Zondagmiddag
Zondag, dag des Heren, samen
aan tafel, heel het gezin aanwezig.
Na het sacrale middagmaal
kon niemand zonder gegronde reden
zich onttrekken aan het cenakel.
Zij die op vrijersvoeten liepen,
konden, op het voorziene uur, de kamer
verlaten. Dan waren er de idealisten,
langgerokt of kortgebroekt,
die geloofden in jeugd en idealen.
Ook voor hen viel het doek.
Bleven de figuranten. Ze zagen gelaten
de zondagse portie Belcanto naderen.
De klok tikte, de intro klonk. Vader
keek waarschuwend rond. Het ogenblik
was heilig, de stilte cruciaal.
Onder geen beding zou men de hemelse
muziek storen. Maar de luie zetel
eiste zijn tol, én het copieuze maal.
Bij Wagners prachtige Nibelungenlied
was iedereen stil, want vader sliep.
Guido Colpaert - oud-leraar