Emeritaat kanunnik Flor Brondeel

Kanunnik Flor Brondeel, leraar aan de Bisschoppelijke Normaalschool van 1973 tot 1980, ging in juni 2022 op rust. Bij die gelegenheid antwoordde de kanunnik op een reeks vragen van Wim Holderbeke. Dit interview verscheen in Kerk & Leven nr. 26 van 29 juni 2022.

  • Schets in het kort je roepingsgeschiedenis.

Ik werd geboren als oudste van drie jongens in het landelijke Ressegem, in een landbouwersgezin. Het was een warm nest, waar wij als kinderen leerden werken. Onze familie was traditioneel gelovig en kerkelijk: vanzelfsprekend geloof en toch ook bevragend en kritisch. In de humaniora in het college te Oudenaarde keek ik op naar enkele priester-leraars. Zij hebben mij zeker geïnspireerd om de stap te zetten naar het seminarie. Ook waren er tegenvoorbeelden, die mij lieten zien dat priester-zijn niet altijd goed werd beleefd.

  • Je actieve loopbaan in de Kerk omspant zo’n 53 jaar. Aan welke van de taken, benoemingen, verantwoordelijkheden die je al die jaren had, houd je de beste herinneringen over?

De seminariejaren -van 1963 tot 1969- verdiepten en verruimden mijn roeping. Deuren en vensters werden opengegooid door Vaticanum II (van 1962 tot 1965). Wij zagen uit naar vernieuwing, naar het los komen van verstarring en gewoonte. De priesterwijding in 1969 -wij waren met 17- was een beklijvend gebeuren. De vier jaren verdere theologiestudie in Leuven betekenden een ware verruiming van mijn leef-en denkwereld. Enkele professoren hebben mij heel wat inzichten mee gegeven, die mijn leven richting gaven.

De eerste pastorale opdracht was er één van weekend-onderpastoor in het landelijke Bambrugge. Ik leerde er het parochieleven kennen, dat zich aan het vernieuwen was in de jaren 70 van vorige eeuw. Ik werd proost van twee K.S.A.-bonden. Dicht bij de jeugd in de bijeenkomsten tijdens het jaar en de kampen tijdens de vakantie: deugddoend!!

Ik kreeg in september 1973 een voltijdse opdracht als docent godsdienst in de lerarenopleiding in Sint-Niklaas-Waas en ook de lessen sacramentenleer in het hoger diocesaan godsdienstinstituut te Gent . In 198O verhuisde ik naar de normaalschool te Ronse. Ik kon mij in het lerarenleven echt geven: inzichtelijk en gedocumenteerd leren geloven, contact houden met jonge mensen: het was een vreugde! De vakanties boden ook kansen om een aantal inleefreizen in ontwikkelingslanden mee te maken. Afrika, Azië, Zuid-Amerika: de wereld kwam naderbij. Deze reizen -dicht bij de mensen van ter plaatse- zijn bepalend geweest op mijn kijk op het leven en de wereld vandaag. De contacten in de verre wereld groeiden mee tot op vandaag. In het jaar 1982 werd ik naast mijn leraarsopdracht in Ronse en Gent pastoor in het kleine Zulzeke, een dorpje in de Vlaamse Ardennen. De vier jaren, die ik daar beleefde waren een aangename leerschool voor mijn parochieleven later.

Inderdaad het leven van de herder met zijn kleine nabije kudde, bleef niet duren. Ik werd in 1986 pastoor-deken van Ronse, waar ik verder kon groeien in mijn pastorale inzet. Ik leerde er ook mensen in armoede kennen, waarvoor wij met de parochie een werking konden opstarten. Ook de onderwijswereld kwam op een nieuwe wijze dichterbij in mijn opdracht voor het katholiek onderwijs van de stad en de omgeving. Fusies van scholen: een voorspel op fusies van parochies. Je maakt de tegenkantingen van dichtbij mee; soms moeilijk en pijnlijk.

Na 18 jaar Vlaamse Ardennen werd ik in 1998 benoemd tot pastoor-deken in Gent-centrum. Het was een hele overgang. Bisschop Luysterman zegde bij de benoeming: Gent is het dekenaat dat het laatst aan de beurt komt voor de pastorale hervormingen. Dat ondervond ik. Maar ik leerde ook dat de confraters en leken-medewerkers mee wilden denken en plannen, geïnspireerd wilden bouwen aan kerk-in-de-stad. Dit project van hervormingen, veranderingen, afslanking en groei heeft vorm gekregen in de 18 jaren van mijn opdracht als deken. Ik ben blij dat ik mijn opdracht als pastoor en parochiaal administrator de voorbije jaren onder leiding van deken Jürgen François heb mogen verder zetten. Ook nu is het een zoektocht naar nieuwe wegen van parochiepastoraal. De omstandigheden zijn veranderd, maar de kern van ons werk blijft: houden van God en van de mensen.

