Het ontstaan van de Bisschoppelijke kweekschool

In alle bisdommen, behalve in Mechelen, werd tussen 1836 en 1839 een kweekschool opgericht. In het bisdom Luik opende mgr. C.R.A. Van Bommel (*1) in april-mei 1836, in de voormalige abdij van Rolduc, nabij Kerkrade, een kweekschool (later naar Sint-Truiden overgebracht). In het bisdom Namen werden van 1836 af in het Klein-Seminarie te Bastogne (later te Carlsbourg) normaalcursussen georganiseerd op initiatief van J. B. Nicolas (*2). Eind 1836 werd te Namen (later Malonne) een kweekschool gevestigd door kanunnik Theodore Alexis de Montpelier (*3). In het bisdom Luik stichtte mgr. Van Bommel een tweede kweekschool, namelijk Saint-Roch, in de gemeente Ferrières (later te Teux). De bisschop van  Brugge, mgr. Boussen (*4), begon in 1838 een kweekschool te Roeselare (later Torhout). In januari 1839 had de opening plaats van de kweekschool Bonne-Espérence. Deze school werd door de bisschop van Doornik, mgr. Gaspar Joseph Labis (*5), verbonden aan het Klein-Seminarie Notre-Dame de Bonne-Espérence, nabij Binche. De bisschop van Gent, mgr. Ludovicus-Josephus Delebecque (*6) koos Sint-Niklaas uit als vestigingsplaats voor zijn 'Institut-Saint-Joseph'. Het telde drie secties:

- de kweekschool werd geopend in juli of september 1839,

- de oefenschool werd geopend op 1 oktober 1840

- de Franse school werd geopend in oktober 1839 ofwel op 3 mei 1840.

De gebouwen waren gelegen aan de Ankerstraat.

Waarom werden juist de bovenvermelde gemeenten door de bisschoppen gekozen als vestigingsplaats voor hun kweekscholen? In al die gemeenten, met uitzondering van Namen, was er een Klein-Seminarie. Dit verband is niet toevallig. Met het oog op de materiële organisatie van de kweekschool was de hulp van het Klein-Seminarie interessant. Ook kwam de aanwezigheid van een Klein-Seminarie ten goede aan de vorming van de onderwijzers. Zij moesten immers de rechterhand zijn van de pastoors. Vandaar dat in elke kweekschool, behalve in die van Namen, een kostersopleiding voorzien was. Typisch is verder dat dezelfde leerkrachten van het Klein-Seminarie mede de opleiding verzorgden. 

Het Sint-Jozefinstituut werd aanvankelijk bestuurd door E.H. Pieter Frans Willems (*7). Op 7 september 1840 werd dat E.H. Lieven Van Boxelaere (*8), voordien geestelijk directeur van het instituut. A. D. M. De Haerne (*9) en F. Van de Velde (*10) hadden in 1840 een leraarsfunctie in beide scholen. E.H. Bruno Van den Steene (*11) en E.H. E. F. Van de Vyvere (*12) die in de zomer van 1839 enige dagen hadden verbleven in de kweekschool van Rolduc, werden exclusief verbonden aan het Sint-Jozefsinstituut.

De kweekschool van Sint-Niklaas was opgevat als internaat.

Het curriculum van de bisschoppelijke kweekscholen verschilde van school tot school en er was een discrepantie tussen het opzet en de feitelijke toestanden.

In Sint-Niklaas werden twee afdelingen voorzien.

- de eerste afdeling telde twee leerjaren. Wie dan stopte, kon fungeren als plattelandsonderwijzer;

- de tweede afdeling was een volmakingsjaar. De kandidaat-onderwijzers bleken slechts een gebrekkige kennis te bezitten. Daarom werd een 'byzonder onderwys' ingericht. Nergens is sprake van een voorbereidend jaar. Anderzijds maakten de vakken van dat bijzonder onderwijs deel uit van het programma. De bovenvermelde uitspraak zou dus enkel een verantwoording zijn van het programma van de kweekschool.

Wat het studieprogramma in de bisschoppelijke kweekscholen betreft: overal kwamen godsdienst, geschiedenis en aardrijkskunde voor. Bastogne nam schrijven en rekenen niet op in haar programma. In de kweekschool van Rolduc ontbrak lijntekenen, in Roeselare opvoedkunde, en Gregoriaanse zang maakte geen deel uit van het leerprogramma in de kweekschool van Saint-Roch. De kweekschool van Sint-Niklaas plaatste Nederlands, Frans, muziekleer, piano, orgel en de kostersopleiding op het programma van elk leerjaar. Geschiedenis verschilde per afdeling. Algebra en meetkunde evenals fysica en wetgeving werden enkel onderwezen in de hoogste afdeling. Boekhouden werd onderwezen in de hoogste twee leerjaren.

