9 De bevolking (het personeel) van de bisschoppelijke kweekschool van 1839 tot 1892: het personeel

2 Het personeel

De kweekschool werd niet enkel bevolkt door de leerlingen. Ze telde ook leerkrachten, met aan het hoofd de directie. We gaan nu de samenstelling en de activiteiten van deze groep na.

1 De samenstelling en de stabiliteit van het onderwijzend personeel en de directie

Bij de start telde de kweekschool slechts drie leerkrachten. Het jaar daarna werd hun aantal opgedreven tot zes à zeven. Dit cijfer werd gedurende 20 jaar gehandhaafd. Het aantal leraars was dus vrijwel onmiddellijk stationair. De eerste jaren gaf de directeur geen les. Toen Bruno Van den Steene in 1846 directeur werd, fungeerde hij verder als leraar tot 1860. Het ganse korps bestond de eerste tien jaar uitsluitend uit priesters. In 1851-1852 werd de eerste lekeleraar aangeworven. In de loop van de jaren '50 steeg het aantal tot drie. Zij namen de plaats in van een paar priester-leraars. Sedert 1852 is er ook voor het eerst sprake van een gediplomeerd onderwijzer in elk van de twee oefenscholen.

Van 1860 af, tot de schoolstrijd, werd het lerarenkorps gewijzigd, niet wat het aantal leraars, maar wel wat de verhouding priesters - leken betreft. Er ontstond een licht overwicht van priester-leraars, zes op tien, en ook de directeur, Isidoor De Sitter, was tevens leraar. Na de schoolstrijd werd het aantal lekeleraars vrijwel terug gebracht tot de helft van het korps. Het lerarenkorps werd toen uitgebreid tot twaalf à dertien.

Kan het jaarlijks aantal leraars van de kweekschool stabiel genoemd worden en verliep de uitbreiding van dat aantal zonder schokken, dan traden echter veel wijzigingen op in de samenstelling van het personeel. Tussen 1840 en 1892 hebben 52 priesters een leeropdracht gehad in de kweekschool. Gemiddeld werd dus jaarlijks een priester-leraar vervangen. In feite  waren de overplaatsingen onregelmatig. Vooral in het begin van de jaren '50, '60, '70 en '80 grepen er overplaatsingen van priester-leraars plaats. Zij werden uitsluitend vervangen door priesters, behalve in de jaren '50. Toen kwamen een paar leken in hun plaats. Tussen 1869 en 1881 en na de schoolstrijd hadden er bijna jaarlijks wijzigingen plaats in de samenstelling van het korps van lekeleraars. Toch waren de fluctuaties bij hen niet zo groot. Op 41 jaar fungeerden er 23 leken in de kweekschool. Daarvan verbleven er 4 meer dan 10 jaar in de school. Hetzelfde geldt ook voor de priesters, maar dan over een periode van 53 jaar. 

Voor de oefenschool aan de Kalkstraat zijn de namen van de hoofdonderwijzers bekend sedert 1876. Tot 1893 hebben 7 personen die functie waargenomen. De directie van de oefenschool was dus verre van stabiel.

De directie van de kweekschool was, tenzij de eerste jaren na de start, wel stabiel. Reeds in 1841 werd Pieter- Frans Willems als directeur van het Sint-Jozefsinstituut vervangen. Van Boxelaere oefende slechts 5 jaar het directeurschap over de kweekschool uit. Bruno Van den Steene (van 1846 tot 1868), Louis De Brabander (van 1868 tot 1880) en Isidoor De Sitter (van 1880 tot 1892) behielden hun directeurfunctie meer dan 10 jaar. Deze directeurs waren op het ogenblik van hun benoeming ouder dan 30 jaar. De meeste priester-leraars daarentegen waren pas afgestudeerd toen zij in de kweekschool terecht kwamen. Vermits zij, op een paar uitzonderingen na, vóór hun 35 jaar de kweekschool verlieten, kan hun benoeming als voorlopig beschouwd worden. Wellicht heerste in het bisdom de opinie, dat aan pas gewijde priesters best niet onmiddellijk een parochiale taak werd toevertrouwd. In afwachting werden ze met een leeropdracht belast. Het voorlopig karakter van hun leraarsfunctie verklaart zowel de stabiliteit van het aantal priester-leraars als de vele wijzigingen in de samenstelling van het lerarenkorps. Men kan zich afvragen of die fluctuaties niet nadelig waren voor de vorming van de leerlingen.

