Het Tweede Vatikaans Oecumenisch Concilie: wat denk jij ervan?

Bevraging bij studenten

Het Tweede Vatikaans Oecumenisch Concilie (Vaticanum II) werd van 11 oktober 1962 tot 8 december 1965 gehouden.

In februari 1963 deed leraar E.H. Antoine Rubbens een bevraging bij de normalisten (onderwijzers- en regentenopleiding), bij de studenten van de middelbare school en bij de jongens van de lagere school. Hij bracht hierover verslag uit in 'Kasteelgalm, Pasen 1963'.

Wat denk jij ervan?

Herhaaldelijk dient deze vraag als inleiding op een enkwest. Sommige klassen uit onze Normaalschool kregen ook deze vraag gesteld door hun leraar godsdienst. "Wat verwacht gij van het concilie?" klonk vrij onverwacht een vraag tijdens de godsdienstles in de maand februari. Tweeënzeventig normalisten, leerlingen uit de derde, en honderdendrie studenten uit het eerste jaar van het regentaat kregen een vijftiental minuten bedenktijd en konden deze vraag schriftelijk beantwoorden. Het antwoord was naamloos.

Dit onderzoek gebeurde dus na afloop van de eerste sessie, nadat door de lessen ter voorbereiding op het concilie in de maand oktober en door het aanbrengen van een muurkrant op de speelplaats van de Normaalschool, de belangstelling bij de studenten in verband met de gebeurtenis van het concilie levendig was gehouden.

A Antwoorden van de normalisten

Uit hun antwoorden blijkt dat bijna niemand enige verwijzing maakte naar de afgelopen sessie. Wie ernaar verwijst, geeft een kleine ontgoocheling te kennen. "Tot nu toe is het concilie een beetje teleurstellend, omdat er tot nog toe zo weinig zichtbare bewijzen van waren dat er iets aan gang is".

Sommigen belijden hun onwetendheid: "Ik zou het wel interessanter vinden een persoonlijk oordeel te kunnen geven, maar ik vind dat het concilie zo vaag is: het gebeurt zo ver van ons, en ja, wat ze ginder doen...". - "Op mijn dorp wordt er weinig of niet over het concilie gesproken en het is er ook uit de belangstelling verdwenen. Dit is misschien te wijten aan de nalatigheid van diegenen die de mensen moesten inlichten over de werkzaamheden, de verrichtingen en de reeds bereikte resultaten van het concilie".

Resultaten van het concilie? Zijn er al resultaten? - Er wordt zo weinig over gesproken, en toch hebben de mensen er zo veel van verwacht.

Verwachten de leerlingen zelf iets van het concilie?

Een leerling rekent zich tot de groep die weinig of geen interesse voor het concilie hebben en er bijgevolg ook niets van verwachten. "Ten gevolge van mijn persoonlijke opinie ligt het trouwens in die lijn dat ik niets van het concilie verwacht. Mijn interesse voor het concilie is zoals de interesse die uitgaat naar wat er bijvoorbeeld dagelijks gezegd wordt in een nieuwsbericht van de radio". Deze groep is slechts door een drietal personen vertegenwoordigd. - "Mij is het om 't even wat ze in het concilie beslissen. Ik denk dat de beslissingen niet op de eerste plaats de leek zullen aangaan, maar wel meer op het terrein van de hiërarchie, op het bestuur van de Kerk zullen gaan, ook misschien op de manier waarop godsdienstonderwijs moet gegeven worden".

De groep "die iets van het concilie verwacht" formuleert hun gedachten in deze zin: "Het zal waarschijnlijk enkele uitwendige veranderingen brengen in de uitwendige organisatie van de Kerk" - of - "geen ophefmakende veranderingen". "Ik verwacht er bepaald niet veel van!". "Toch zou ik er graag wat van zien" vervolgt deze laatste student.

 

Inderdaad leeft bij de meesten een echt verlangen dat het concilie resultaten zou tonen. Opvallend is het groot aantal antwoorden die verlangens uiten in verband met de hereniging der kerken en met het liturgisch leven.

1 "Grote toenadering van de christenen"

Veertig op de tweeënzeventig vertolken ongeveer met deze terminologie hun wens dat het concilie zou bijdragen tot een herenigingsactie. "Een intiemer band zou moeten bestaan tussen katholieken en niet-katholieken". - "Mijn eerste gedachte gaat naar de eenheid van de christenen. De Kerk zou zich moeten openstellen voor de anderen, ze moet zich kunnen voordoen als het licht voor hen die niet meer weten waar naar toe". - "Ik verwacht van het concilie dat het toenaderingen ten zeerste zal bevorderen tussen katholieken en andersdenkenden. Ik geloof zelfs dat daarvoor reeds grote stappen gezet zijn door de paus en andere vooraanstaande geestelijken en leken zelfs. De paus is op dit gebied wel een bijzondere figuur die wel openstaat voor de goede aspecten van de afgescheurden en die de fouten niet zozeer benadrukt". - "Ik meen dat de hele christenheid door een reeds lange voorbereiding en door het concilie overspoeld is door en herenigings- of toenaderingsgeest. Ik verwacht dus dat in de nabije toekomst toch de Kerken meer en meer naar elkaar zullen toegroeien en dat het wel ooit zal komen tot een hereniging". Deze punten worden ongenuanceerd voorgesteld. Men geeft zich toch rekenschap dat deze hereniging nog moet groeien en dat dit 'nog eeuwen' kan duren". - "Veel mensen zijn daarvoor niet rijp". - Toenadering is de vrucht van een geest en een wil om naar mekaar toe te groeien. Deze gedachte aan begrip en verdraagzaamheid klinkt door in dit verlangen naar hereniging. "Het concilie zou volgens mij moeten bewerken dat men de andersdenkenden zoals prostestanten, anglikanen, niet meer als vijanden zou beschouwen, en dat men meer tot samenhorigheid zou komen. Vb. als we nu een protestant door de radio horen, zetten we terstond het toestel af. We moeten ook door het concilie meer de goede kanten van de andersdenkenden gaan bekijken". - "Op menselijk gebied zou men er moeten toe komen om open te staan voor 'ieders' gedacht, om aldus een goede samenwerking te bekomen die tot iets degelijks kan leiden". - "Eenheid onder alle christenen door nadruk te leggen om wat ons verenigt, minder nadruk op de verschilpunten".

Deze nadruk op een oecumenisch naar mekaar toegroeien bewijst een openheid en een aanvoelen van het juiste inzicht van de paus, die als uiteindelijk doel tot het XXIe concilie juist deze eenheid stelde.

2 In negenendertig antwoorden wordt het sterk verlangen uitgedrukt naar een intenser liturgische beleving. Hier verlangen de meesten het inbrengen en doorvoeren van de volkstaal in de H. Mis en in de sacramenten. "Laat ons zelf meeleven in de H. Mis, laat ons bidden en zingen in het Nederlands, maar leer het ons". Twee studenten gaan te keer tegen sommige vormen van volksdevotie. Deze vraag is bij velen gegroeid vanuit een concrete ervaring in de school of op de parochie. Men betreurt het passieve in vele zondagsmissen, maar anderzijds waarschuwen sommigen tegen een veralgemening van de vernieuwing en wijzen op het vlug afgekoelde entoesiasme.

