E.H. Stuyts vertelt...

We publiceren enkele verhalen/anedoten i.v.m. de Normaalschool die leraar en directeur E.H. Georges Stuyts vertelde tijdens de televisiereeks 'De Leraarskamer' op Canvas in 2013.

Eerste prijs tombola

Op zondagmiddag moest ik altijd naar de redactievergadering van een tijdschrift, bij Pelckmans in Kapellen. Die zondag na het middagmaal met de collega's stap ik naar de garage: mijn auto staat daar niet. Ik ga kijken op de speelplaats: geen auto. Ik dacht: verdorie, waar heb ik die gezet? Ik ging naar de andere speelplaats kijken, daar stond hij ook niet. Op straat, ook niet. Ik ging terug naar de refter, al lichtelijk in paniek want ik moest bij Pelckmans zijn, hè. 'Mijn auto is weg, mijn auto is weg!'.

Overal rondgekeken, uiteindelijk vonden we die auto. De internen hadden hem onder de trap geschoven, het was een klein Fiatje dat daar precies onder paste. Ze moeten dat 's nachts gedaan hebben. Eerst zijn ze stillekes opgestaan en over de speelplaats naar de garage geslopen. Daar hebben ze mijn auto opgetild, want het stuurslot stond op dus de voorste wielen draaiden niet. Ze hebben 'm over de koer gezeuld, voorbij de zware ijzeren poort, en dan hebben ze mijn Fiatje binnengedragen en oender de trap geschoven. Er was een papiertje bij waarop stond: eerste prijs tombola! Ik heb vijf vrijwilligers gevorderd om mijn auto van onder die trap te krijgen. En het schoonst van al, ik heb nooit geweten wie de daders waren. Ze hebben mekaar niet verraden en ik heb ze er dus ook geen straf voor kunnen geven! Daar wordt tot vandaag nog mee gelachen.

Dringend telegram

Indertijd moesten de internen nog veertien dagen aan een stuk op de school blijven. Op zaterdag kreeg een van onze leerlingen een telegram van thuis: 'Vader ernstig ziek, kom vlug.' Hij kwam de toestemming vragen om naar huis te gaan, maar ik dacht: als die vader ernstig ziek is, dan neemt die moeder toch gewoon de telefoon? Ik zei: "Ja, gij moet direct naar huis gaan. Weet ge wat: de prefect zal u brengen." Dat was niet nodig, hij zou wel met de trein gaan, maar ik stond erop dat de prefect hem zou brengen. Die jongen aarzelde even, maar stapte toch bij de prefect in de auto. Toen ze bij hem thuis aanbelden, kwam zijn vader openmaken! Bleek dat het telegram afkomstig was van zijn liefje, dat hem graag in het weekend thuis had gezien.

Mannenplicht

In de leraarskamer werd er veel gerookt en op vergaderingen of deliberaties kon er soms een mist hangen, iets ongelofelijks! Niemand zei daar iets van, want roken was toen een mannenplicht, hè. En het schiep ook een bepaald klimaat, kijk maar eens in de oude boeken van Ernest Claes, Streuvels en Timmermans: daar wordt allemaal in gerookt. Sigaren roken had iets plechtstatigs, en als ze nadachten, stopten ze een pijp.

Daar is het gezag!

In de jaren zestig was er in veel steden behoorlijk wat consternatie, en die begon stilletjesaan door te dringen in de kleine steden.

