E.H. Eric De Leenheer

e.d.leenheer1
Eric De Leenheer werd geboren te Zele op 25.07.1962. In 1977 kwam hij naar de Bisschoppelijke Normaalschool, richting Menswetenschappen, en behaalde zijn diploma in 1980. Daarna ging hij naar het seminarie en een jaartje later, in 1981, keerde hij naar de Normaalschool terug en behaalde in 1983 het diploma regent Nederlands-Engels. Hij ging dan theologie studeren in het Groot Seminarie van Gent. Hij werd tot diaken gewijd in 1986 en tot priester in Gent op 4 juli 1987.

Hij werd dan leraar aan het Sint-Lodewijkscollege van Lokeren en van het Sint-Lievenscollege van Gent, onderpastoor van Kalken en verantwoordelijk voor de misdienaarswerking in het bisdom Gent.

Op 25.01.1996 werd hij benoemd tot lid van de pastorale equipe van het dekenaat Eeklo en pastoor van Kaprijke, later Watervliet, en Waterland-Oudeman. Op 06.09.2002 werd hij ook pastoor van Sint-Jan-in-Eremo en Sint-Margriete benoemd en op 02.07.2004 ook tot pastoor van de Sint-Laurentiusparochie van Sint-Laureins. Hij kreeg eervol ontslag als pastoor van deze zes parochies eind juni 2006. Hij begon toen theologiestudies aan de Katholieke Universiteit Leuven (master) en werd master in de gespecialiseerde theologie (liturgie en sacramententheologie) aan het Institut Catholique de Paris. Hij volgde postgraduaat Gezins- en relatiewetenschappen (LUC).

e.d.leenheer2Op 26.09.2008 werd hij benoemd tot deken van het dekenaat Lede en tot pastoor van de Sint-Martinusparochie te Lede en de Sint-Pharaïldisparochie te Smetlede. Het dekenaat Lede is het pastoraal samenwerkingsverband van de parochies gelegen op het grondgebied Erpe-Mere (8) en Lede (5).

Hij is gastprofessor praktische theologie aan UCLouvain (Louvain-la-Neuve), lid ICLZ, lid diocesane commissie kerkelijk patrimonium, oecumene, lid vicariale commissie kerken en kapellen (aartsbisdom Mechelen-Brussel).

 

2014e.d.leenheer5
Op zondag, 07.09.2014, na de hoogmis, had E.H. De Leenheer het tijdstip bepaald waarop hij voor de ALS-actie een ijsdouche zou krijgen.

"Uitgedaagd door een snoodaard uit Lede," deelde hij de aanwezigen aan het einde van de misviering mee. Uiteraard was er tevens de nodige aandacht voor de zingeving van de actie. "Ik doe dit uit solidariteit met alle mensen die te horen krijgen dat ze maar een beperkte tijd meer te leven hebben," motiveerde de deken zijn deelname aan de ALS-actie. Waarmee hij bij tal van aanwezigen toch een gevoelige snaar raakte.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1989 - Interview met Eric De Leenheer: priester, en een gelukkig man.

Plaats van handeling: het College van Lokeren

Tijd: een schitterende herfstvoormiddag tijdens een weekend in november

Het zou overdreven zijn te stellen dat deze school, naar de geijkte uitdrukking, troosteloos aandoet zonder het gewemel, de stemmen, het gejoel van de jongelui die haar tijdens de week bevolken. Daarvoor zijn de gebouwen van dit College te fris en te nieuw, is het herfstelijke groen er nog te kleurig en te weelderig aanwezig.

Met passende trots toont Eric ons de stemmige kapel, een voorbeeldig klaslokaal, de mediatheek-in-opbouw, de aantrekkelijk-ingerichte speelplaats, de magnifieke sporthal.

Zijn kamer, hoewel in het oude gedeelte gelegen, oogt stemmig, zelfs knus, en vooral gastvrij en uitnodigend: een goede ruimte voor een goed gesprek.

- Eric, mogen wij u eerst vragen ons wat te vertellen over uw jeugd en uw opleiding?

Ik ben geboren in Zele, in een arbeidersgezin, op 25 juli 1962. Daar liep ik ook school tot mijn vijftiende. Dan ben ik naar Sint-Niklaas gegaan, om er in 'de normaalschool' de afdeling menswetenschappen te volgen.

Na de zesde, in 1980, ging ik naar het Seminarie, waar ik één jaar filosofie deed. Daarna ging ik terug naar Sint-Niklaas, om er regent Nederlands-Geschiedenis-Godsdienst te worden. In 1983 begon ik mijn theologie-studies, en op 4 juli 1987 werd ik tot priester gewijd in Gent. In augustus 1987 werd ik hier in het College benoemd. Daarbij kwamen later nog taken als weekend-medepastoor in de parochie O.L.Vrouw-Kopkapel, en lesgever en verantwoordelijke voor de schoolpastoraal in Sint-Theresiacollege te Eksaarde.