3 Aktief-meeleven met de liturgie, aktief-zijn in het kerkelijk leven.

Ongeveer een zesde van de antwoorden wenst een toenadering van de priester tot de leek, en menen dat deze nog onvoldoende is. - "De priester op de parochie staat mijns inziens nog te ver-af van de arbeider". - "Ook de geestelijkheid kan nog veel menselijker worden. Al die pracht en die praal moet er niet altijd bij zijn" - "uitbreiding van de taak van de leek in de kerk" - "dat de Kerk niet meer zo boven ons zweeft als onbegrijpbaar, maar dat de kontakten tussen de Kerk en haar gelovigen duidelijker en vergemakkelijkt zouden worden" -  "dat men de plaats van de leek in de kerk zeer duidelijk zou bepalen, en bovendien het werk der geestelijkheid en de verhouding bisschoppen en paus". - "Ik verwacht dat de bisschoppen in hun bisdom meer tot hun volk zouden naderen en niet zo stijf-gezagsvol zouden doen".

In verband met dit punt wordt het invoeren van de clergy-man besproken. Vier van de elf brengen deze beslissing op het aktief van het concilie.

Deze wens tot groei en tot inschakeling van de leek in de Kerk kan aangevuld worden door de stem van hen, die een wens uiten in verband met de jeugd. Ook de jeugd moet nog meer ingeschakeld worden: "Meer zich richten van de Kerk tot de jeugd, zodanig dat wij meer voelen wat wij aan de Kerk hebben". - "Er moet een nauwere samenwerking tot stand komen met de jeugd. Men moet de jonge mensen kunnen winnen voor deze schone zaak. Daarom moet men ze opzoeken waar ze zich bevinden en eens openlijk met hen gaan praten" - "meer bekommernis om de jeugd en dit vooral voor de jongens en meisjes die niet naar school gaan, bv. op een fabriek werken". Het punt van de ontspanning van de jeugd moet door de Kerk besproken en aangepakt worden (vier antwoorden).

Twintig studenten behandelden aldus de verhouding priester-leek of de inschakeling van de jeugd.

4 Naast deze drie veel voorkomende wensen spreken een zestal over de missies: verdeling van de priesters (1), modernisatie der kloosters (2), verdere versoepeling van de wet op het nuchter-zijn (1), aanpassing van de huwelijkswetgeving bij het huwelijk van andersdenkenden (1), het huwelijk in de hedendaagse tijd (2), het verlevendigen van het boete-sacrament (2). Sommigen rekenen ook af met het gepraat rondom het concilie, alsof na het concilie alles zou toegelaten worden. "De onwetendheid van het overgrote deel der mensen geeft aanleiding tot het vertellen van belachelijke opvattingen en verwachtingen".

 

Uit dit kort onderzoek mag men besluiten dat zelfs in deze onvolmaakte formuleringen de studenten bewijzen dat zij verwachtingen stellen in het concilie en langs het concilie om in de Kerk.

Het concilie immers heeft een nieuw beeld geschapen van de Kerk. "Ik denk dat in het concilie de mensen meer bij de Kerk zullen betrokken worden. Ze zullen de Kerk niet meer louter beschouwen als de paus, bisschoppen en priesters. Door het concilie zal men dus beter gaan beseffen dat men tot de Kerk behoort".

Omdat men tot de Kerk behoort durft men haar vragen stellen. Deze opgesomde vragenlijst openbaart niets nieuws. Dit was ook niet de bedoeling, ze openbaart wel de intensiteit van bepaalde vragen.

 

Gaat de interesse gepaard met een groter gebed? 

Slechts in één antwoord werd over dit gebed gesproken: "Het concilie vraagt dat wij zouden bidden, doch eerlijk gezegd, wanneer ik, bij weinige keren, er voor gebeden heb, was het steeds onder leiding, anders niet. Ik denk niet dat jonge mensen zich zo zeer aan het concilie interesseren. Afkeuren doen ze niet, doch het gebed dat van hun wordt gevraagd blijft achterwege (op achttienjarige leeftijd bidt men toch al zo weinig)".

In de tussentijd voor de volgende zitting van september moet men blijven ijveren opdat de belangstelling van de jeugd zou groeien en het spontane gebed zou geschieden.

 

B Het oordeel van de studenten uit de middelbare Normaalschool

Honderdendrie regenten uit het eerste jaar gaven eveneens hun mening te kennen over het concilie. bij hen is de toon kritischer. Opvallend is het verwijt over een gebrek aan informatie nopens het concilie. Minstens twintig ondervraagden klagen sterk op dit punt. "We weten niet welke besluiten genomen werden". Hun kritiek richt zich tot de parochiegeestelijkheid, de kranten, of omvormt zich eenmaal tot een persoonlijk gewetensonderzoek. "Als men zichzelf niet oplegt om zich wat verder in te lichten over dit groots gebeuren, dan staat men vlug aan de buitenzijde van de hele kwestie".

Naar hun oordeel is de zin van het concilie te zeer onbekend bij de grote massa, zodat veel misverstanden bestaan en de aandacht te veel gaat naar uiterlijke detailpunten. Heeft men voldoende over het concilie gepreekt? "Ik vind het absoluut verkeerd dat er gedurende gans de duur van het concilie, in mijn parochie, nog maar éénmaal gepredikt werd over het concilie. Deze prediking gebeurde dan nog vóór het concilie". - "De pastoors zouden de gelovigen regelmatig moeten inlichten, vooral omdat er geen misverstanden zouden ontstaan. Bv. in mijn parochie zijn veel personen ervan overtuigd dat na het concilie het huwelijk van priesters zal toegelaten zijn". - "Onze pastoor bidt wel iedere zondag voor het welluken van het concilie, maar veel parochianen begrijpen het woord 'concilie' niet, waarmee ik wil zeggen dat de pastoor er nog niets over heeft verteld". - "Te weinig voorlichting, zelfs aan priesters; want uit preken van sommige priesters in sommige parochies kan ik opmaken dat ze niet weten wat een concilie, en zeker niet wat Vaticanum II is. Logischerwijze geeft het misvolk nog een verdraaiing". - "Ik meen dat de geestelijkheid ons toch mag op de hoogte houden. Wij leken zijn toch ook katholiek". - "Het is een dringende zaak het volk in te lichten over deze eerste fase. In de kerken en de preekstoelen zwijgt men als vermoord. Een bisschoppelijk schrijven zou grote vruchten dragen. Tevens is het jammer dat in vele kerken ook het gebed tot het welslagen van het concilie na de zondagspreek wordt weggelaten". - "De meeste preken over het concilie kunnen in twee categorieën ingedeeld worden: 1) zinloze woordkramerij; 2 een degelijke uiteenzetting, die toch veel te theoretisch is voor het publiek dat soms onder het gemiddelde ligt". - "Volgens mij moest er in de zondagsmis meer over dit kerkelijk gebeuren gesproken worden. Zolang het concilie bezig is, heb ik nog maar één keer de pastoor erover horen spreken. Het is precies of niemand durft er iets over zeggen. Het is daarom ook dat de belangstelling van de gewone mens niet zeer groot is".

Belangstelling

Volgens hun antwoorden zou de belangstelling van de meeste mensen te veel op concrete punten gericht zijn. In de vertolking van hun persoonlijke verwachtingen wensen enkele regenten daarentegen dat het concilie meer het echte van het geloof zou benadrukken. Het concilie moet een vernieuwing brengen, een aanpassing van hetgeloof aan onze tijd. Het ontwarren van het geloof uit bijkomstigheden en omvormende gewoonten, het moet "een ruimere visie geven over het leven van de mens, zijn waarde als mens, en een nuchtere kijk op het hiernamaals". - "Klare uitspraken van de Kerk over de morele problemen van onze tijd" worden gewenst. De innerlijke geloofsovertuiging moet meer tot haar recht komen.

Deze algemene wens van vernieuwing wordt wel concreter omschreven en concentreert zich rond drie punten, zoals in het eerste besproken enkwest.