Ik had een leraar aangenomen die van Leuven kwam. Een goede jongen, maar hij had de beet mee van Leuven. Hij begon tijdens zijn lessen over gezag dat in twijfel moest worden getrokken en alle macht aan de arbeiders en zo. Het moet heel inspirerend geweest zijn, want behoorlijk wat van mijn leerlingen, en ook van de omringende scholen, sprongen mee op de kar. Ze stichtten groepen, er werden betogingen en buitenschoolse activiteiten georganiseerd en dat werd steeds groter. Op den duur gaf hij helemaal geen les meer, maar praatte hij alleen nog over ideologie. En als ik daar iets over zei, pareerde hij mij altijd met: "Daar is de baas! Het gezag!" Geen slechte jongen, maar een idealist, die onze school deed schudden en beven. Dat kon ik als baas niet toestaan. Na een jaar trammelant en toenemende druk van ouders en collega's heb ik beslist dat hij niet kon blijven - maar ik wist dat ik het voorzichtig zou moeten aanpakken. Ik had die hele tijd een dossier over hem bijgehouden en toen ik in de plaatselijke pers vernomen had dat er een staking op til was, heb ik de inspectie erbij geroepen, zodat ze met eigen ogen konden zien dat meneer onwettig afwezig was. Dat was genoeg om hem buiten te zetten.

Hij heeft dan geprobeerd 's avonds een volksvergadering samen te roepen in de stad. Gelukkig is daar niet al te veel volk op afgekomen, maar ik heb toch maar het zekere voor het onzekere genomen en de rijkswacht op de hoogte gebracht. Ik was ook van plan 's nachts de wacht te houden. Ik zie mij nog zitten, op de eerste verdieping in mijn zetel met mijn raam op een kier! Op de een of andere manier ben ik toch in slaap gesukkeld, want 's anderendaags stond er een leuze op mijn schoolmuur gekalkt: zijn naam en 'blijft leeraar!' Inderdaad, leraar hadden ze met twee e's geschreven. 's Morgens heb ik mijn studenten samengeroepen en gevraagd: "Wat denkt ge nu, kan een leraar die zo slecht spelt les blijven geven?" Iedereen moest lachen en daarmee was de kous af.

Jong ding

We hebben ooit een vervangster gehad die altijd gedecolleteerd en aantrekkelijk gekleed naar school kwam. Dat was een jong ding en ze zocht succes bij onze mannen van het zesde jaar. Die hadden dat natuurlijk door, en die konden haar doen gáán. Ze lieten een potlood of zo vallen, en zij raapte dat dan op. Dat was natuurlijk niet zonder intenties van die mannen, hè. Ze hebben daar nogal plezier mee gehad. Ik kon haar als mannelijke directeur toch moeilijk zeggen hoe ze zich moest kleden, daar moest ze zelf maar achter komen.

 

Meer frieten

Op een internaat, in het leger en op een schip, daar moet je lekker eten geven. En als het met het eten niet goed zit, dan heb je miserie. Bij ons waren de zusters baas in de keuken, en die moesten rondkomen met het budget. Dus ja, we kregen wel eens klachten, maar dan gaven we de internen frieten en zo kwam het weer goed.

 

De truc met de hond

Er had er eens zijn rapport gekregen en dat was niet al te best. De maandag daarna was hij op het secretariaat langsgegaan om te zeggen dat de hond zijn rapport had stukgebeten. De secretaris, de goeie ziel, had hem een nieuw rapport gegeven en had zijn punten voor dagelijks werk daarin overgeschreven. Met de kerstexamens waren zijn resultaten weer niet te vet, hij had vijf buizen, maar hij had dat zogenaamd kapotte rapport bewaard en daar goede punten in geschreven. Tijdens het oudercontact zei ik tegen zijn ouders: "Het ziet er niet goed uit, hè." Die vader bekeek me vreemd en zei: "Allez, meneer de directeur, waarom?" - "Hij heeft toch vijf buizen?" - "Bah, nee!" zei de vader. Ik wou mij al excuseren, maar ik nam er snel het boek van het secretariaat bij en effectief, die jongen had vijf buizen. Hij zat erbij, en met zijn staart tussen zijn benen heeft hij moeten bekennen dat hij met zijn rapport gefoefeld had.

Alleen al de kosten!

Toen ik in 1975 wegging van de school, was er op het secretariaat nog geen enkele computer! Tegenwoordig heeft ieder kind een laptop mee naar school, in onze tijd was zoiets ondenkbaar. Alleen al de kosten daarvan!