- Waarom hebt u voor het priesterschap gekozen?

Die vraag is bijna zo moeilijk te beantwoorden als voor gehuwden de vraag: "Waarom zijn jullie met elkaar getrouwd?" Zoiets groeit stilletjesaan. Reeds als scholier was ik her en der geëngageerd (speelplein o.a.), maar vooral in de BNS ben ik stilaan opengebloeid.

In die afdeling had ik zeer goede contacten met mijn medeleerlingen, maar ook verscheidene andere mensen hebben mij beïnvloed. Er waren hoogtepunten: zo onder meer de retraite in Godsheide, tijdens het laatste jaar van de humaniora. Tussen haakjes: daar ben ik onlangs nog eens terug gaan kijken, uit pure nostalgie naar de tijd van toen en omdat het daar voor mij echt begonnen is.

Ik was in die tijd nogal kritisch van instelling, en ik discussieerde graag met mijn medeleerlingen. Reeds toen voelde ik dat ik in de Kerk meer wou doen dan gewoon maar 'meedraaien'. Ik wou meer doen. Die gedachte liet me niet los; zo ben ik beginnen denken, aan priester-worden. Achteraf gezien stel ik vast dat er een hele evolutie zit in mijn motivering om priester te worden. Dat is normaal, want priester word je elke dag, net zoals gehuwden nog elke dag trouwen.

- In hoeverre evenaart u thans het priesterideaal dat u had toen u uw opleiding begon?

Ik heb het priester worden eerst nogal sterk gezien als het intreden in een structuur... maar dat zie ik nu helemaal anders. Eigenlijk had ik maar één droom: met jonge mensen werken. Ik dacht toen zeker niet op de eerste plaats aan een leraarsfunctie in een college, maar het merkwaardigste is dat ik het tenslotte toch zelf heb gevraagd. Mijn wens is dus vervuld.

Op dit ogenblik leg ik in het priesterschap veel meer het accent op het menselijk aspect, en veel minder op wat ik het 'klerikale' aspect zou willen noemen. Vroeger dacht ik wel eens dat ik als priester vooral een goed organisator zou moeten zijn, zowat een duiveltje-doet-al. De praktijk, hoe kort ook, heeft me geleerd dat dat niet helemaal waar is: een priester moet vooral een inspirator zijn, wat niet wil zeggen dat hij zich niet voor de volle honderd procent voor het werk te velde zou moeten inzetten.

Bepaalde negatieve ervaringen met de Kerk en met priesters hebben grote invloed op mij gehad. Ik zwoer dure eden dat ik het anders zou gaan doen! Ik wou alternatief werken! Gelukkig waren er ook heel positieve dingen. Uiteindelijk was dat een vrij naïef standpunt, maar ja, dàs jong-zijn, hé.

- Bent u daarin niet ontgoocheld geworden?

Neen, maar ik heb zo het gedacht dat ik een buitenbeentje ben. Maar noem me geen tafelspringer! In het klassieke denken over priesterschap en Kerk, voel ik me niet eens zo'n goed priester, in de zin van 'heilig', 'super-kerkelijk', 'klerikaal': in die opzichten functioneer ik eerder slecht!

Ik heb het echt moeilijk met structuren. Ik kan 'ambetant' lopen over bepaalde ontwikkelingen in de Kerk: zeker als ze zich voordoet als een machtsinstituut, als ze merkt dat ze die macht verliest en ze toch wil teruggrijpen, wil terugkeren naar 'vroeger', en autoritair blijft spreken in plaats van uitnodigend.

Toch mag ik van mezelf getuigen dat ik me loyaal beweeg in dat instituut, ook al heb ik het er, zoals zoveel jonge mensen, moeilijk mee. Ik hou van die menselijke Kerk, heel veel zelfs. Ze hoeft niet volmaakt te zijn, gewoon een Kerk van mensen, met fouten en met goede kanten. 

- Vindt u in uw opleiding in de BNS-humaniora elementen die stimulerend of remmend hebben gewerkt voor uw roeping?

Ik ben in de menswetenschappen heel kritisch geworden, en daar ben ik blij om! Achteraf bekeken. Ik vond de afdeling menswetenschappen een goede voorbereiding om priester te worden: ik vond er een 'lossere' sfeer dan in de andere afdelingen, ik leerde er vooral met mensen omgaan en er mee spreken. De sociale kontakten waren er zeer intens, wat een gunstige invloed had op mijn aangeboren schuchterheid: ik ben er werkelijk opengebloeid.