1 De grootste reeks desiderata staat in verband met de liturgie. Vierendertig herhalen hier de voorkomende punten als volkstaal, meevieren, gemeenschapsmis, betere predicatie, minder bedelsermoenen, maar grotere bijbelse grondslag. "Ik vind dat wij aan de mis iets moeten hebben. In wezen is het zo'n geweldige gebeurtenis. Waarom geven pastoors en onkundige kosters de mis een toon van verveling". - "Het zou nodig zijn door huisbezoeken de mensen het wezenlijke van de mis bij te brengen en hen het doel van de nieuwe formules uit te leggen. Nu staat de gewone mens tegen de gemeenschapsmis".

2 De hereniging ware volgens vijfentwintig personen een gewenst resultaat van het concilie.

3 In twintig antwoorden is de verhouding priester-leek het hoofdthema. "Naar mijn mening heef het concilie nog te weinig de leek betrokken. Men engageert te weinig de leek". - "Het volk van God zou moeten ervaren dat het een gemeenschap is". - "De priester mag niet als een losstaande persoonlijkheid beschouwd worden, hij heeft een grote rol te vervullen in de menselijke gemeenschap. Daarom een grotere vrijheid voor de priester om zijn taak des te beter te kunnen uitvoeren". - "Ik verwacht een vernieuwing van het religieus leven, een verandering in de houding van de geestelijkheid t.o.v. de 'leek' die door het merendeel van de clerus, volgens mij althans, nog niet als volwaardig lid in de Kerkgemeenschap wordt beschouwd". "Het is wel een detail, misschien, maar de clergyman helpt daar reeds mee. De mensen krijgen een ander gedacht van de priester". - "Er moet een gesprek van mens tot mens gebeuren, door de priester om het sacramenteel leven te stimuleren". - "De Kerk moet zich ook de vraag stellen waarom een groot deel van onze katholieke studerende jeugd niet meer gelooft. Ze moet de jeugd christelijk opvoeden, rekening houdend met alle omstandigheden". - "Nauwer kontakt tussen de geestelijkheid en de gelovigen op parochiaal plan door bezoeken aan huis, bezinningsavonden over godsdienstige of aanverwante problemen". - "Ik verwacht dat de Kerk een oplossing zal zoeken waardoor de priester dichter en dichter bij de gewone mens zal komen te staan en niet op een afstand blijven zoals dit veelal het geval is".

 

Ook bij deze groep studenten is een ganse reeks uiteenlopende vragen, zoals: vastenpraktijk, nuchter-zijn, de verdeling van de priesters op wereldplan, de aandacht voor Zuid-Amerika, de rijkdom van de Kerk ("één glasraam kost 40 000 fr., waarom dit geld?"). Er is zelfs een conciliewens voor de oprichting van het bisdom Limburg.

De lezer kreeg enkel een greep uit de rijke reeks antwoorden. Het is in feite een nieuwe reeks vragen geworden. Vragen gesteld aan het concilie, vragen aan de Kerk, vragen van studenten bij wie de liefde tot de Kerk kon groeien omdat het concilie er is. Terecht schrijft een student uit het eerste regentaat: "Ik meen dat het concilie wel wat verwezenlijkt, enkel en alleen omdat het er is"

C En wat denken de jongens uit de lagere afdeling over het concilie?

Bij het begin van een godsdienstles in de vijfde en zesde kregen de jongens volgende opdracht: "Onze bisschop is nu thuis uit Rome. In september keert hij terug naar het concilie. "Wat zou jij aan zijne excellentie zeggen, indien je hem een brief zou schrijven?"

Zonder verdere voorbereiding van de onderwijzer zetten de leerlingen zich aan het werk voor deze ongewone opgave.

Uit de briefjes citeren we enkele zinnetjes. Het telkens terugkerend refrein is hier, de eenheid der christenen.

"Dat alle volkeren, blanken en gelen, roden en zwarten, zouden samenkomen en één Godsfamilie stichten. Ook zou ik graag verwachten dat de missies gauw bekeerd worden door de vele missionarissen, en dat deze nog beter zouden beschermd worden".

"Hoogwaardige Excellentie, ik bid elke dag voor het oecumenisch concilie omdat er meer en meer mensen zouden aansluiten bij onze Kerk".

"Ik bid God 's avonds enkele weesgegroetjes meer. Mijn wens, en laten we maar hopen, zou zijn dat alle volkeren van geheel de wereld één zouden mogen worden".

"Monseigneur, ik heb het concilie goed meegeleefd. En ik vind dat het concilie de mensen zal aanzetten te bidden en eenheid te brengen onder alle christenen. Moge het welslagen".

"We hebben een prentenverzameling op touw gezet van het concilie. Monseigneur, maak dat er geen slechte katholieken in onze provincie komen".

In drie briefjes blijkt een grote bewondering voor de paus:

"Ook Rusland zegt dat de paus een goed mens is, want misschien zal Rusland zich bekeren van hun geloof en christen worden".

"Paus Johannes XXIII is een man van vertrouwen. Hij had gezegd een concilie te openen. Hij heeft het nu ook gedaan".

"Ik weet het, Monseigneur, dat het concilie van de paus en van al de andere concilievaders veel moeite vraagt. Daarom hebben wij, de onderwijzer en de leerlingen, gebeden tot de H. Geest, die het Licht van het concilie is. Mijn innigste wens is, dat het concilie goed mag verlopen en vele vruchten mag dragen. Doch, Monseigneur, met de gesteldheid van Z.H. de paus is het niet opperbest".

"Bijna alle bisschoppen van de ganse aarde zijn op het concilie aanwezig. Spijtig dat de bisschoppen van achter het ijzeren gordijn niet naar Rome kunnen komen. Het concilie verspreidt het Rooms-Katholiek geloof. En daarom moeten wij de paus zeer dankbaar zijn dat hij het tweede Vatikaans Concilie heeft ingesteld".

De liturgie wekte de aandacht van enkele briefschrijvers:

"Wij hebben met aandacht het concilie gevolgd. En ik moet zeggen, er is al heel wat besproken, o.m. zal de H. Mis gelezen worden in eigen taal".

"Ook zou ik toch willen vragen dat in alle beschaafde landen één en dezelfde godsdienst komt. En dat in elke parochiekerk het altaar in het midden staat, dan is het precies dat God in het midden van het volk staat".

Een tweetal schrijvers herinnerden zich naast de klasinformatie ook sensatiekranten:

"Ik heb ook gelezen in de krant met grote letters: "Mogen de priesters trouwen... Ik kan daar niet met 't akkoord komen. Als de priesters trouwen, dan ben ik bijna zeker dat de priesters zich meer zullen bezighouden met hun huishouden".

"Het ging daar niet om de speciale vraag: "Mogen de priesters trouwen, zoals velen dachten, maar om andere kerkelijke zaken...".

Een jongen is ontgoocheld: "Het concilie is te moeilijk, omdat er te veel commissies zijn". Hij vormt een uitzondering.

De grondtoon in alle brieven bewijst dat de jongens, ook in de lagere, belangstelling hebben voor het concilie. Het waardevolle is het gebed dat zij beloven voor het welslagen van dit concilie.

 

Mogen allen die interesse hebben voor het concilie, de gedachten van een jongen uit de zesde tot de hunne maken: "Ik was blij dat het algemeen concilie weer is begonnen. Omdat we streven naar de eenheid van de Kerk. Moge de H. Geest onze bisschoppen en andere kerkelijke oversten verlichten, zoals op het eerste Pinksterfeest. Ik bid voor het Algemeen Concilie, dat alle mensen naar God zullen gaan".

 

Om het verlangen naar inlichtingen over het concilie te bevredigen nodigde de Normaalschool eminente ooggetuigen van het Tweede Vatikaanse Concilie uit.