  • Je werd priester 4 jaar na afloop van Vaticanum II. Geloof en kerk, maar ook het (beeld van) priesterschap, gingen door enkele opmerkelijke evoluties sindsdien.

Jawel, priester-zijn vandaag is meer dan vroeger: tussen de mensen staan, zowel christenen als niet-christenen als tochtgenoten zien. Vooral de samenwerking met leken, vrouwen en mannen betekent een meerwaarde. Ik voel mij meer dan vroeger mede-gelovige. Mijn doopsel en vormsel zijn de basis van mijn priester-zijn. Naarmate ik ouder word dringt dat tot mij sterker door: daar kan ik steeds mijn fundament en inspiratie vinden. De overgang van een katholieke samenleving naar christenen tussen andere levensbeschouwingen was in de stad reeds twintig jaar geleden duidelijk voelbaar.

  • Net als het huwelijk is het priesterschap niet ‘al rozengeur en maneschijn.’ Welke waren de grootste uitdagingen en obstakels die op je af zijn gekomen? Hoe ging je daarmee om?

Als diocesaan priester is het een zoektocht om je leven als celibatair uit te bouwen. Wij leven niet in een gemeenschap, maar toch zijn wij geen eenzaten. Steeds de band met de levende Heer laten meegroeien is belangrijk. Maar ook als mens met mensen verbonden leven. Contact met confraters als tochtgenoten, als vrienden is voor mij zeer belangrijk. Ook gehuwde vrienden zijn voor mij tochtgenoten. Als priester delen wij in het leven, de zorgen en de vreugden van onze medemensen. Het doet goed door hen in vertrouwen genomen te worden. De band met christenen uit andere belijdenissen is in een stad als Gent leven gevend. De oecumenische werking richt ons op het evangelie als fundament, verschillend aangevoeld in de diverse christelijke gemeenschappen. Dat alles kan ik meenemen in mijn dagelijks gebed en eucharistie.  

  • Ook een priester is meer dan alleen maar zijn werk. Welke hobby’s of interesses houden je jong en fit?

Gezellig samen zijn met vrienden is een weldaad. De regelmatige jogging is voor mij -sinds jaar een dag- een ontspanning verbonden met de aarde en de hemel.  Met de jaren wat trager van tempo, maar nog even deugddoend. Hoe lang nog, vraag ik mij af ?? Lectuur en muziek zijn mijn vrienden. Zij zijn onuitputtelijk.

  • Welke goede raad zou je de Kerk van vandaag willen geven? En welke onze eigen parochie H. Johannes de Doper.

Voor de goede raad hebben wij als christenen twee handleidingen: het evangelie en de krant. Laat de lichtbundels, die uit Christus’ woord en leven klinken op de wereld van vandaag schijnen; de krant brengt die wereld dichterbij. En breng de wereld van vandaag tot bij Christus. Hij tilt wereld en mensen op en brengt ze dichter bij de God van alle leven.

En laten wij als parochianen volharden in een geïnspireerd geloofsleven, welke veranderingen er in onze concrete parochie ook de komende jaren nog zullen komen.

Ik hoop dat ik van op het zijpad kan mee leven met de groei en de bloei, de vreugden en de zorgen van de christenen in Gent en met hen, die er voorbij komen. Dat is de rijkdom van een stad als Gent: je kan er contact krijgen met heel de wereld. De stad is in haar geheel diverser geworden de laatste jaren: een uitdaging om met die divesiteit als gemeenschap van christenen om te gaan.

  • Hoe zou je willen herinnerd worden?

Bij mijn priesterwijding -53 jaar geleden- nam ik de goede raad van een bejaarde dame uit het klein begijnhof in Gent mee. Zij zegde mij : je hebt maar één belangrijke opdracht als priester: een goed mens te zijn. Daar heb ik nog veel werk aan om zo verder uit te groeien. Of de mensen mij zo zullen herinneren dat weet ik niet. Wij zijn maar voorbijgangers in het leven. Maar ik hoop dat God naar mijn binnenste zal kijken en enkele sporen van die goedheid zal vinden.

Flor Brondeel, in samenspraak met Wim Holderbeke, die voor de vragen instond.