonnen in het nieuwe schoolgebouw in de Kasteelstraat.

In 1876 werd een oud atelier aangekocht als gebouw voor de oefenschool. In de akte werd bepaald dat ingang en koer aan de zondagsschool toehoorden maar door de oefenschool werden gebruikt. 

In maart 1938 werd de boerderij van de Normaalschool in de Kasteelstraat afgebroken en werd de bouw van een nieuwe moderne oefenschool aangepakt.

Gilbert Callebaut, normalist van het derde jaar, beschreef de inhuldiging en wijding van de nieuwe oefenschool door mgr. Coppieters als volgt:

Nijdige wind…!

De vier hooge vlaggen waaide hij, met loomen vleugelslag, hun echte kleuren open aan den rechten mast; de zijïge chirowimpels hitste hij op, om met kinderlijke koppigheid weg te vluchten van hun vermanenden bamboestok; poovere kastanjetwijgjes bogen onder zijn sterken druk; maar iets wegkrijgen van de plaats, waar straks het groote feest zou heerschen, neen, dat kon de wind niet, al was hij nog zoo wintersnijdig en al rolde hij de donkere wolken nog zoo hard door de grauwe lucht! Te feestelijk was de plaats, dat iets zich aan hem zou storen. En zeker niet de wachtensmoeëjongens, die, op vier rijen opgesteld van de kapel over de speelplaats tot de Lieve Vrouwegang hun koppen vooruit boorden, en, vol spanning, hun aandacht gepunt hielden naar de donkere gang van waaruit de hooge bezoeker moest komen.

De spanning, die reeds enkele minuten heerschte, sloeg plotseling over in hoogste hoogspanning, toen de professor-dirigent beide armen als laatste verwittigingsteeken, hoog in de lucht stak. Nu zou Monseigneur komen! Nu kwam hij…! Nu was hij er…! Daar...! Gezichten bleekten in de donkere gang: de breede zang van het bisschopslied zwelde open als een dikke, roode bloem, en onder de opgetogen kreten der toeschouwers en den waardigen groet der KSA-ers schreed Monseigneur, kalm en zacht glimlachend, de speelplaats over naar de openstaande kapeldeur. De zeereerwaarde Heer Directeur, de eerwaarde heren professoren en heren subregenten, allen even gul lachend omringden den lieven bisschop; misdienaars in blije kleuren en kalme koorzangers, hun waardigheid indachtig, volgden dan op twee slanke rijen, tot allen binnendreven in den gapenden kapelmond.

Toen viel de deur dicht en moest er gewacht worden tot Monseigneur zich binnen zou gekleed hebben om de eigenlijke plechtigheid, de inwijding, te beginnen. Iedereen, de normalisten, de jongens der oefenschool en de toeschouwers van Sint-Niklaas stelden zich op tusschen de kapel en de nieuwe school, die in sobere stijl, geel oprees aan den linkerkant der speelplaats. Lang moest er niet gewacht worden en onder het vreugdig gezang van het ‘Sacerdos et Pontifex’ begon de rondgang der wijding omheen het fier gebouw. De minste beweging van den zegenden bisschop werd scherp in ’t oog gehouden om ze later getrouw te kunnen vertellen. Enkele oogenblikken verdween de korte stoet achter de school; maar zie, daar wandelde de blinkende mijter alweer over de koppen der eerste rij toeschouwers en stond men terug voor den ingang, waar de wijding begonnen was. De stille, maar des te inniger zegening van die effen hooge muren, met de vele lachende vensters, was gedaan en de stoet ging nu naar de andere zijde van het gebouw om langs de uitnoodigend-openstaande ingangsdeur binnen te treden en den zegen van den Heer af te smeken over de ruime gangen en klassen; die lange helderwitte gangen waar, in komende dagen de rust glimlachend zal in te peinzen staan en waar, door de gulle vensters het blekkerende zonnelicht zal boren; en die wonnig-witte klassen met de gichelende bloemetjes op de vensterbank en de warme gezelligheid van een te huis!