Op 1 maart 1963 gaf Z.E. Heer monseigneur De Kesel, hulpbisschop van Gent, en aanwezig op het concilie, aan de normalisten uit het derde en vierde jaar en aan de studenten uit het regentaat zijn indrukken over het concilie.

Veertien dagen later, op 18 maart 1963, sprak E.P. Fransen, professor aan de Staatsuniversiteit te Innsbrück en aan de theologische faculteit van de paters Jezuïeten te Heverlee, over het concilie. Als journalist had hij de eerste zittijd meegemaakt en als gekend theoloog heeft hij inzicht in de belangrijke theologische perspectieven, die door het concilie zijn gesteld. Niet gebonden door het conciliegeheim vertelde hij zijn ervaringen aan de aanwezige studenten van de lagere en middelbare normaalschool, aan vrienden van de school en aan de leden van het C.O.V., dat samen met de Normaalschool deze avond had ingericht.

 

 Hieronder enkele brieven die op 14 februari 1963 mooi werden geschreven door leerlingen van het zesde jaar van de lagere school en netjes werden bewaard. Enkele brieven werden opgestuurd naar mgr. Calewaert, bisschop van Gent.

 brfbisschop2
brfbisschop1

brfbisschop3

brfbisschop4

Bij de herdenking van het concilie in 2013 gaf E.H. Antoine Rubbens in de basiliek van Oostakker een bezinning.

Hieronder de tekst.

 

Vaticanum II, herinnering en heden

 

Hoe zou de wereld geweest zijn, was de neus van Cleoptra langer of korter geweest?  Hoe zou de Kerk geweest zijn, had ze in het begin van de twintigste eeuw een concilie gehouden?  Hoe zou ze zijn was Vaticanum II er niet geweest?  Hoe zal ze zijn na een derde Vaticaans concilie?  Het zijn vragen die ik deze namiddag niet kan beantwoorden;

De verrassing

In de geschiedenis van de katholieke Kerk was en blijft het tweede Vaticaans concilie een belangrijke gebeurtenis, een mijlpaal zelfs (John. W. 0’Malley, L’événement Vatican II, Lessius, 2011).  Het verliep in een tijd met veel optimisme en tevens met onzekerheid wegens de toenemende atoombewapening (Cuba-crisis).  Het kreeg enorme weerklank in de media.  Mgr. Leo De Kesel (1903-2001) wou op zijn nagedachtenisprentje slechts één melding: ‘concilievader’.  Het was voor hem en allicht voor de andere 2500 bisschoppen een unieke ervaring van de wereldkerk.  Ze kwamen uit 133 landen.

Het concilie gaat terug op een verrassende inval van de oude overgangspaus Roncalli, Joannes XXIII (1881-1963).  Een teken van vertrouwen.  Los de zaken niet alleen op maar betrek er meerdere in.  Doe het allereerst samen met de bisschoppen.  Besef dat het goede van het geloof op een aangepaste wijze moet kunnen aangebracht worden.  Het geliefde woord was het aggiornamento, dat niet mocht gelijk gesteld met uitverkoop en wegwerpen.

De inzet van velen

Het heeft vier sessies.  Het heeft veel gevraagd van de commissieleden.  Mgr. Calewaert (1893-1963) was lid van de liturgische commissie, zowel bij de voorbereiding van het concilie als van de conciliaire.  Hij overleed na de tweede sessie.  Zijn gezondheid heeft zeker ingeboet aan zijn nauwgezet werk tijdens het concilie. 

Het concilie kende veel interne spanningen, die blijken uit dagboeken van mensen van toen.  Zelf las ik deze van Yves Congar en Henri de Lubac.  Beide waren verdacht tot bij de aanvang van het concilie.  Ze behoorden tot wat genoemd werd la nouvelle theologie, die steunde op en opkwam voor herbronning.  Het verschil in standpunt steunt bij de ene partij op een meer juridische kijk over de Kerk, zeer piramidaal opgebouwd en bij de andere op een Kerk, gezien als gemeenschap met erkenning van lokale kerken, bestuurd door bisschoppen niet als gedelegeerde van de paus, maar als gewijd, samen met en onder hem.

De verscheidenheid neemt nog andere vormen aan wegens eigen achtergrond en vanuit het land van herkomst.  Achteraf gezien was het concilie nog zeer Westers.  Jozef Comblin (1932-2011) zei dat heel hard: “Vaticanum II kwam te laat.  Het gaf antwoorden op problemen van 1900.  Onbewust was de zienswijze van het episcopaat deze van de burgerij  van der kapitalistische maatschappij, vooral deze van het Westen” (Concilium 41, 2005). 

Toch een wonder hoe uit dit alles, uit die verscheidenheid van mensen, van gedachten en disputen, ook van intriges, waardevolle teksten zijn tot stand gekomen.  Het concilie heeft in zijn verloop een eigen dynamiek ontwikkeld.  Wat het bereikt heeft, lijkt nu voor de meeste evident.  Toch blijven er zeer uiteenlopende interpretaties.  De ene beschouwen het als een breuk met het verleden; de anderen wijzen op de continuïteit, nog andere klagen over het compromiskarakter.  Sindsdien  zijn zoveel andere vragen gerezen.  Een vraag stellen is gemakkelijker dan er een goed antwoord op vinden.

Tijdens de synodes na Vaticanum II groeide de inbreng van de kerken van Afrika, Azië en Latijns Amerika.  Waar Joannes XXIII en Paulus VI als vaders van het concilie waren, zo waren de Poolse paus Woytila en de Duitse paus Ratzinger zonen van het concilie.  Maar ze hadden er beide hun inbreng: de ene als bisschop, de tweede als eminente peritus, aanvankelijk bij kardinaal Frings, de aartsbisschop van Keulen. 

Spanningen

Spanningen zijn er van bij het begin van de Kerk.  Ze steken al in de zendingswoorden van Jezus: “Ga en verkondig wat ik jullie opgedragen heb” (cf. Mt. 28,19).  “Selon ces propres termes, l’Eglise chrétienne est une société conservatrice, dont la mission essentielle est de faire passer en paroles et en actes un message reçu il y a tres longtemps.  Si elle dénature ce message ou si elle le perd de vue, elle perd son âme et sa raison d’être.  Pourtant, l’Eglise a, d’une manière ou d’une autre, reconnu que ce message ne constitue pas une abstraction au-dessus et au-delà des êtres humains auxquels il a été révélé et qui l’ont interprété et transmis à travers les siècles.  Par la même, ce message s’inscrit dans un processus historique et il se trouve donc exposé au changement, du moins dans une certaine mesure.  Message transcendant par définition, il s’adresse, également par définition, aux hommes et aux femmes de tous les temps et de toutes les cultures, et il doit donc signifier quelque chose pour eux” (John O’Malley, op. cit. p. 409-410).

Behouden en uitdragen.  Van bij de vroegste Kerk is er de paulinische en de petrinische visie van de Kerk.  Daaraan is deze van Johannes toe te voegen.  Paus Montini Paulus VI (1897-1978) wou Petrus en Paulus zijn.  Zowel de groep uit de minderheid als deze van de meerderheid hebben hem opgeëist.  Hij streefde ernaar dat de conciliedocumenten met de grootste eensgezindheid zouden goedgekeurd worden.  Enkele van zijn interventies, onder invloed van de minderheidsgroep, hebben vooral in de derde sessie voor een donkere week gezorgd.  Hij heeft tijdens het concilie enkele zaken naar zich toe getrokken, zoals de visie op de geboorteregeling en vragen over een gehuwd priesterschap.  