Volhouden

De basis van ons onderwijs was wilskracht, volhouden en trouw zijn. Als je het niet goed deed, dan was je ofwel te dom, ofwel had je niet genoeg wilskracht. Etiketten zoals ADHD of dit of dat, die bestonden vroeger niet.

Zes maanden toneelschool

In het aso lesgeven was niet zo moeilijk. Leraars die technische en beroeps aankonden: dat waren de goeie. Ik heb in het regentaat dikwijls tegen mijn studenten gezegd: "Onderwijzen is een kunst. Je moet er aanleg voor hebben. Als dat zo is, dan ben je een gelukkige mens. Maar als je het doet als job, als je jezelf elke dag met je boekentas naar school moet slepen, dan kun je beter iets anders zoeken."

Ik vind het niet erg als ze in het secundair onderwijs eens een leraar hebben die minder goed is, hoor. In het lager is dat rampzalig, vooral voor het eerste leerjaar, maar in het secundair, goh ja, iedereen van ons zal al eens een leerkracht gehad hebben die wat minder was, zeker? Zolang ze maar een hart hebben voor hun leerlingen.

Als ze bij ons hun diploma gehaald hadden, zei ik altijd: "En nu zouden jullie eigenlijk nog zes maanden toneelschool moeten volgen." Want het belangrijkste didactisch materiaal, dat is hun manier van doen, hun handen, hun gezicht en hun manier van vertellen. Als je daar wat staat te staan, dat zegt niks, hè.

Rood, oranje, groen

In Sint-Niklaas en elders werden allerlei boekjes verspreid en ik had zo mijn mannetjes die me die schrijfsels bezorgden. Ik heb ze altijd bijgehouden. Het rode boekje voor de scholier, daarin stond het gedachtegoed van Mao. In het oranje boekje stond van alles over hasj: wat het was, welke soorten er waren en hoe je eraan kon komen. Die boekjes kwamen meestal uit Nederland en ik heb daar veel uit geleerd over hallucinerende planten, ik wist daar allemaal niets van. Er was ook het groene boekje voor de meisjes: in die tijd kregen ze geen voorlichting, niet thuis en niet op school, en in dat boekje konden ze alles lezen over anti-conceptie en veilig vrijen en zo.

Voor mij waren die boekjes een belangrijke bron om te weten wat er leefde onder mijn studenten. Naderhand zijn die gedachten zelfs voor een stukje opgenomen in de leerstof en in het didactisch proces. Aan de hand van die ideeën zijn er leerlingenraden, oudercomités en directieraden ontstaan. Stilaan groeide er inspraak, wat het er niet altijd gemakkelijker op maakte. Ik citeer graag de leuze van een van mijn collega's: 'Inspraak zonder inzicht leidt tot uitspraak zonder uitzicht.' Het inzicht was er niet altijd, maar men wilde wel mee beslissen. Kijk maar hoe het aansleept met die veranderingen in het onderwijs: wie moet je allemaal niet raadplegen? Op den duur krijg je geen consensus meer.

Het meisje met de boekentas

Ik heb ooit eens een regent gehad uit de Kempen, en die kwam onderweg naar school voorbij Oostmalle altijd een schoon juffrouw tegen. Hij was nogal aan de verlegen kant en op een dag kwam hij daarover spreken met mij. Hij zei: "Ik zie op de tram altijd een juffrouw met een boekentas afstappen, ik denk dat ze onderwijzeres is in die en die school en ik geloof dat ik misschien wel wat verliefd op haar ben geworden." Ik vroeg waarom hij haar niet eens aansprak, maar hij zei dat hij niet goed wist wat te zeggen. Ik heb dan in zijn plaats beslist dat hij haar 's anderendaags maar eens moest gaan opzoeken in die school. Zo gezegd, zo gedaan. Hij rijdt naar die school en er komt een zuster opendoen. Hij vertelt zijn verhaal, de zuster verwijst hem naar de spreekzaal en gaat het meisje halen. Die luistert aandachtig naar hem, en als hij klaar is, zegt ze: "Dat is allemaal heel mooi, maar het spijt me: ik heb niet beslist in september in het klooster te gaan."