Die klassen waarin de blije jeugd, die een gedurigen zomer in de oogen draagt, opkijken zal naar hen, die, met den ernst van het begrijpen, deze zonnige lokalen de voorbereiding weten tot de latere klassen, waar ze, gedurende hun opvoedersleven, in zullen staan. Klassen, die wellicht niet zoo zeer het zonnelicht zullen doorlaten als deze hier, maar waarin zij zelf, bij ’t inkomen, de zon zullen binnendragen in de schemerdonkerte…

Lang duurde inwijding der lokalen niet en reeds na een tiental minuten blankte in de schemerige gang het eenvoudig kleed van Monseigneur en lachten de wind-bleeke gezichten der heren professoren.

Toen trad uit de rangen der leerlingen van de oefenschool een kleine knaap naar voren en meteen viel ook een gespannen stilte over het volk, dat luisterend op de teenen stond. Die jonge knaap bracht in naam van al zijn medemakkers in kinderlijk-eenvoudige woorden en heldere taal zijn hulde aan den goeden Herder en zijn dankbaarheid om de nieuwe oefenschool.

Juichend handgeklap brak los, toen de jongen zijn simpelen brief overreikte; maar dadelijk viel weer de groote, luisterende stilte, want… Monseigneur zou spreken!

In het portaal der pasgewijde oefenschool stond hij, de vriendelijke bisschop, warm dankend den Zeereerwaarde Heer directeur der Normaalschool voor zijn reuzig werk en er kwam stemming in zijn woord dat hij richtte tot zijn goeie normalisten, wanneer hij, wijzende op de zonnige schoonheid van hun verheven taak, zinspeelde op hetgeen hij te danken had aan het stille woord van den eenvoudigen braven onderwijzer van Overmere. Dan liet hij een oogenblik zijn blik rusten op den hoogen toren der Lieve Vrouwkerk, en op het wachtende volk, de ouders der kinderen, vlak voor hem en op zijn beste normalisten, waarvan hij zooveel verwachtte…

Toen sprak hij… en vergeten was meteen de pijnigende koude en de gure vrieslucht die heerschten, want de wind voerde, met zijn wintersche koude, ook de woorden van monseigneur mee, die zulke vlammende geestdrift en weldoende warmte uitstraalden, dat, door dien begeesterenden gloed, de strengste windvlaag ongevoeld voorbijgierde.

Onvergetelijk, dat heerlijke beeld en diepaangrijpend: die goed bisschop, staande in het portaal der nieuwe oefenschool, wijzend met uitgestrekten arm naar de hoog-oprijzende Mariakerk, en vol vuur sprekend tot de aandachtige ouders, die zich voor hem verdrongen.

O, die heerlijke harmonie, die samenwerking, die heerschen moest, heerschen moet, tusschen Kerk, School en Gezin; die eenheid van Meester, Priester, Ouders, wanneer het gaat om het heil en geluk van het kind, en het edel begrijpen dat ieders deel onmisbaar is daartoe!

O, die geweldige gedachte, dat glanzend beeld, dat waarheid is, en waarheid worden moet in ’t leven. Aan den sombergrijzen hemel scheurde de dreigende wolken uiteen en deinsden terug de diepende verten in, terwijl het hemelsch blauw zijn zege zong van zonnigglanzend licht…

Langdurig en diep-oprecht jubelde het handgeklap der menigte over de speelplaats, toen de goede Herder den hoogen stoep afdaalde en, gevolgd door de heren professoren en al de jongens, de wachtende kapel binnentrad om de bekroning van het werk, het ware slot van deze heerlijk schoone wijding, te beginnen: het plechtig Lof door monseigneur zelf opgedragen.

 -O-

In 1943 nemen de Duitsers de oefenschool in beslag.

 

Op 1 september 1987 fusioneerde de Bisschoppelijke Normaalschool met de Normaalschool Onze-Lieve-Vrouw-Presentatie: samen vormden zij de Bisschoppelijke Normaalschool Onze Lieve-Vrouw-Presentatie. Vanaf dat moment ging de lagere oefenschool Sint-Franciscus van de Bisschoppelijke Normaalschool op zelfstandige basis verder.

 

In 1998 fusioneerde de lagere oefenschool Sint-Franciscus met de lagere school Onze-Lieve-Vrouw-Presentatie.

{gotop}

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Afdrukken E-mail