De bisschoppen en het concilie konden beroep doen op deskundigen.  De Belgische bisschoppen en hun raadgevers hadden een serieuze inbreng (Claude Soetens, Vatican II et la Belgique, Arca, 1996).  Pater Congar, die enkele weken tijdens het concilie in het Belgisch college logeerde, heeft lof voor de efficaciteit en degelijkheid van de Belgische periti.  Hij looft vooral de inzet van prof. Gérard Philips.

Verwachtingen

Concilie riep verwachtingen op, vooral op gebied van de liturgie en de visie op de Kerk.  Voor Jozef, een buur van mij in Smetlede, stond het concilie ver van hem, maar hij verwachtte toch het invoeren van  de volkstaal in de liturgie.  Ik heb lange tijd een tekstje bewaard van jongens uit het zesde lager uit de Oefenschool van de Normaalschool in Sint-Niklaas.  Een schreef: “ik heb horen zeggen dat priesters mogen trouwen.  Daar ben ik tegen want dan komen ze zeker te laat in de mis.”

De start met de liturgie, bron en hoogtepunt

De liturgie toonde de meest opvallende verandering.  Dit conciliedocument was het best voorbereid. Er was al lang een liturgische vernieuwing bezig.  De veranderingen waren zichtbaar en hoorbaar: het gebruik van de volkstaal, de waarde van de woorddienst, de schikking van het altaar, het toelaten van de beker, de concelebratie, een overzichtelijke kalender van het liturgisch jaar. 

Als we dieper schouwen, dan heeft deze constitutie zoals nog andere teksten van het concilie de klemtoon gelegd op het  vieren van het Christusmysterie. de mens-geworden liefde van God, gestorven en verrezen.  Liturgie is een van de drie taken van de kerk naast verkondiging en diaconie.  Deze eerste constitutie heeft twee trekken die blijven doorklinken:  de actieve deelname en het Paasmysterie.  Dit laatste is in feite de sleutel.  Het is de krachtlijn in de vernieuwde sacramentenliturgie sinds Vaticanum II (J. Lamberts in Huldeboek voor Peter D’Haese).  Heb besef van en treed binnen in het Christusmysterie waarin we opgenomen worden.  Het paasmysterie is als het “Herzwort”, als het hart van Vaticanum II (Angelus A Häussling).  “Wat bij onze Verlosser zichtbaar was, is overgegaan in de mysteriën” (Leo de Grote, Sermo LXXIV).  In de liturgie voltrekt zich de tegenwoordigheid van de goddelijke heilsdaden onder de sluier van de symbolen (cfr. Odo Casel).

Gericht op de Vader, de Zoon en de Geest

De alzijdige betekenis van Christus keert terug in de drie andere constituties van het concilie.  Die zijn de Constitutie over de Kerk, de Constitutie over de goddelijke Openbaring, de Constitutie over de Kerk in de wereld van deze tijd, of moeten we zeggen in de ‘toenmalige’ tijd, gezien in vijftig jaar zoveel veranderingen zijn opgetreden.

Uit elk van deze nog te bespreken constituties haal ik enkele zinnen over de unieke plaats van Christus.  Lumen Gentium, dit zijn de beginwoorden van de Constitutie over de Kerk.  De allereerste zin ervan luidt als volgt “Lumen Gentium cum sit Christus.”  Christus is het licht van de volkeren.  De Kerk heeft haar oorsprong in het mysterie van de Drie-ene God. 

"In de Kerk zijn we allen geroepen tot heiligheid.”  Dit staat in het vijfde hoofdstuk van deze constitutie, dat wel eens het vergeten hoofdstuk wordt genoemd.  “De goddelijke Leraar en het Toonbeeld van alle volmaaktheid, de Heer Jezus, heeft aan al zijn leerlingen zonder uitzondering, tot welke staat ze ook behoren, de levensheiligheid voorgeschreven waarvan Hijzelf de oorsprong en tevens de voltrekker is” (LG 45).  “Zur Kirche gehört man nicht einfach wie zu einer Institution, sondern man gehört zu ihr als communio sanctorum, in der doppelten Bedeutung der Anteilhabe an den Heilsgütern und der Berufung zum Wachstum in der Heiligheit.  Kirchenreform kann daher niemals in erster Linie oder gar ausschliessslich Strukturreform sein” (Marianne Schlosser, Berufen zur Heiligheit, in Jan-Heiner Tück, Erinnerung an die Zukunft, p. 301).  Vaticanum II zet aan tot de weg van de innerlijkheid en maakt van de roep tot heiligheid een van de hoofdthema’s van Vaticanum II (John W. O’Malley, op.cit. p. 76).

Aansluitend bij dit vijfde hoofdstuk over de algemene roeping tot heiligheid in de Kerk volgt dan het zesde hoofdstuk in Lumen Gentium over de religieuzen. “De religieuzen moeten er met zorg op letten, dat de Kerk juist door hen steeds waarachtiger en duidelijker, aan gelovigen en ongelovigen, Christus laat zien zoals Hij de berg opklimt om te bidden, zoals Hij aan de scharen het rijk van God verkondigt, zieken en gewonden geneest en zondaars tot een deugdzaam leven bekeert, of de kinderen zegent en iedereen weldoet, daarbij steeds gehoorzamend aan de wil van de Vader die hem zond” (LG 96).

De Kerk leeft vanuit het geschenk van de Goddelijke Openbaring, ze is er zelf deel van.  Jezus “vervult de openbaring, brengt haar tot voltooiing en bekrachtigt haar met goddelijke getuigenis door geheel zijn tegenwoordigheid en verschijning” (VD 4). 

Wanneer de concilievaders spreken over de mens hebben zij de Nieuwe mens Christus voor ogen.  “Hij heeft zich immers, als Zoon van God, door zijn menswording in zekere zin met iedere mens verenigd.  Met menselijke handen heeft Hij werk verricht, met een menselijke geest heeft Hij gedacht, met een menselijke wil heeft Hij gehandeld, met een menselijk hart heeft Hij liefgehad” (GS 22).  

In de liturgie zijn we dicht bij Jezus (SC 5).  “De liturgie is evenwel het hoogtepunt waarnaar de Kerk in al haar handelen streeft en tevens de bron waaruit al haar kracht voortvloeit” (SC 10).  “In de liturgie krijgen we bij wijze van voorproef deel aan de hemelse liturgie, die wordt gevierd in de heilige stad Jeruzalem, waarheen we als pelgrims op weg zijn en waar aan Gods rechterzijde Christus is gezeten, de Bedienaar van het heiligdom en van het ware tabernakel.  We zingen er samen met al de hemelse heerscharen de Heer het loflied van zijn heerlijkheid toe” (SC 8). 

Het concilie was een vergadering die elke dag begon met een gebed tot de heilige Geest en de viering van de eucharistie, waarbij de verscheidenheid van riten duidelijk was.  Zo bleven de deelnemers indachtig dat wij eer te brengen hebben aan de Drie-ene God.  Het concilie houdt het mysterie van de Drie-eenheid voor ogen, dat ons uitnodigt tot lof (doxologie).  Het tweede, zesde en achtste kapittel van LG eindigt daarmee (LG 17,47,69).  Misschien lijkt wat ik hier kom te zeggen ver af van de zorgen van de praktisch ingestelde mens.  Er zijn minstens twee bewegingen binnen de kerk, een die meer de innerlijkheid uitgaat, mystiek georiënteerd is; een tweede meer gericht op de mens en zijn noden.