Men was daar thuis

Ik had als directeur een korps van dertien priesters en een paar lekenleerkrachten. De priesters vormden nog een groep apart. Als ze 's avonds samen zaten te eten, werd er wat overlegd - niet structureel georganiseerd, maar er werd al eens iets gevraagd. Er waren nog geen directieraden, maar in de praktijk deed je dat aan tafel zo wel, hé.

De priesters hadden in de grond meer te zeggen dan de leken, maar dat hebben we pas later beseft, met de opstand van '68. Voor die tijd was de school veel meer een gemeenschap. Het was nog geen bedrijf, wij kenden mekaar, wij deelden mekaars zorgen. Men was daar thuis.

Mijn biologe

Ik heb als directeur de eerste vrouw in de normaalschool aangenomen, een lerares biologie. Het was een goeie, maar natuurlijk was dat ook de eerste vrouwelijke verschijning in de klas. Het was wennen voor ons, en zeker ook voor haar. Ik merkte soms wel dat ze het moeilijk had. Ik heb haar op de gang eens aangesproken omdat ze de punten dagelijks werk nog niet bij me had binnengebracht, en toen begon ze te huilen! Ze heeft tijd nodige gehad om te wennen, maar ze heeft dat heel goed gedaan, mijn biologe.

Twee op tien

Ja, vergaderingen... Op de tien vergaderingen zijn er twee belangrijke, maar je weet op voorhand niet welke.

De vijfdagenweek

Toen ik nog directeur van de school was, zouden we overstappen op de vijfdagenweek. Ik was toen ook diocesaan proost van het COV, het Christelijk Onderwijzersverbond. Ik weet nog heel goed dat ik over die zaak in Gent ging vergaderen met de onderwijzers en met de nationale vertegenwoordigers van het COV. Die zette de zaak in het lang en in het breed uiteen, en daarna volgde de stemming. 'Eerste mogelijkheid: alles blijft zoals het is.' Van de vijftig afgevaardigden staken er twee hun vinger op. 'Tweede mogelijkheid: de zaterdagvoormiddag gaat naar de woensdagnamiddag.' Ook twee, drie vingers. 'Derde mogelijkheid: de zaterdagvoormiddag wordt afgeschaft, de woensdagnamiddag blijft ook vrij en ge moet die lessen maar ergens tussenschuiven.' Toen gingen bijna alle handen de lucht in. Mensen begonnen de vijfdagenweek gewoon te worden, en het onderwijs is meegegaan. Zelfs mijn internaatmedewerkers zuchtten al eens opgelucht wanneer ons gasten op vrijdagavond weg waren. Eigenlijk zijn er zo toch heel veel lesuren weggevallen, terwijl de programma's dezelfde bleven.

Ultieme straf

Een keer heb ik een student eruit gezet. Ik was het ontslag van een leraar aan het aankondigen, en hij sprong recht en begon mij alle soorten verwijten te maken. Dat kon ik niet tolereren, maar ik heb hem wel geholpen om in een andere school zijn studies af te maken.

Genade! 

Leraars dreigen weleens bij de leerlingen met: "Als ge dat nog eens doet, zal de directeur bij u thuis komen!" Ooit had er eentje geantwoord: "Dan krijgt hij de deur tegen zijn neus." Die leraar kwam mij dat tijdens de speeltijd zeggen, die was daar danig van geschrokken. Ik vroeg: "Waar zit hij?" - "De voorlaatste bank, rechts tegen het raam." - "Het is goed, ik kom straks binnen." Ik zwaaide dat lokaal binnen met geweld en ik ging recht naar hem toe, ik stekte hem daar vast en zei: "We zullen eens zien of ik de deur tegen mijn neus krijg!" Maar buiten in de gang viel de jongen op zijn knieën: "Meneer, genade, mijn vader ligt in de kliniek!" Ik zeg: "Verdorie!" en ik sleepte hem mee naar mijn bureau. "In welke kliniek?" zei ik en ik belde naar die kliniek en 't was toch wel waar, zeker! Ik zat daar, hé, ik moest hem laten gaan. Maar hij weet het nog altijd. Hij zegt dat hij vanaf dat moment zijn best is beginnen doen.