Ik zie nu dat veel scholieren (uit zwaardere afdelingen) geen tijd meer kunnen vinden om wat anders te doen dan studeren. De menswetenschappen geeft wel kansen om je elders ruimschoots te engageren, zo heb ik het toch ervaren. Ik ben blij om de kansen die ik heb gehad: groepswerk, veel gesprekken, intense omgang met mensen. Kortom: ik heb kansen gekregen, ik weet hoe men op die leeftijd écht kan openbloeien. Ik wens dat ook graag aan anderen. Ik maak dus graag reklame voor de afdeling menswetenschappen!

- Hoe zou u de taak van een priester in een school, in een parochie en een zich geseculariseerd noemende wereld omschrijven?

De vraag is of de priester een taak heeft in een school. Lesgeven kan een leek even goed of beter. Als een priester les geeft dan moet hij het - net als anderen - goed doen en bovendien moet zijn engagement duidelijk tot uiting komen. Als priester zou ik de collega's willen wijzen op waarden als stilte en gebed, die nu in de hoek terechtgekomen zijn maar toch wel zeer belangrijk zijn. Voor de studenten moet een priester iemand zijn bij wie ze zich thuis voelen. Mijn kamer staat altijd voor hen open: 's middags ben ik hier nooit alleen want dan zitten hier meestal 'gasten'. Ze komen niet alleen om over godsdienst te praten! Hier komen ze over alles praten: hun vreugde, hun teleurstelling, hun hobby... Ik maaak tijd voor hen. Jezus had toch ook veel aandacht voor de menselijkheid in de mensen? Voor mij is een priester iemand die toch wat 'anders' is, iemand die een contrastfiguur kan zijn maar toch aansluiting vindt bij de gasten. Ze zeggen mij af en toe dat ik een raar leven heb, maar dan laat ik ze voelen dat ik gelukkig ben, en ook jong, en dat ik de radicaliteit van mijn engagement in het Evangelie de moeite waard vind. Ik inviteer ze ook vaak zich te engageren, te geven wat in hen zit.

Verder moet een priester op school de jongeren natuurlijk in contact brengen met de Schrift - zeer belangrijk is dat - en aantonen dat geloven bevrijdend werkt. Geloven wil niet zeggen dat je niet meer mag nadenken. Integendeel: er is de confrontatie met de levensvragen, er is het aanbod van dingen die niet in de lijn van ons menselijk doen en laten liggen.

Dat geldt natuurlijk allemaal ook voor de priester in zijn parochie. In de wereld, tenslotte, zou de priester een teken van eenheid en evangelisch leven moeten zijn, een uitdaging en uitnodiging, misschien.

- Aan welke eisen moet de hedendaagse priester beantwoorden?

Dat zou je beter aan de seminarie-verantwoordelijken vragen. Het lijkt mij nogal delicaat daarop te antwoorden. Maar ik denk dat de priester mens moet zijn in de volle betekenis van het woord. Pijn, verdriet en vreugde, niets menselijks mag hem vreemd zijn. Hij moet ten diepste ook christen zijn waarmee ik bedoel dat hij in een intense relatie met Jezus van Nazareth moet staan. In de gemeenschap van gelovigen moet hij bekwaam zijn verantwoordelijkheid te dragen. Diezelfde geloofsgemeenschap zal hij voorgaan (vaak voorttrekken) in het gebed en het christelijk leven. Hij zal een luisterend mens moeten zijn (die op het gepaste moment ook een woord kan laten horen).

Eigenlijk zie ik dat niet als iets zeer bijzonders. De priester is gewoon een gelovig man die een zending heeft gekregen om op een heel intense wijze God bij de mensen en de mensen bij God te brengen. Misschien is dat laatste wel de voornaamste kwaliteit die vereist is.

- Draagt het priesterschap bij tot de persoonlijke ontplooing en de relatie met mensen?

Ik geloof dat priester-worden bijdraagt tot je persoonlijke ontplooing. Zoals elke levenskeuze houdt ook deze beperkingen in. Je geeft je bv. niet aan één mens, maar aan vele mensen. Daardoor heb je de ervaring van wat het intieme samenzijn van twee partners is niet. Dat is een gemis. Toch is persoonlijke ontplooing nog veel meer dan een intieme partnerrelatie opbouwen. Anderzijds heb je contacten met vele mensen. Als priester leef je tenvolle tussen de mensen en dat biedt je enorm veel kansen tot relatievorming en persoonlijke ontplooiing.

- Een priester wordt geacht een spiritueel leider te zijn. Die spiritualiteit veronderstelt een gedegen inzicht in levensbeschouwelijke aangelegenheden. Daarnaast moet hij ook sociaal geëngageerd zijn. Wordt dat allemaal niet te veel voor één man?

