1910 - Bijzonder reglement voor de buitenleerlingen

De buitenleerlingen wonen dagelijks onder het schooljaar de mis van kwart voor zes bij in de kapel van de Arme Klaren. Ze zitten er op de plaats en op de stoel die voor hen bestemd zijn.

Bij het begin van iedere trimester betalen ze de Zusters een halve frank.

Op zon- en feestdagen gaan ze naar een vroegmis in hun parochiekerk.

Er wordt hun dringend aanbevolen, niet alleen elke zondag, maar ook dikwijls, zelfs iedere dag in de week te communiceren.

 

Ze zorgen er voor intijds in 't Gesticht te zijn voor alles, les of oefening.

Zijn ze wat te vroeg, dan komen ze niet op de speelplaats, maar wandelen in de gang en storen nooit door enig gerucht de studie of de klassen.

Na de oefeningen verlaten ze in stilte het Gesticht.

 

Het is hun streng verboden enige betrekking te hebben met hun inwonende studiegenoten en voor deze iets weg te dragen of mee te brengen.

Alle inbreuk op dit artikel is erg misbruik van vertrouwen en heeft onmiddellijke wegzending voor gevolg.

 

Op zon- en feestdagen moeten ze stipt tegenwoordig zijn in de hoogmis, de onderwijsoefening, de congregatie, de vespers en het lof.

Ze mogen geen herbergen bezoeken; maar de dinsdag en de donderdag, alsook op de zon- en feestdagen, is 't hun toegelaten van 5 tot 7 uur zich te verzetten in de Congregatie van de Hofstraat.

Alle andere wandeling of uitstap, ook in 't gezelschap van hun familie, wordt hun onder 't schooljaar ontzegd.

De ouders van de leerlingen, om onaangenaamheden met het Bestuur van de school te vermijden, worden verzocht deze laatste voorschriften wel te onthouden.

 

Wanneer de leerlingen door ziekte of enige andere wettige oorzaak verhinderd zijn een verplichtende oefening bij te wonen, dient de Bestuurder zonder uitstel door de familie, niet door een gezel, verwittigd.

 

Vermits het Gesticht een internaat is, genieten de buitenleerlingen door de goedheid van de Overheid, een groot voorrecht, dat ze maar waardig blijven door een voorbeeldig gedrag. Bovendien, wanneer een buitenleerling niet helemaal voldoet voor naarstigheid in de school of regelmatigheid in de stad, blijkt het dat de ouders, die hem moeten bewaken, zich niet behoorlijk kwijten van de plicht die op hen drukt.

Daaruit volgt dat een zelfde tekortkoming veel zwaarder is bij een buiten- dan bij een binnenleerling.

Volgens de grootte van de fouten, kunnen aan de buitenleerlingen de volgende straffen gegeven worden:

1 Mondelinge berisping

2 Minder goede maandelijkse nota's: nogal voldoende, weinig voldoende voor gedrag en naarstigheid

3 Verwittiging van de ouders

4 Eén of meer weken uitsluiting

5 Wegzending

(Kasteelgalm, 26e jaargang, lente 1970 nr. 1)

 

 

{gotop}