De boomgaard uit mijn jeugd
Door 't raam dat op 't verleden kijkt,
mijn hoofd verruimt, mijn blik verrijkt,
zie ik de boomgaard uit mijn jeugd.
Ik weet hoe toen de weide was:
een woud van bomen op het gras.
Dat was de boomgaard uit mijn jeugd.
De boomgaard uit mijn jeugd, mijn kind,
was als de reus die een verhaal verzint
van najaarswind en takkentaal,
een stammenstoet, een kathedraal,
een eetmaal met de beste sappen,
een grasmat vol gedempte stappen.
Paul Vereecken – onderwijzer 1976