Godsverering en zorg voor de gemeenschap zijn niet aan elkaar tegengesteld (SC 33).  Tijdens het concilie heb ik, zo veel ik kon, de conciliekroniek van Henri Fesquet in Le Monde gevolgd.  Bij de derde sessie, waarin de besprekingen moeten beginnen over Gaudium et Spes (schema XIII), schrijft hij; “Vatican II a consacré trois ans à parler de problèmes purement écclésiastiques. Aurait-il la maladresse de ne consacrer qu’une quinzaine de jours aux véritables problèmes du monde actuel ? Les laïcs pardonneraient difficilement aux évêques cette précipitation… » (L.M. 10 oct. 1964).  Pater de Lubac waardeerde deze opmerking allerminst.  Hij was ontevreden over de journalistieke verwerking en deelt het ook mee aan Henri Fesquet.  Hij noteert in zijn dagboek: « Ainsi parler, du‘Peuple de Dieu’, parler de la Révélation  chrétienne, de Jésus Christ, de l’Ecriture sainte, de la vie liturgique, etc., c’est s’occuper de problèmes purement ecclésiastiques ?  Les seuls problèmes dits ‘actuels’ sont-ils de ‘véritables’ problèmes ?  Un chrétien peut-il penser cela ?  Et le problème de sa destinée, de notre destinée à tous, n’est-il pas pour chacun le problème suprême ?» (T. II, p. 198-199).

In zijn toespraak van 14 februari 2013 tot de Romeinse clerus sprak paus Benedictus over het concilie van de journalisten, dat andere verwachtingen verspreidde dan dit van de concilievaders.

Van anathema tot dialoog

De Constitutie over de liturgie heeft geleid tot een aantal richtlijnen.  Mgr. Leo De Kesel werd na het concilie in ons land de voorzitter van de Interdiocesane Commissie van Liturgische Zielzorg.  Hij was goed bevriend met pater Martimort en de secretaris van de commissie, bisschop Annebale Bugnini (+1982), spilfiguur bij de liturgische hervorming. 

De groep rondom bisschop Marcel Lefebvre (1905-1991) heeft zich verzet tegen het nieuwe missaal.  Maar zijn verzet en dit van de Pius X gemeenschap heeft meer te maken met andere belangrijke punten die in de concilieteksten aan bod kwamen.  Het is vooral de Verklaring over de niet-christelijke godsdiensten en de Verklaring over de menselijke waardigheid en de godsdienstvrijheid die het moeten ontgelden in hun ogen.  Zij verwijten het concilie de beginselen van de Franse revolutie ‘liberté, égalité, fraternité’ in de Kerk binnengebracht te hebben.

In deze eerste goedgekeurde constitutie over de Liturgie vinden we een taalgebruik, dat bijna in alle documenten aanwezig is, al hebben vele verschillende pennen eraan geschreven.  Vaticanum II is het 21° concilie en verschilt op heel veel punten van de vorige.  Het geeft het meest aantal teksten.  In zijn uitgave van de concilies, aldus Hans Urs von Balthasar, neemt Vaticanum II 12.179 lijnen in van het totaal van 37.727 lijnen van alle concilies. Trente had er maar 5.637. 

De vorige concilies reageerden meestal op misbruiken en andere geloofsovertuigingen, ketterijen en gebruikten vooral een juridische taal.  Ze eindigden meestal met de slotformule: anathema sit.  Dit wou zeggen: “Wie zulke stelling aanhangt, is uit de gemeenschap gesloten.”  Paus Joannes wou een pastoraal concilie en is in dit opzet geslaagd.

De teksten van Vaticanum II hebben meer de vorm van een dialoog.  Ze treden in gesprek met de ganse kerkgemeenschap, met niet-katholieke kerken en gemeenschappen, die met waarnemers aanwezig waren.  De concilievaders wilden zich richten tot de wereld, zowel om een boodschap te brengen alsook om te erkennen wat ze aan goeds van de wereld kan leren.  Niet veroordelen, geen banvloeken.

Kerk in communie als volk van God

Het concilie heeft nagedacht over de Kerk en over haar verhoudingen naar anderen.  Belangrijke teksten hierbij zijn de Constitutie over de Kerk Lumen Gentium, het decreet over de oecumene, de verklaring over de niet-christelijke godsdiensten en deze over de godsdienstvrijheid en dan de pastorale constitutie over de Kerk in de wereld Gaudium et Spes

Dat er een tekst zou komen over de Kerk leek van bij de aankondiging van het concilie duidelijk.  Vele bisschoppen voelden aan dat er een aanvulling moest komen bij het eerste Vaticaanse concilie, waar de rol van de paus sterk naar voren kwam met de verklaring over de onfeilbaarheid en het primaatschap.  Het tweede Vaticaans concilie heeft dit aangevuld met te wijzen op de taken die een bisschop krachtens zijn wijding ontvangt als lid van het bisschoppencollege.   Aleer dit echter te bepalen hebben de concilievaders gesproken over kerk als sacrament en haar benaderd als volk van God. 

In zijn openingstoespraak bij de tweede conciliesessie verwees paus Paulus VI naar de mozaïek in het koor van de Basiliek St.-Paulus buiten de muren.  Christus is er als de Pantocrator uitgebeeld.  Aan zijn voeten een kleine figuur van paus Honorius.  Hij zag daarin de ganse kerk uitgebeeld op weg naar haar Heer.  In de tekst die begon met de woorden Lumen Gentium hebben de concilievaders eerst beklemtoond wat wij allen gemeenschappelijk hebben.  We zijn gedoopt in Christus en vandaaruit tot verantwoordelijkheid opgeroepen.  De concilievaders gebruiken Bijbelse beelden en vermijden een juridische omschrijving.  Een van die beelden is dit van de Kerk als volk van God.  Wij zijn het pelgrimerend volk.  Hiertoe behoren allen die God roept; daarin ligt de roeping ingesloten van in het oude testament.  Bisschop Jozef De Kesel heeft als bisschopsleuze een tekst van Sint Augustinus: “Samen met u ben ik christen, voor u ben ik bisschop.”  In de concilieteksten leeft het inzicht dat Kerk gemeenschap uitdrukt, dat ze leeft vanuit haar communio met God, met alle gelovigen, een communio tussen lokale kerken en tevens in groei naar communio met andere kerken.  Tijdens het concilie heeft de vergadering een grote weg afgelegd naar de joden toe, dit op uitdrukkelijk verlangen van paus Joannes XXIII.  Deze zijn geënt op de edele olijfboom (Rom. 11,24).

Er is al veel inkt gevloeid om het Latijnse woord ‘subsistit’ juist te vertalen en te interpreteren.  In L.G. wordt gezegd dat de Kerk, mystiek Lichaam van Christus ‘zich bevindt’ in de katholieke Kerk (LG 8).  Ook zij is gewond door de verdeeldheid.  Zij erkent Gods liefde aan het werk in andere kerken en gemeenschappen. 

Aan het concilie danken wij de herinrichting van een permanent diaconaat.  De scherpste tegenstelling in stemmenaantal deed zich voor bij de vraag of er een afzonderlijke tekst zou verschijnen over Maria of integendeel deze zou opgenomen worden in de constitutie over de Kerk.  Dit laatste is gebeurd en ondersteunt een gezonde visie over de betekenis van Maria.  Paulus VI heeft haar bij de sluiting van het concilie uitgeroepen tot ‘Moeder van de Kerk’.

Tekenen van de tijd als sporen van God

God is groter dan zijn georganiseerde kerk.  Hij is de Schepper en is aan het werk in de wereld.  De laatste eeuwen had de kerk het moeilijk met de maatschappelijke veranderingen.  Ze schermde zich af als een bolwerk. 