2 De activiteiten van het personeel

Aan de leraars was de taak opgedragen te zorgen voor de vorming van de leerlingen. Eerst en vooral werd een godsdienstige vorming beoogd. Tot de schoolstrijd moesten de leerkrachten erover waken dat de leerlingen een individuele Godsrelatie onderhielden. Het gedrag van de leerlingen werd hierop volledig afgestemd. Om praktische redenen stond elke leraar voor een klein getal leerlingen in. De toename van het aantal leerlingen en de nood aan georganiseerde godsdienstige actie hebben in de schoolstrijd, en daarna, een verenigingsleven onder de leerlingen in de hand gewerkt. De taak van de leraars was dan, die verenigingen te leiden.

De activiteiten van de leraars werden gecontroleerd door de directeur. Hij zorgde ook voor wekelijkse samenkomsten onder de leraars om de voortgang van de leerlingen te bespreken. De directeur stond ook in voor de administratie van de kweekschool.

Naast de godsdienstige vorming was ook de intellectuele vorming tot onderwijzer belangrijk. Onmiddellijk rijst de vraag, in hoeverre het personeel in de kweekschool voorbereid was op deze taak. Van staatswege werden, tot de schoolstrijd, geen bekwaamheidsvereisten gesteld aan het onderwijzend personeel van de kweekscholen. In de rijkskweekscholen waren de leerkrachten onderwijzers, regenten of kandidaten in een of andere wetenschap. In de kweekschool te Sint-Niklaas waren, voor zover bekend, de priester-leraars, op één uitzondering na (P.J.M. Van Besien was kandidaat in de natuurwetenschappen), niet specifiek voorbereid op het onderwijs in de profane vakken. Het algemeen reglement van de bisschoppelijke kweekscholen van 1843 bepaalde dat de voornaamste vakken tegelijkertijd voor alle leerjaren door een speciale leraar zouden worden gegeven. De overige vakken zouden door de directeur over de verschillende leraars worden verdeeld. De kweekschool te Sint-Niklaas heeft vrijwel altijd dit systeem gehanteerd. Van jaar tot jaar veranderde de verdeling van de vakken over de leraars omzeggens niet. Van 1874 tot 1877 werd een ander systeem toegepast. De klastitularis onderwees in zijn klas bijna alle vakken. Enkel de pedagogische vakken, wiskunde en muzische vorming werden in alle leerjaren door een vakleraar onderwezen. Of de lekeleraars te Sint-Niklaas een bekwaamheidsdiploma bezaten, is niet bekend. Zij gaven enkel les in lichamelijke opvoeding, muziek en tekenen. De belangrijkste vakken van de opleiding werden dus enkel aan priesters toevertrouwd. Tijdens de schoolstrijd werden in de rijkskweekscholen voor het eerst bekwaamheidsvereisten gesteld aan de nieuwe leerkrachten. Zij moesten in het bezit zijn van speciaal diploma voor het kweekschoolonderwijs. Een K.B. van 7 februari 1884 stelde drie mogelijke diploma's in, namelijk voor de literaire, de wetenschappelijke en de pedagogische vakken. Zulke diplomagraad werd bekomen indien men slaagde in een examen. Daaraan mocht deelgenomen worden als men 24 jaar oud was, een diploma van onderwijzer, regent of kandidaat in één van de wetenschappelijke vakken bezat en na vier jaar onderwijspraktijk. Om deel te mogen nemen aan een examen over pedagogische vakken, was een tweejarige praktijk in een kweekschool en de minimumleeftijd van 24 jaar voldoende. Door de kortstondigheid van het liberaal bewind heeft de realisatie van die eisen op zich laten wachten.

