10 april 1947 - Oud-leerlingendag

Met de eerste en zonnige lentedag van het jaar kwamen de blijde gezichten van bij de driehonderd oudleerlingen over de drempel van hun Normaalschool. Verschillende onder hen kwamen terug: het was hun eerste keer; velen waren reeds bekenden...

Te 10 uur liep de kapel vol voor de gezongen plechtige H. Mis, opgedragen door E.H. Directeur, voor het welzijn van de levende en tot zielerust van de overleden oudleerlingen.

Nadat de tien aanwezige inspecteurs in een kort onderonsje de initiatieven hadden besproken ter verspreiding van 'De Katholieke Schoolgids' ving in de feestzaal de algemene vergadering aan. De aanwezigen vertegenwoordigden 53 'jaren'. Vanaf de 85-jarige Ad. Heyndrickx (O1879) uit Sint-Amandsberg tot de zeven van de jongst gediplomeerden van 1946. Van de klassen van de vorige eeuw waren er nog 19 aanwezig. Mensen vergrijsd in het onderwijs, mannen  in volle kracht en jonge recruten waren hier samen. Welke vergadering - buiten een oudleerlingensamenkomst - kan wel zulke aanblik bieden?!

P. Pauwels, voorzitter in het Voorlopig Bestuur, opende de vergadering. Eerst werd door de E.H. Secretaris verslag uitgebracht over de toestand van de Oudleerlingenbond in 1946, over praktische aangelegenheden en over het bulletin. Vervolgens kwam ere-hoofdinspecteur August Troch (O1902), uit Antwerpen, aan het woord, die in een fijn-gevatte en flink doordachte rede handelde over 'gezond optimisme, zonder hetwelk er geen succes bestaat voor het volksonderwijs'. Twee remmen - aldus spreker - werken op dit optimisme van de onderwijzers in. Vooreerst de materiële zorgen. Maar uit dit oogpunt wordt de tijd gunstig. Hulde moet gebracht aan het onverdroten initiatief van drie pioniers oudleerlingen, staatsminister Hendrik Heyman, senator Bouweraerts, volksvertegenwoordiger Van den Berghe, die een beter barema van de Regering afdwongen. (Toejuichingen) De tweede hinderpaal blijft het tekort aan zelfvertrouwen. Na-oorlogse gebeurtenissen hebben het zelfvertrouwen geschokt en het onderwijzerskorps is in zijn eer aangetast geworden. Nochtans zou men beter van de fabel of het sprookje van het incivisme spreken, wanneer het over onderwijzers gaat. De repressie begon. De onderwijzer was één van de zeldzamen tot wie de burgemeester zeggen kon: leg uw ambt neer; we zullen in uw opvolging voorzien.

Zowat 325 000 burgers werd in ons land het stemrecht ontnomen. Daarvan werden een duizendtal onderwijzers onder de incivieken gerekend, d.i. 1 op 325 niet-onderwijzers, of 0,3 %! Het waren misschien de twee benen van een onderwijzer die inciviek waren en hem uit nieuwsgierigheid brachten naar een vergadering van nieuwe orde; het waren misschien zijn twee armen die hij uitstak om zijn talrijke kinderen wat meer te kunnen geven. Op 42 846 lagere onderwijzers kunnen er dan 2 % verdacht worden van incivisme. Waarom dan lijden onder minderwaardigheid? Bovendien is zelfvertrouwen hoogst nodig, gezien de neerdrukkende levensopvattingen, die het aantal zwakkelingen maar doen aangroeien. Daarom: blijf geloven in het idealisme en blijf moedig in het voorbeeld geven. Emerson schreef: "Wat ge zijt spreekt zo luid, dat ik niet horen kan wat ge zegt". Mocht dit op u allen van toepassing zijn. Wees idealisten en optimisten. Zelfvertrouwen en optimisme zijn de grote helpers in uw opvoedingswerk. Heb liefde voor het kind. Wie het kind heeft, heeft het volk. De natie rekent op u, vooral op u om zich omhoog te werken. Hoe hoger het ideaal voor hetwelk wij arbeiden, des te hoger wordt de maatschappij. Kinderen zijn als kostbare diamanten door Engelen op aarde gestrooid. Gij moet die polijsten. Gij zijt de smedende kunstenaars van de kinderzielen. Denk daar aan en leef daarvoor, en meteen licht elke dag voor u allen hoger en schoner!