We leren van de wereld.  De Kerk ontvangt ervan en kan er tevens inspiratie en hoop brengen.  De concilievaders gingen in op enkele fundamentele waarden en spraken over concrete uitdagingen.  Een ervan was toen de wedloop naar bewapening en  het gebruik van kernwapens.  G.S. komt op voor de waardigheid van het huwelijk en het gezin.  Het huwelijk is een verbond van liefde dat leidt tot vruchtbaarheid.  De paus heeft echter de vraag over geboorteregeling naar zich toegetrokken en na de instelling van een commissie terzake een eigen standpunt bepaald in Humanae Vitae

Ik mocht mee met bisschop Van Peteghem (1916-2004) naar het begin van de vierde sessie.  De zondagmiddag reden we door Milaan. Volk met hopen.  De vijf inzittenden in de auto waren ervan onder de indruk.  Mgr. Van Peteghem zei: “Al dat volk en morgen moeten we over de kerk in de wereld spreken!”  

Hebben we niet gedacht dat we alle problemen konden oplossen?  Het zou kunnen dat we de bal misslaan, wanneer we meer willen zeggen dan Christus.

Het document met de heerlijke naam Gaudium et Spes is gegroeid tijdens het concilie.  Zijn beginwoorden “Vreugde en hoop” zijn onmiddellijk gevolgd door de woorden: “Verdriet en angst van de mensen.”  Van die laatste houden we minder.  Wanneer ik op Pasen in Caritas/Melle op bezoek ga bij psychiatrische patiënten en dan naar mijn bureel terugkeer, zeg ik regelmatig bij mezelf: O.L. Heer, er is nog altijd veel Goede Vrijdag, ook op en na Pasen. 

Maar het document Gaudium et Spes geeft een heel belangrijke aanduiding voor de christen.  Een christen durft kijken naar de tekenen van de tijd.  De concilievaders noemen ondermeer: zin voor vrijheid, groeiende eenheid, toenemende macht van de mens over de dingen (GS 4).  De Kerk ontvangt ook van de wereld.  We geloven dat God in onze veranderende wereld aanwezig blijft.  Kijken naar en leren van de tekenen van de tijd toont dat onze wereld anders is dan deze van vijftig jaar geleden.  God is in het heden aan het werk.  Nu elke dag is zijn koninkrijk onder ons.

De Duitsers op het concilie waren minder enthousiast over het ontwerp.  Ze maakten meer voorbehoud en onderstreepten dat het Rijk Gods niet samenvalt met deze wereld.  

Paus Benedictus besefte zeer goed dat de wereld in evolutie is en had er zijn vragen bij.  We vinden het terug in de korte verantwoording van zijn ontslag.  Hij spreekt van de lichamelijke en geestelijke krachten, die we nodig hebben “in de wereld van vandaag, die onderhevig is aan vele snelle veranderingen en die dooreen geschud wordt door vragen die een grote relevantie hebben voor het geloofsleven.”  

Recht om zijn godsdienst te beleven

Slechts naar het einde van het concilie is de verklaring over de godsdienstvrijheid goedgekeurd.  Wij hebben de plicht op zoek te gaan naar de waarheid.  De mens heeft recht op zijn geloofsovertuiging en beleving.  In het samengaan van Kerk en Staat werd van deze laatste verwacht dat hij de éne ware Kerk zou beschermen en hoogstens andere overtuigingen zou dulden.  Van prof. Louis Janssens heb ik de boutade onthouden: “Als de Kerk in de meerderheid is, denkt en handelt ze vanuit het Oude Testament theocratisch.  God regeert en de godsdienst heerst.  In het Nieuwe Testament breekt de wet van de liefde door.  Waar de Kerk in de minderheid is, pleit ze dan voor de liefde.”  In de negentiende eeuw hebben pausen de moderne vrijheden veroordeeld.  Een aantal concilievaders hadden het moeilijk met de tekst van de godsdienstvrijheid.  De bisschoppen van de Verenigde Staten waren vooral de pleitbezorgers voor deze Verklaring.  Mgr. De Smedt was verslaggever en verdediger van de Verklaring, die opkwam voor de menselijke waardigheid.  Die is uiteindelijk in de vierde sessie goedgekeurd.  Johannes Paulus II is vaak opgekomen voor de mensenrechten, waartoe de vrijheid van godsdienst behoort.

Op 8 december 1965 eindigde het concilie in een sfeer van groot vertrouwen en optimisme.   Er waren verklaringen gericht aan veel groepen. Het moest nu zowel in Rome als in de plaatselijke kerken in toepassing worden gebracht.   

Een moeilijke en blijvende bouwwerf

Ik denk dat ik met velen het optimisme uit die dagen deelde, zonder evenwel te weten wat er concreet moest gedaan worden.  Kardinaal Alfrink zei in een interview, verschenen in het inmiddels verdwenen dagblad De Tijd op 11 november 1965: “Er is iets gebeurd wat niemand had voorzien en verwacht: de atmosfeer in de kerk is veranderd.  De geest der Kerk is opener geworden.  Er is een openheid ontstaan, die rekening en voeling houdt met de ander.  Het gaat er de Kerk niet meer om te ordineren, maar om te luisteren en te begrijpen, er is ook een groot respect ontstaan jegens elkaar.  Er is een algemene gezindheid van vrijheid ten opzichte van elkaar ontstaan, en die gezindheid is een stuk van de Kerk zelf geworden” (Martin Hoondert e.a. Visioenen van het Tweede Vaticaans concilie, p. 256).

Er is sinds het concilie veel gebeurd.  Voor de ene was Vaticanum II een eindpunt, voor anderen een begin.  We kregen vooral in het Westen de zware reacties na het verschijnen van de encycliek Humanae Vitae.  In eigen land kregen de bisschoppen het zwaar te verduren bij hun beslissingen over de eenheid en de splitsing van de Katholieke Universiteit Leuven.

Kard. Suenens publiceerde veel over de medeverantwoordelijkheid en maakte ophef met zijn interviews over het uitblijven van concrete toepassingen van de collegialiteit (L.J. Kardinaal Suenens, Terugblik & Verwachting, Herinnering van een Kardinaal, Lannoo).

Een aantal omwentelingen in de cultuur en in de wereld zijn niet aan het concilie toe te schrijven.  Niet alles wat na het concilie gebeurde, kwam door het concilie.  Post concilium is niet propter concilium (Kardinaal Danneels).

Bij de toepassingen rees de spanning tussen behoud, angst, ongeduld, voortvarendheid.  Peter Hebblethwaite geeft daarvan voorbeelden in zijn boek Kerk op hol.  Paus Paulus VI toonde zich zeer bezorgd over de postconciliaire ontwikkeling en waarschuwde voor de situatie, die leek op een zelfvernietiging van de Kerk: “De rook van Satan is doorheen enkele spleten in Gods tempel binnengedrongen” (toespraak 26 juni 1972).

Paus Johannes Paul II wijst in zijn schrijven over de Kerk in Europa (28 juni 2003) over de geluidloze afval van de massa.  Paus Benedictus geeft toe dat deze zich uitbreidt over veel plaatsen in de wereld (Brief aan de Bisschoppen van 10 maart 2009).

Paus Benedictus was er niet voor om de tegenstelling op te schroeven tussen de Kerk van voor het concilie en deze van na het concilie.  Geen opsplitsing in een voorconciliaire en postconciliaire Kerk.  Het blijft gaan over de Kerk die zich als een stroom beweegt door het landschap.  Zij is zoals Paulus het in zijn brief aan de Korintiërs uitdrukte als een mens in ontwikkeling, die verschillende perioden doorloopt.  “Die Kirche als das wandernde Gottesvolk ist und bleibt das eine, sich in der Geschichte durchhaltende Subject, das immer wieder der Erneuerung bedürftig ist” (Heiner Tück, Erinnerung an die Zukunft Das Zweite Vatikanische Konzil, Herder, 2012, p. 100).