Sinds het begin van de jaren '50 stelde de Staat opnieuw bekwaamheidseisen aan het personeel van de kweekscholen. Bij K.B. van 28 februari 1890 werd bepaald dat de leraars tekenen, lichamelijke opvoeding, naaldenwerk en economie een bekwaamheidscertificaat moesten bezitten. De minister heeft zich dus beperkt tot de minst belangrijke vakken van het kweekschoolonderwijs.

De minieme specifieke voorbereiding op een leeropdracht in het kweekschoolonderwijs heeft meerdere leraars te Sint-Niklaas echter niet belet zich ernstig in te werken in een bepaald vakdomein. Enkele leerkrachten, zoals A. De Riemaecker (Nieuwkerken, 1845 - Gent 17.02.1919), H. Mys (Mendonk 1857 - Gijzegem 19.07.1906), A. Van den Driessche en G. Lefranck (Geraardsbergen 1835), hebben één of meerdere boeken geschreven ten behoeve van de kweekscholen. Bruno Van den Steene op het gebied van methodiek en Amaat Joos inzake Nederlandse taal en letterkunde hebben er zelfs faam mee verworven.

De kweekschool te Sint-Niklaas heeft ook een belangrijke bijdrage geleverd in Het Katholiek Onderwijs, Orgaan der katholieke volksscholen van Vlaamsch-België. Dit tijdschrift verscheen te Gent gedurende 35 jaar, van 1879-80 tot 1913-14. Het eerste jaar werd tweemaal per maand een nummer uitgegeven. Daarna verschenen jaarlijks 12 nummers, maar de inhoud verdubbelde. De hoofdredacteur was aanvankelijk E. Meganck (Wetteren 30.04.1838 - Linde 27.01.1897), directeur van een katholieke school te Eeklo. Wegens diens drukke bezigheden werd de redactie in 1880-1881 overgedragen aan F. Van Cleemput, hoofdonderwijzer van de oefenschool aan de kweekschool te Sint-Niklaas. Hoelang de leiding van het tijdschrift bij hem berustte, is niet duidelijk; na 1886 werd geen hoofdredacteur meer vermeld. Sedertdien stond Het Katholiek Onderwijs onder het bestuur van de leraars van de kweekschool te Sint-Niklaas.

De redactie telde het eerste jaar een veertiental leden. Daarna slonk hun aantal tot zes à tien, maar van 1888-1889 af werd opnieuw het begincijfer bereikt. De redactieleden zijn moeilijk te identificeren. Vele artikels zijn naamloos, de andere dragen meestal slechts initialen. Tussen 1880 en 1892 zouden een dertigtal redactieleden, waarvan een tiental regelmatig, hebben meegewerkt. Vooral F. Van Cleemput, Amaat Joos, A. De Riemaecker, A. Van den Driessche en H. Mys, allen leraars aan de kweekschool te Sint-Niklaas, leverden regelmatig artikels.

De oprichting van Het Katholiek Onderwijs hield nauw verband met de schoolstrijd. De bedoeling van het tijdschrift was onder meer, te strijden 'voor het katholiek volksonderwijs, voor het behoud van de zielen der kinderen'. Het tijdschrift wou dus een morele steun geven aan het katholiek lager onderwijs. Verder wilde het tijdschrift de onderwijzers helpen, opdat het onderwijs kwalitatief hoogstaand zou zijn. 'Vooruitgang, altoos vooruitgang, altoos streving naar volmaking... zal ook de streving zijn van ons tijdschrift: De studie der leerstof in betrekking met onze verschillende klassen, vereenvoudiging en verbetering onzer leerwijzen, meer en betere toepassing onzer lessen op de behoeften van het werkelijk leven en van de maatschappij, ziedaar voorname punten, waarop wij de bijzondere aandacht onzer medewerkers en ambtgenooten vestigen'.

