Bouwkamp 1980

Op 4 juli 1980 vertrok vanuit de Normaalschool te Sint-Niklaas een enthousiaste ploeg 'bouwkampers' naar Lichans. De voet van de Pyreneeën wachtte hen.

De autobus verslond  de 1 150 km die ons scheidden van het hart van de 'le Basse Navarre', Johan loodste de schoolbus boordevol mensen en koffers veilig langs de Franse wegen. In de bus zaten de kersverse bouwvakkers en de anciens het ijs te breken.

Het vrouwelijk aandeel in het bouwkamp opende de eerste schermutselingen. Chauffeur Luc verdiende zijn sporen terwijl hij kalm het heidens kabaal achter zijn rug verdroeg dat zingen moest heten.

In Lichans wachtte de bezielende priester Roger Idiart, die zijn droom in vervulling zou zien gaan. Onze 30 bouwvakkers zouden de Romaanse kerk van Lichans, die reeds jarenlang leeg stond en langzaam in verval dreigde te raken, nieuw leven inblazen. Dit gebeurde door 3 weken lang 8 uur per dag te beitelen, stelling op en af te klauteren en met zandstraalmachines om te springen als echte vaklui: "Moet er nog zand zijn?" werd hier letterlijk geïnterpreteerd. De medische staf, uitgebreid met kersverse gediplomeerde vroedvrouwen (!?) kwamen handen en pleisters te kort om wonden en gekneusde vingers terug operationeel te krijgen. De keukenprinsessen, af en toe bijgestaan door een keukenprins die, wegens ziekte, de keuken boven onze 'chantier' verkoos, brachten Franse slagers tot verstomming door meters worst en kilo's gebraad te bestellen. Bij de bakker wisten ze ook al vlug dat de 'les Flamands' er waren. Boven deze melodie van reizen, eten en slapen in 'la maison d'Arampé' klonk echter het akkoord dat in alle toonaarden zong: ik werk, jij werkt, hij... In deze wijnstreek werd het woord van de Heer: "en zelfs de arbeiders van het laatste uur kregen..." waarheid. In de gewijde sfeer van deze Middeleeuwse kerk uit rotssteen, voelde iedere bouwgezel een roeping die deed denken aan samenwerking, solidariteit, een helpende hand bieden, vrede brengen op aarde. In dit kleine bergdorpje met 84 inwoners en een veelvoud van dit getal aan schapen, voelde iedereen dat deze kerk een teken was van de wil om iets van ons teveel aan energie te geven aan een groep mensen die ons nodig had. De dorpsgemeenschap wil terug ontwaken. In hun eigen streek, in hun huizen willen ze opnieuw leven. Ze vertellen ons van vroeger. We leerden hoe ze, na aanvankelijk wantrouwen, kunnen uitbarsten in een uitbundig onthaal van hun nieuwe vrienden. Ze lieten ons meedelen in hun cultuur. Ze zongen als operasterren. Hun oude liederen klinken ons nog in de oren. Ze dansten en dronken ons heil toe. Wij kwamen van ver uit het koude Noorden. We leerden naar hen luisteren en hun begrijpen. Ze voelden dat wij hen ook iets te bieden hadden. Ze begrepen dat onze wil om hen te helpen en om hun bestaan rijker te maken, stoelde op het woord van het Evangelie. We probeerden met de daad die mensen ons woord van vrede op aarde aan alle mensen te brengen. Op onze afscheidsavond hebben we verbroederd. Gedurende 3 weken hadden we de kans gehad om onszelf af en toe te vergeten en voor de anderen iets te betekenen. We hadden veel geleerd maar zij hadden ons ook leren kennen en waarderen. Wij waren voor hen 'les lions'. Niet voor niets luidde het afscheid 'tot ziens' want we voelden dat er nog veel te zeggen was.

(Hugo Staes in 'Kasteelgalm', winter 1980)

 

 

{gotop}