Na deze diep inslaande rede kwam Albert De Grave aan 't woord in naam van het jubilerend jaar 1922. In een frisse en sappige taal haalde hij de herinneringen boven van de naoorlogse normaalschooljaren 1919-1922. Hij meende na vijfentwintig jaar te moeten getuigen "dat de normaalschool er nog op verjongt met oud te worden". Acht oud-studiemakkers waren reeds bij de Heer. Sommigen zijn reeds uit het onderwijs. De trots van hun jaar is: een missionaris te hebben in E.P. Miserez, Jozefiet in Congo. (Een telegram werd hem toegezonden.) Als in een film riep de oud-prefect dan zijn overlevende studiemakkers op en sprak zijn grote en onvermengde vreugde uit, te zien dat er in de normaalschool sindsdien veel veranderd is ten goede, zodat men kan spreken in Oost-Vlaanderen van een trek naar Sint-Niklaas. "Vrienden, we willen en zullen ons ideaal niet verloochenen, want daardoor pas zouden we oud gaan worden" (Gen. Mac Arthur). De geest van het Bisschoppelijke Sint-Niklaas blijven we immer trouw: Katholiek en Vlaams! We kapituleren niet voor ontmoediging. (Geestdriftige toejuichingen.)

Vervolgens sprak de voorzitter in naam van het jubilerend jaar 1897, waarvan er nog vijf aanwezig waren. Reeds 19 van de 40 zijn overleden. Van de 21 overlevenden zijn er nog een vijftal waarvan geen nieuws kon verkregen worden. Er werd overeengekomen samen met de 'zilvervossen' van 1922 het jubelfeest te laten doorgaan onder 't groot verlof in de Normaalschool.

F. De Clercq (O1915) uit Aalst, COV-gouwvoorzitter, vroeg op 't laatst nog het woord om een initiatief te mogen voordragen. "Willen we er eens voor zorgen dat er in de normaalschoolkapel een nieuw kerkraam komt ter vervanging van datgene, dat werd verbrijzeld door 'n bombardement? Het moge voor allen, die na  ons komen, het stille getuigenis zijn van onze blijvende dankbaarheid jegens de normaalschool!... wanneer wij er niet meer zullen zijn." Dit schoon gebaar vond algemene instemming bij de aanwezigen.

Nadat de voorzitter de aandacht van de onderwijzers had getrokken op het degelijk en zeer gewaardeerd tijdschrift van de Normaalschool, De Katholieke Schoolgids, waarvoor de oud-leerlingen goede propaganda in hun scholen dienen te maken, ging de vergadering uiteen.

't Was reeds na 13 uur toen iedereen aan tafel ging in de feestelijke refter! Iedereen deed zich te goed aan de welverzorgde tafels in een atmosfeer van hartelijke gezelligheid... Telegrammen werden gezonden aan Koning Leopold III, de Prins Regent en mgr Coppieters. De feestrede werd uitgesproken door staatsminister en volksvertegenwoordiger Hendrik Heyman, die beloofde de Oudleerlingendag mee te maken zolang hij kon. "Op de schouders van de onderwijzers weegt de verantwoordelijkheid de jonge volksklas op te voeden om ze te helpen haar levenstaak te vervullen. Terwijl wij vechten op het openbaar terrein voor uw materiële onbezorgdheid, vecht gij voor uw persoonlijke bekwaamheid, om hierdoor een breed inzicht te krijgen in de levensproblemen. 't Is een kwestie van sociaal inzicht, zich zo op te werken dat men zich uitsluitend met zijn zending kan bezig houden. De schoonste pijler werd hier opgericht door hen die de oudleerlingenbond hebben in 't leven geroepen; jaar na jaar zullen de vruchten van deze stichting schoner en overvloediger worden."

Rond 17 uur keerden opgeruimde en gelukkige onderwijzers weer naar hun familie terug vol van de levensblijheid hunner jeugd, welke ze aan eigen kroost en aan hun leerlingen zouden gaan meedelen.

Aan allen tot weerziens en welkom in 1948!

R. Windey, secretaris

(Bulletin van de Oud-leerlingenbond Sint-Franciscus van Sales, schooljaar 1947, 4e jaargang, nr. 2)