De inhoud van het tijdschrift betrof dan ook voor een groot gedeelte artikels over methodeleer, over het onderwijs van de verschillende vakken in het lager onderwijs en over de beoordeling van boeken, die door de onderwijzers in het onderricht konden gebruikt worden. De kwantitatieve uitbouw van het katholiek lager onderwijs werd besproken in het schoolnieuws en van 1884-1885 af in de officiële stukken. In het schoolnieuws werd tijdens de schoolstrijd vooral de onderwijstoestand besproken; de officiële scholen werden misprezen en de vrije opgehemeld. In die rubriek werden ook prospectussen, reglementen en uitslagen van kantonnale wedstrijden opgenomen. Na de schoolstrijd kwamen die thema's ook voor in de 'officiële stukken'. Deze rubriek was echter vooral bedoeld om de onderwijzers in te lichten over de verorderingen van het ministerie. De informatie aan de onderwijzers over de kwalitatatieve ontwikkeling van het katholiek lagere schoolwezen, betrof vooral de algemene en bijzondere methodiek. De lezers kregen een gamma 'bereide lessen' voorgeschoteld. In de eerste jaargang werden die uitgewerkte lessen per leervak gerangschikt, maar daarna waren ze uitsluitend onder de rubriek methodenleer geklasseerd. De onderwijzers konden ook vragen stellen over moeilijkheden in hun onderricht. De antwoorden kwamen voor in deze rubriek. Van 1882-1883 af maakten de vragen en de antwoorden een afzonderlijke rubriek uit. Het aantal inzendingen was klein. Van 1886 af werden geen vragen en antwoorden meer gepubliceerd. Over moedertaal, natuurkunde, aardrijkskunde, rekenkunde en landbouw werden soms wetenswaardigheden gepubliceerd, die door de onderwijzers konden dienstbaar gemaakt worden voor het onderwijs. De godsdienstige opvoeding maakte een afzonderlijke rubriek uit. Zij handelde echter ook over problemen inzake algemene methodiek en zelfs over de pensioenen van de onderwijzers. Aan de rubriek 'opvoeding' werd veel belang gehecht. Zij kwam in alle jaargangen voor en was vrij omvangrijk. Ook het aantal boekbeoordelingen was altijd groot. Het merendeel van de besproken boeken was wel bruikbaar in het onderricht, maar niet als handboek voor de leerlingen.

Het Katholiek Onderwijs was dus bestemd voor de onderwijzers. Vermits de artikels in het Nederlands waren geschreven, was het afzetgebied beperkt tot het Nederlandstalig publiek. Het tijdschrift werd ook niet verspreid in Nederland. De uitgestrektheid van het afzetgebied in de Vlaamse provincies valt moeilijk te bepalen. Het schoolnieuws verstrekte wel inlichtingen over toestanden in Limburg, Antwerpen, Brabant en West-Vlaanderen, maar ook in Aarlen, Namen en het buitenland. De informaties kunnen dus ook enkel bedoeld zijn voor de leerkrachten uit Oost-Vlaanderen. Het tijdschrift heeft toch wel de grenzen van deze provincie overschreden. Dat het abonnementen telde in West-Vlaanderen, kan afgeleid worden uit de rubriek 'vragen en antwoorden'. Ook telde de redactie een paar Antwerpenaars (P. A. De Vos en A. Koninckx, twee leraars aan het Sint-Norbertinstituut te Antwerpen in 1879-1880), die wellicht ook gezorgd hebben voor de verspreiding van het tijdschrift. Het aantal abonnementen in Oost-Vlaanderen is niet gekend. Er zijn geen cijfers over de oplagen voorhanden. Het landurig bestaan van het tijdschrift bewijst echter toch wel, dat Het Katholiek Onderwijs tegemoet kwam aan de verlangens van vele onderwijzers.