De tijd na het concilie werd een tijd van synodes, Nederlands Pastoraal Koncilie, Landelijk Overleg en Beraad, IPB, parochieraden, priesterraden en pastorale raden om naast een verticale lijn een horizontale te ontwikkelen.  Het werd binnen de kloostergemeenschappen een tijd van kapittels ter herbronning.  Er is een toeëigening gebeurd in de landen van de derde wereld, die aan gewicht wonnen en voor wie het concilie te westers was.  Vooral in Latijns-Amerika is dit inzicht gegroeid en is er een grote dynamiek geweest langs de Latijns-Amerikaanse bisschoppenconferentie (CELAM) te Medellin (Columbia), waar paus Paulus VI bij was.

De bisschoppensynode, bij het begin van de vierde conciliesessie aangekondigd, is een toepassing van de collegialiteit.  Ze blijft echter huiverig om deze echt door te trekken.  De bisschoppensynode is enkel consultatief.  Suggesties uit de tijd van Vaticanum II voor een soort Kroonraad bij de paus zijn herhaald bij het conclaaf van 2013.

De inzichten van het tweede Vaticaans concilie kregen een neerslag in het hernieuwde kerkelijk werkboek en eveneens in de Katechismus van de Katholieke Kerk, dat twintig jaar geleden is gepubliceerd.  Dit was ook ingegeven door de wens om de eigen identiteit te tonen en te verwoorden.  

De tendens naar restauratie is toegenomen.  Na vijftig jaar concilie is de centralisatie en het inpakt van de curie niet te veel veranderd.  Het pleidooi van een aantal bisschoppen, vijftig jaar geleden, voor een arme en dienende kerk blijft actueel.  Het was uitgedrukt in een pakt van de catacomben, ondertekend door 40 bisschoppen in de catacombe van Domitala op 16 november 1965.  Een van de promotors was bisschop Himmer van Doornik.  Mocht Jorge Mario Bergoglio toen concilievader geweest, hij zou bij die groep geweest.  Als Paus Franciscus zal hij voor dit pakt zorgen.

De communio is dag aan dag te beleven.  Velen zijn weggegaan, andere polemiseren, polariseren en gaan elkaar uit de weg.  We hebben herfstvlagen gekend en winterkoude.  Een dame uit Brussel schreef tijdens de Europese ontmoeting van Taizé in Rome eind 2012: « Je me pose une question.  L'Eglise revient, maintenant, avec Vatican II.  Comme si c'était une découverte ... une nouveauté.... Bien sûr, pour toute une génération !!!!  Je me souviens des lendemains du Concile où l'ESPERANCE du renouveau a soufflé partout.

On (les laïcs) trouvaient "une place" au service des paroisses ! Mais, hélas, après quelques années, le clergé, a voulu être "le chef" et dominer.

J'ai connu des années heureuses suivies d'années plus sombres et pénibles ! Mais TAIZE m'a ouvert à des nouvelles ESPERANCES qui ne m'ont plus quittées. Je crains que le langage que l'on reprend - aujourd'hui - en reprenant les documents ne passent de la même façon, que dans le temps !  L'année de Foi pour moi, c'est continuer ma route.... Merci.  Soyons en communion avec ROME et demain aussi. »

De optimisten geloven dat ook in de winter het zaad kiemt.  José Davin et Paul Emmanuel Biron publiceerden zopas Quand germe la semence : chemins pour l'Eglise de demain.  Zelf heb ik het concilie als een lente ervaren.  Deze was zo sterk dat ik ze ook in de winter nog voel.

En wat voor vandaag en morgen?

Zeker niet terugschroeven.  De Kerk blijft altijd geroepen ‘tot uitzuivering’ (LG 8) en ‘onafgebroken hervorming’ (UR 6).  Ik blijf van de Kerk verwachten dat zij mij helpt om Christus naderbij te brengen en hem te ontmoeten.  Ik verwacht dat zij mij voedt met hoop om mijn bijdrage te leveren aan de opbouw van een humane gemeenschap en dat ze me de weg wijst naar het eeuwig vaderland.  Het concilie is gedragen geweest door een wens naar herbronning en de wil om de boodschap bij de mensen te brengen.  Dit kan niet anders dan dat de Kerk in evolutie blijft.

In zijn bijdrage op een studieweek in Wenen over het concilie sprak kardinaal Kasper, gewezen voorzitter van de Raad ter bevordering van de eenheid onder de christenen.  Hij zei: ”De Kerk is geen thermosfles om warmte voor zich te houden, zij moet licht en warmte uistralen” (H. Tück, op. cit, p. 233).  Hij besloot zijn toespraak met te zeggen dat er geen institutionele vernieuwing is zonder geestelijke vernieuwing (Ibid, p. 236).  “La santé de l’Eglise progresse moins par les discussions que par l’adoration” (L. Elchinger, Le retour de Ponce Pilate. L’Eglise provoquée au courage, Fayard, 1975, p. 37).  Ongetwijfeld zijn er de ‘stillen ter lande’ die daar elke dag toe bijdragen vanuit hun geloof in Jezus en hun liefde voor de Kerk als sacrament, “als het teken en het instrument, van de innige vereniging met God en van de eenheid van heel het menselijk geslacht” (LG 1).

Wij blijven dagelijks in de sfeer van het concilie wanneer we in het eucharistisch gebed bidden: “Bescherm onze paus en onze bisschop, leer alle gelovigen van uw kerk de tekenen van deze tijd te verstaan.  Maak ons herbergzaam van hart voor alle mensen rondom ons; dat wij delend in hun vragen en hun pijn, in hun vreugde en hun hoop, hen de weg aantonen die naar uw liefde leidt” (XI B).

Antoine Rubbens

 

Gebed van paus Joannes XXIII voor het concilie

 Angelo Giuseppe Roncalli (1881-1963), de paus van het concilie overleed na de eerste sessie op 3 juni 1963.

 

Goddelijke Geest, door de Vader gezonden in Jezus' naam,
die in de kerk aanwezig blijft en haar onfeilbaar leidt,
wij vragen U, stort welwillend uw gaven uit over het Algemeen Concilie.
Goede leraar en Vertrooster,
verlicht het inzicht van onze geestelijke leiders,
die in bereidvaardige volgzaamheid aan de Opperherder van Rome
samen met hem deze kerkvergadering vieren.

 

Geef dat dit Concilie veel vrucht zal hebben:
dat het licht en de kracht van het Evangelie
steeds meer in heel de mensheid doordringen,
dat het Katholieke geloof en de missie-activiteit krachtig opleven;
dat de leer en de geest van de Kerk steeds algemener erkenning vindt
en het openbare leven meer Christelijk wordt.

 

Goede Geest die in ons woont,
bevestig ons in de waarheid, maak ons bereid te gehoorzamen,
zodat wij de besluiten van het concilie gewillig aanvaarden
en blijmoedig volbrengen.

 

Wij bidden U ook voor degenen,
die niet tot de ene schaapsstal van Christus behoren,
opdat zij die er toch groot op gaan Christen te zijn,
ook inderdaad de eenheid bereiken onder de zorg van de ene herder.

Laat het Pinksterwonder opnieuw werkelijkheid worden
en geef uw kerk, dat zij volhardend met Maria, de Moeder van Jezus,
 in eensgezind en vurig gebed en onder Petrus' leiding
het Rijk van de goddelijke Verlosser moge uitbreiden,
het Rijk van waarheid en gerechtigheid,
het Rijk van vrede en liefde. Amen
.