16 jaar normaalschool!

Onze Fons beet de spits af: van 1950-1954 als onderwijzer, van 1954-1956 in het regentaat, afdeling letterkunde en meteen 1 jaar als leraar in de pas opgestarte oefenschool in de 6de, 5de en 4de moderne. Twee jaar later kwam ondergetekende uit de startblokken:  van 1959 tot 1963 als onderwijzer en van 1963 tot 1965 als regent Nederlands, geschiedenis, economische wetenschappen. En ons Karolien studeerde er van 1992 tot 1995 in de afdeling Nederlands, aardrijkskunde, biologie en scheikunde. Zij valt net buiten het bereik van Andrés archief, want KaHo Sint-Lieven verhuisde tijdens haar studie naar de site in de Plezantstraat.

Oh, ja, we hadden nog een kozijn van ons ma, E.H. Emiel Steeman, die voor ons de baan vrij had gemaakt als directeur van de LNS. In de vroege jaren vijftig gingen we bij hem, hij was toen directeur van de O.L.V. Presentatie, op tijd en stond op de koffie, toen ons Moniek er studeerde voor kleuteronderwijzeres (1955-1957).

We hebben dus met ons drieën wat geschiedenis van de Kasteelstraat 8 mee gemaakt.

Ik startte er op 1 september 1959, als straf, want ik had begin augustus een herexamen voor het vak algebra afgelegd aan het Sint-Lodewijkscollege in Lokeren en behaalde toen 95%: een bewijs voor onze ouders dat het dringend anders moest! “Ziede wel da’ het kunt”…  Onze Fons heeft me nog helpen inschrijven, net voor hij trouwde en een week later naar Congo vertrok. Het leerprogramma voor de economische afdeling was toen nog nattevingerwerk: wij startten van maandagmorgen tot zaterdagmiddag. De wandelingen op woensdagnamiddag naar het Buitengoed, werden bij ons opgevuld met het vak Duits (2u) en godsdienst. E.H. Stuyts had de eer de woensdag af te sluiten om 16u terwijl de internen terugkeerden van den Hogen Akker. Jacques Meganck stond toen in voor de vakken economie, recht, boekhouden én wiskunde. We zijn het eerste jaar met velen gestart, maar ja… 

Van het bewuste eerste jaar LNS herinner ik nog levendig onze intrede in de turnzaal na het eerste vrije weekend. Bij onze aankomst zondagavond, kwam de Fielemon D.S. tot de bevinding dat hij zijn turnpantoffels thuis vergeten was!  Consternatie alom! Maandag, eerste lesuur in de namiddag: iedereen in het gangetje van de turnzaal. Als laatste, een heel eind achter ons: Van de Walle! Hij had ons tijdens de eerste les al meegedeeld (overbodig) dat zijn bijnaam Nero was: “Mijne heren, hier temt men leeuwen”… Iedereen spoedde zich “spontaan” naar het midden van de turnzaal voor de opstelling. De Fielemon had in de rapte nog een paar pantoffels op de kop getikt die vooraan in een bakje stonden. Wij bleven wachten op de komst van Nero… Toen hij wat later op zijn kousen verscheen heeft er toch iemand van de onzen gelachen. Dat was het lot uitdagen! Nero kwam, gewapend met zijn biljartstok, de rij af en bleef voor de Fielemon staan. Deze stamelde nog wat en begon stilletjes zijn pantoffels uit te trekken en… wij hebben het volgend lesuur alle hoeken van de turnzaal gezien. Pezen knapten, spieren verzuurden, zweet gutste uit onze T-shirts. ’s Anderendaags kon je die van ons herkennen op de manier dat ze knielden in de kapel. Later is het weer goed gekomen met Van de Walle, den André. Wij staken veel op van de man: nooit méér biologie in mijn schoolse loopbaan ontvangen dan van hem.

In het  tweede jaar waren we ook de eerste klas die tot 17u les had: E.H. Van Hecke mocht onze dinsdag afsluiten met Nederlandse  literatuurgeschiedenis. Na een paar weken dachten wij, internen, het gevonden te hebben: we jatten uit de refter gauw wat boterhammen mee tijdens de lesverwisseling van 16u, tot een van de zusters ons betrapte. We werden buiten gewerkt op het ogenblik dat de docent E.H. Van Hecke (de Charlie ofte De Miel) nog een stukje boterham achter de kiezen stopte!