Besluit

Gedurende de eerste twintig jaar van haar bestaan evolueerde de bevolking van de kweekschool te Sint-Niklaas vrij traag. Het leerlingenaantal schommelde tussen 25 en 50, het rekruteringsveld was vrijwel beperkt tot Oost-Vlaanderen en de school telde geen leerlingen uit hogere sociale klassen. De toelatingsvoorwaarden waren niet eenvormig met die in de rijkskweekscholen. De kweekschool leverde jaarlijks slechts 5 à 10 diploma's af, dit is ongeveer 1/15 van het totaal van alle bisschoppelijke kweekscholen. De rijkskweekscholen te Lier en te Nijvel vormden toen, in vergelijking met de bisschoppelijke kweekscholen, 30 tot 45% van de onderwijzers. De reglementeringen voor de eindexamens en de diploma's veranderden regelmatig. Slechts gedurende acht jaar, van 1846 tot 1853, verliepen de eindexamens op een zelfde wijze als in de rijkskweekscholen. De afgestudeerden te Sint-Niklaas fungeerden als hulponderwijzers, als onderwijzer, als leraar in een pensionaat of als onderwijzer-koster.

De samenstelling van het personeel van de kweekschool werd tot 1860 voortdurend gewijzigd. Op die twintig jaar kende de kweekschool drie directeurs. Bijna jaarlijks vielen leraars uit de kweekschool weg en kwamen er nieuwe in de plaats, wat niet bevorderlijk voor de vorming van de leerlingen kan geweest zijn. Sedert 1852 werden ook leken in het korps opgenomen. Zij waren echter minder in aantal dan de priester-leraars en gaven enkel les in de muzische vakken. Over hun bekwaamheid kan niets worden gezegd. Van staatswege werden geen eisen gesteld. Ook bij de priester-leraars ontbrak een specifieke opleiding. Hun aanwezigheid in de kweekschool was echter van tijdelijke aard. Toch hebben een paar onder hen, door het schrijven van boeken, zich verdienstelijk gemaakt voor het onderwijs.

Deze karakteristieken van het lerarenkorps bleven bijna ongewijzigd tot de schoolstrijd. Enkel een toename van het aantal lekeleraars, tot de helft van het korps, en een grotere stabiliteit van de directie waren nieuwe kenmerken. De leerlingensituatie evolueerde na 1860 naar een grotere bezetting. Tot 1874 nam het leerlingenaantal geleidelijk toe tot 110 en daarna steeg het aantal bruusk tot 150 leerlingen. Het rekruteringsveld werd uitgebreid tot Brabant, Limburg en West-Vlaanderen, al bleven veruit de meeste leerlingen komen uit de provincie Oost-Vlaanderen. De toelatingsvoorwaarden van de leerlingen werden in 1860 gelijk gemaakt voor alle erkende kweekscholen en sinds 1868 werden de eisen voor de leerlingen-onderwijzers en -kosters gedifferentieerd en verhoogd. Het aantal mislukkingen bij de voorselectie steeg dan ook. Een gelijkaardige evolutie had plaats voor de eindexamens. De toename van het leerlingenaantal heeft echter met zich gebracht, dat het jaarlijks aantal afgestudeerden in de kweekschool te Sint-Niklaas steeg tot 42. Die kweekschool leverde dan ook 1/7 van het totaal aantal diploma's van de bisschoppelijke instellingen. Het aandeel van de kweekscholen te Lier en te Nijvel daalde gevoelig. De meeste afgestudeerden uit de Wase kweekschool begonnen na 1860 hun loopbaan als hulponderwijzer, hoofdzakelijk in Oost-Vlaanderen, maar ook in Antwerpen, Brabant, West-Vlaanderen en Limburg.