Evenals Rolduc, Malonne en Roeselare beschikte de kweekschool van Sint-Niklaas over een oefenschool. Het was de bedoeling 'de kinderen van hunne teere jeugd eene christelijke opvoeding te bezorgen, en hun vroegtijdig de beleefdheyd en goede zeden in te boezemen'. Dit trachtte men te bereiken o.m. aan de hand van het onderwijs in de godsdienst, de Nederlandse taal (lezen, schrijven en spraakkunst), de aardrijkskunde, rekenen, muziek, zang en tekenen. De lessen werden gegeven door leerlingen uit het laatste jaar van de kweekschool, onder de leiding van Bruno Van den Steene.

Bij de aanvang waren er in de kweekschool te Sint-Niklaas 28 leerlingen ingeschreven. De eerstvolgende vier jaren schommelde het leerlingenaantal tussen de 38 en 48. Men kon 60 interne leerlingen opnemen. Tot een maximale leerlingenbezetting is het dus de eerste jaren niet gekomen. Waarom dit niet is gebeurd blijft een onbeantwoorde vraag. Het kostgeld bedroeg  van in 't begin 300 fr. per leerjaar. Misschien is dit een factor die in rekening moet gebracht worden bij de verantwoording van de leerlingenbezetting. Immers, het ter beschikking stellen van beurzen vanwege de openbare overheid voor leerlingen van de kweekschool in Sint-Niklaas kwam moeilijk op gang. Vóór de wet van 1842 kwam enkel de Staat tussenbeide met 1500 fr., dit in 1841 en 1842. Hoe de verdeling van deze som binnen de school geschiedde, blijft een vraagteken.

Alvorens de kweekschool te verlaten werden de leerlingen onderworpen aan een examen vóór een commissie, samengesteld door de bisschop.

De opleiding van de onderwijzers bleef in België niet uitsluitend in handen van de bisschoppen. Ook de openbare overheid nam tussen 1830 en 1842 initiatieven ter bevordering van het Normaalonderwijs.

-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

(*1): mgr. C.R.A. Van Bommel: geboren te Leiden op 7 april 1790, priester op 8 juni 1816, bisschop van Luik 12 januari 1829, gestorven op 7 april 1852

(*2): J. B. Nicolas: was in 1836 superior van het Klein-Seminarie te Bastogne)

(*3): Theodore Alexis de Montpelier: (°1807 +1879) - predicant, diocesaan inspecteur van het lager onderwijs in het bisdom Namen, 1843, bisschop van Luik 1852

(*4): mgr. Boussen: (°1774+1848), secretaris van de bisschop van Gent, bisschop van Brugge sedert 1835

(*5): mgr. Gaspar Joseph Labis (°1792+1872) - onderpastoor, pastoor, professor aan het Groot-Seminarie te Doornik, bisschop van Doornik sedert 1835

(6*): mgr. Ludovicus-Josephus Delebecque (°1798+1864), bisschop van Gent 13 september 1938

(*7): Pieter-Frans Willems (°Zomergem 1781- +Sint-Niklaas 20-03-1851), superior van het Klein-Seminarie (lees meer: klik hier)

(*8): Lieven Van Boxelaere (geboren te Beervelde), van 2 oktober tot 1859 directiefuncties in het Sint-Jozefsinstituut, ere-kanunnik 3 maart 1846, titulair kanunnik 18 november 1857, gestorven te Gent op 19 november 1885 (lees meer: klik hier)

(*9): A. D. M. De Haerne (geboren te Ieper), leraar kweekschool 1839-1841, gestorven te Ninove op 2 oktober 1870

(*10): F. Van de Velde (geboren te Schellebelle), leraar kweekschool 1839-1842, gestorven te Gent op 17 mei 1881

(*11): Bruno Van den Steene (geboren in Oost-Eeklo), van 1839 tot 1845 leraar en van 1846 tot 1867 directeur van de kweekschool te Sint-Niklaas, gestorven te Gent op 13 februari 1887 (lees meer: klik hier)

(*12): E. F. Van de Vyvere (geboren te Waarschoot), leraar kweekschool 1839-1847, gestorven te Nieuwkerken op 7 mei 1875

(Bron: verhandeling Emmanuel Van Assche: 'De geschiedenis van de Bisschoppelijke Kweekschool  te Sint-Niklaas van 1839 tot 1892' - KU Leuven)