(Voor toenamen en bijnamen van sympathieke leraars beperkten wij ons tot het gebruik van de voornaam: Den André (Nero),de Jacques (chapeau), de Clip, den Herman, den Amedee, de Leo, de José, de Maurice…, maar De Sutter, den Bossaert (de Frans), de Sanders (den Octaaf), Napoleon ofte De Kleinen, etc…

Als compensatie hadden we wel het voorrecht om af en toe een avondje in het gezelschap van onze klastitularis E.H. Verbeke (den Hugo) te luisteren naar muziek. Hij bracht ons de liefde voor de negrospirituals bij. We beluisterden in zijn lessen Duits de speeches van A. Hitler (hilarisch, maar de man articuleerde tenminste, vonden wij) en tijdens de Engelse les: Marc  Antony’s speech (Shakespeare).

In de loop van het tweede jaar werd er ’s middags druk geoefend: Gaston Clippeleyr vormde zijn keurgroep en op eigen initiatief mochten we verder oefenen in de turnzaal  tijdens de middagpauze. Ondertussen waren we ook gestart met een muziekgroepje onder de leiding van Pol van Mossevelde en met André Vereecken, Freddy Van der Steen, Guido Debaets, Juul Claeys en ikzelf, terwijl E.H. Verbeke ons met raad en daad bijstond: de ”Evergreens” waren geboren.

En de grote slaapzaal hebben we nog met z’n allen gedurende drie jaar “ondergaan”. Wij verhuisden pas in ons vierde jaar naar de kamers op de bovenste verdieping. De verbouwing hebben we nog wel meegemaakt. In de loop van het schooljaar 1959-1960  (februari?) verhuisden de laatstejaars naar de nieuwe kamers. Aangezien het jaar daarop de laatstejaars met een kleine groep waren (het eerste jaar van de opleiding onderwijzer- ASO), hadden de derdejaars het geluk ook uit te wijken naar de kamers. Het enige voordeel voor ons was, dat wij vanaf het tweede jaar het voorrecht hadden op een bureau (-ke) in de studiezaal. Maar de slaapzaal met chambrettes en waskom met nachtvaas hebben we nog met z’n allen meegemaakt. Slechts éénmaal stond er ijs op het water in het wasbekken.  Ik zie de Leon nog voor me, elke morgen sleurend met zijn emmers waswater en de urine van de voorbije nacht naar het waskamertje. En dan die opwaaiende witte gordijnen! Als een gordijn gesloten bleef, wisten we dat er wat loos was. Kort na de mis kwam zuster Nachttafelke het gordijn met een ferme ruk openen met: “Awel, wa’ ist? Gien goesting? Toch nie ziek zeker?”. In het schooljaar 1961-62 heerste er een ferme griep: het moment om te blijven liggen. Aangezien de directie geen epidemie wilde, werden we vlugger dan verwacht afgevoerd naar huis. Ons ma vroeg me de tweede dag van mijn ziekteverlof: “Zo ziek ziet ge er toch niet uit, he?” De rekening van de Peren Weemaes kwam later wel gepeperd naar Lokeren.

Bij de start van het tweede jaar werd ik bij Den Boeddha (E.H. Heirbaut) geroepen. Een slecht voorteken en ik was nog maar net toegekomen… Hij benoemde mij officieel tot “Belleman” van de normaalschool. Aangezien Eugène Verhellen (derdejaars) de vorige belleman, toen het voorrecht had om met zijn klasgenoten een kamer op de bovenste verdieping te krijgen, waren wij plots de oudsten in de studiezaal en op de slaapzaal. Die job heb ik gedurende twee volle jaren uitgeoefend. Vanaf dat ogenblik mocht ik enkele minuten vroeger uit de les, de studiezaal , de speelzaal en de kapel. Ik kan nog blindelings mijn traject doorheen de gebouwen volgen: vanuit de studiezaal, lichten aan op de speelplaats, de refter of naar de kapel of naar de slaapzalen. En… het voornaamste: het geluk om van de toiletten gebruik te kunnen maken in de vleugel van de studentenkamers. Toen ik later in contact kwam met onderwijzers van de zesde leerjaren tijdens het kantonnaal examen, waar ik als jurylid fungeerde, waren er nog enkelen bij die me meteen herkenden als “hun” belleman.

Oh, ja, terwijl wij in ons vierde jaar zaten en van het voorrecht genoten om over een eigen studentenkamer te beschikken, startte men met de bouw van de fameuze prefab boven de klassenvleugel. De slaapzalen van de “kleintjes” werd ook omgevormd tot een klassenvleugel, waarin ik later oefenlessen  gaf tijdens het tweede jaar van het regentaat. 

Vreemd! Later is de prefab weer ontmanteld of slaat dit op de hele site van de Kasteelstraat nummer 8?

 “’t Kan verkeren”, zei Bredero.

Marc Charels

 

 

{gotop}