De schoolstrijd bracht met zich een daling van het aantal leerlingen in de kweekschool te Sint-Niklaas. De versoepeling van de toelatingsvoorwaarden wijzigde de evolutie niet. Het aantal gediplomeerden daalde dan ook gevoelig. Het personeel heeft echter alles in het werk gesteld om de bloei van de kweekschool en van het katholiek lager onderwijs te bevorderen. Er werden verenigingen opgericht die uitstraalden buiten de kweekschool. Ook leverde de school een belangrijke bijdrage in Het Katholiek Onderwijs, een tijdschrift dat in 1879 was opgericht ter bevordering van het katholiek lager onderwijs. De kwantitatieve uitbouw van dit soort scholen werd vooral nagestreefd door de verspreiding van informatie over de gunstige toestanden van bestaande katholieke scholen en de brandmerking van het officieel onderwijs. Men trachtte dan via dit tijdschrift ook kwalitatieve verbeteringen aan te brengen in de lagere scholen. Aan de onderwijzers werden bereide lessen en wetenswaardigheden over alle vakken in het lager onderwijs overgemaakt. De oplage en het afzetgebied van het tijdschrift kunnen niet bepaald worden. Het bestaan van het tijdschrift tot 1914 wijst echter op een ruim lezerspubliek.

De situatie van de bevolking van de kweekschool herstelde na 1884 slechts langzaam van de strijd. Het leerlingenaantal vertoonde jaarlijks grote schommelingen en het peil van 1875 werd slechts opnieuw bereikt in 1889. Hetzelfde is merkbaar wat het aantal gediplomeerden betreft. Het herstel verliep te Sint-Niklaas echter vlotter dan elders. De kweekschool te Sint-Niklaas leverde jaarlijks 1/5 tot 1/3 van de diploma's van alle bisschoppelijke kweekscholen af. De kweekscholen te Lier en te Nijvel verloren nog meer aan belang dan vóór 1879. Het aantal kosters dat na 1885 te Sint-Niklaas werd gevormd, was heel miniem. Hun jaarlijks aantal lag niet hoger dan 15. Het feit dat men kosterszoon moest zijn en zijn vader moest kunnen opvolgen, had hierin wel de hand. Niet alleen de toelatingsvoorwaarden voor leerlingen-kosters waren streng. Ook aan de kandidaten voor het onderwijzersambt werden hoge eisen gesteld, al lagen ze daar wel eerder op het intellectuele vlak. Er werden nochtans weinig kandidaten in de voorselectie afgewezen. Ook slaagde bijna iedereen in het eindexamen, al werden de proeven uitgebreid en zetelde er een officiële jury. Sedert 1884 werden door de Staat de diplomagraden afgeschaft. Of hij door deze maatregel meer kandidaten wou bekomen voor het kweekschoolonderwijs, valt te bekijken. In ieder geval heeft hij een vlugge doorstroming van de leerlingen betracht, door de mogelijkheid open te stellen het eerste leerjaar over te slaan.

Versoepelden van staatswege de eisen voor wie onderwijzer wilde worden, voor het personeel van de kweekscholen werd een begin gemaakt met bekwaamheidsvereisten. Tijdens de schoolstrijd eiste de minister van de nieuwe leraars in de rijkskweekscholen speciale diploma's. Door de kortstondigheid van het regime heeft de realisatie van die maatregel op zich laten wachten. In 1870 werden opnieuw eisen gesteld, zij het enkel aan leraars in economie en in de muzische vakken. Deze eis is een eerste stap van een evolutie naar gekwalificeerd personeel in het kweekschoolonderwijs.

Ook inzake de leerlingen betekenen de jaren '90 een nieuwe periode. Hun aantal nam jaarlijks toe en luidde voor de kweekschool een nieuwe bloeiperiode in.

Bron: verhandeling Emmanuel Van Assche: 'De geschiedenis van de Bisschoppelijke Kweekschool te Sint-Niklaas van 1839 tot 1892' - KU Leuven)