Nen dreupel

Soms was er een student in het internaat die griep had. Ik herinner me nog dat ik bij een jongen op de kamer geweest was om eens te gaan kijken. Ik vroeg hem: "Wat moet ge hebben?" "Nen dreupel!" zei hij. Ik ging naar mijn kamer en ik schonk een jenever in en ik ging ermee naar boven. "Niet gedacht dat ge er eentje zoudt krijgen, hè" zei ik.

Porno in de klas

Ik heb het eens meegemaakt dat er in een klas pornografisch materiaal de ronde deed. Ik ben toen als directeur tegen die leerlingen gaan prediken dat pornografische literatuur niet deugde.

Ik ben met de leraar buitengestapt en ik heb ze tien minuten gegeven om die blaadjes te verzamelen en vooraan op de lessenaar te leggen. Toen we terug binnenkwamen, lagen daar een zestal boekjes met een inhoud waar ik zelf van bloosde, toen.

Achteraf gezien had ik eigenlijk wel anders moeten optreden, wij snapten toen de grond van de zaak niet. Ik had naar de politie moeten stappen, maar ik dacht in die tijd dat het allemaal wel opgelost zou raken door eens hard op tafel te kloppen en te zeggen: "Hela, hela, op wat trekt dat nu? Dat kan niet, hè! We hadden dat beter anders aangepakt, zodat we inzicht kregen in de achterliggende problematiek bij die jongens.

Nu smijten ze ermee naar uw hoofd

De leraren wiskunde kwamen mij als directeur vragen of we geen rekenmachientje zouden aanschaffen. Ze hadden een folder bij zich met een afbeelding van zo'n machientje, machine eigenlijk; dat was een groot, log ding waar je volgens hen alles mee kon doen, wortels trekken en van alles meer, ongelofelijk, iedereen stond daar met verbazing naar te kijken. Vijfduizend frank kostte dat destijds, en ik heb mij laten overtuigen om er twee te kopen, wat niet bij iedereen in goede aarde viel - sommige leerkrachten waren ervan overtuigd dat de leerlingen zouden afleren van te rekenen.

Ze moesten die twee machienen 's morgens bij mij komen halen en 's avonds terugbrengen, want dat was een dure affaire geweest, maar de leerlingen stonden daarnaar te kijken! Ongelofelijk wat dat teweegbracht in de klassen. Natuurlijk, nu smijten ze ermee naar uw hoofd, hè.

Zelf in mekaar gestoken

Ik had een leraar fysica, een felle, en die heeft ons eerste talenpracticum zelf in elkaar gestoken tijdens zijn grote vakantie. Dat was een lokaal waar alle kinderen een bandopnemer hadden: dan konden ze een andere taal horen en nazeggen.

Didactiek bestond nog niet

Wij doceerden in een verkondigende stijl. We betrokken de leerlingen weleens bij de les door bijvoorbeeld een vraag te stellen, maar eigenlijk waren wij didactisch niet zo grensverleggend. Ik had ook nooit didactiek geleerd, dat bestond toen nog niet, iedereen werd geacht zijn plan te trekken. En kinderen waren het vroeger ook gewoon te luisteren, naar de directeur, naar de leraar en naar hun ouders. Dat is later wel fel veranderd.

Tweede vader

Ik ben directeur geworden in 1966. In de ogen van de ouders was een directeur toen een machtige mens die bijna alles kon. Op een keer kreeg ik een briefje van een moeder: "Meneer, op het rapport van mijn zoon stond dat hij te weinig aandachtig en te weinig actief is in de klas. Ik weet niet tot wie ik mij moet richten maar ik richt mij tot u, want gij zijt toch de tweede vader."

{gotop}