(Na lang nadenken)

Lesgeven, bidden, bezinnen, parochiewerk, jeugdbeweging, enz... Het is wel veel gevraagd. Als je in 't onderwijs staat moet je je engagement buiten de school beperken. Ik kan niet alles doen en dat is maar goed ook want op de duur doe je niets echt goed. Het heeft wel een tijdje geduurd eer ik dat inzag... ja, jong en onervaren...

- Welke zijn volgens u de oorzaken van het fel verminderd aantal priester-kandidaten?

Een van de oorzaken lijkt het feit dat het religieus bewustzijn niet meer zo sterk is tegenwoordig. De meeste leerlingen zijn niet godsdienstig. Andere oorzaken zijn wellicht de logheid van het instituut Kerk, de lange duur van de opleiding en het verplichte celibaat. Vooral dit laatste element vormt voor jongeren een immense rem. Ik heb ook de indruk dat veel jeugdigen schrik hebben van een langdurig engagement. Dat zie je op vele terreinen. Wellicht zijn er nog vele redenen, het is een complex geheel.

- Kerkelijkheid wordt vaak gemeten aan de hand van eucharistie vieren, wat een zeer laag cijfer oplevert. Is deze meettechniek verantwoord? Ziet u eventueel andere technieken? En is Vlaanderen echt zo weinig christelijk als algemeen beweerd wordt?

In ons bisdom telt men elk jaar op missiezondag het aantal kerkgangers door prentjes uit te delen. Zo'n meting om het jaar geeft uiteraard een vals beeld, want je kan onmogelijk beweren dat er iedere zondag evenveel mensen in de kerk zitten. Soms zijn priesters er ontsteld door en beschaamd om de lage cijfers. Ik ken ook wel iemand die iedere week bijhoudt hoeveel gelovigen hij in zijn kerk heeft. Dat lijkt mij overdreven. Er wordt wel gedacht aan andere meettechnieken, doch de resultaten van dat onderzoek werden nog niet vrijgegeven.

Of Vlaanderen onchristelijk aan het worden is? Onkerkelijk ongetwijfeld. En men mag ook niet ontkennen dat de secularisatie volop bezig is, wat te vaak nog gebeurt. Wij worden inderdaad een numerieke minderheid. Niet iedereen wil christen zijn, zoals men vroeger veronderstelde. Je moet de realiteit erkennen. Maar we mogen ons niet vastprikken op die cijfers. Laten we maar werken aan de kwaliteit van ons Kerk-zijn, da's veel belangrijker. De Kerk moet op zoek gaan naar nieuwe wegen. Ontkennen haalt niets uit en de klok terugdraaien is onevangelisch. We mogen ons niet blindstaren op het verleden. Onze kerkgemeenschap leeft en dat is hoopvol.

- Hoe ziet u de kerk evolueren? Wordt West-Europa een priester-arme kerk? Een missiegebied?

Ik zie ons land nu al als een missiegebied. Hoe de kerk zal evolueren, weet ik niet, maar ik geloof wel dat het Westen een priester-arme Kerk wordt. Ik hoop dat de Kerkleiding het zal aandurven een aantal zekerheden los te laten. Het evangelie is een bevrijdende boodschap, die echter niet altijd bevrijdend gesproken werd. We hebben in de kerk te veel geponeerd: je moet dat, je mag dat niet... De kerk heeft op de eerste plaats nood aan gelovige en dienstbare mensen. Dienstbaarheid is het ambt van de Kerk, zoals Bonhoeffer het uitdrukt.

Ja, ik droom van een bevrijdende, bemoedigende, dienende Kerk. Bovendien zijn al heel veel mensen op nieuwe wijzen geëngageerd. Dat geeft nieuwe kansen! Er zullen natuurlijk altijd voorgangers nodig zijn. Hoe dat zal worden weet ik niet, maar ik hoop.

- Biedt de 'nieuwe evangelisatie' dan geen mogelijkheden?

Ik vind het goed dat er thematisch gewerkt wordt. Dat biedt nieuwe kansen. In de nieuwe evangelisatie zit een grond van waarheid. Ik betreur alleen dat die vooral binnenkerkelijk blijft. Men bereikt nu vooral de mensen die zich nog tot de Kerk bekennen. Evangelisatie houdt in dat je je richt naar mensen die niet of niet meer geloven. Voor die mensen wordt echter nog te weinig gedaan. Ik stel vast dat de gelovige betrokkenheid van de jeugd zienderogen afneemt. De kerk komt bij de jeugd zeer ongeloofwaardig over. Hieraan moet dringend iets gedaan worden. En toch merk je ook dat jonge mensen wèl opkijken naar mensen die zich radicaal evangelisch engageren. Het geloof kan alleen tot leven komen als men terug naar de kern durft te gaan. Het geloof heeft hun zeker veel te bieden. Dat willen we hen laten ervaren...

- Hebt u nog markante herinneringen aan uw humanioratijd?

We hebben veel plezier gehad mijn mijnheer Meganck en bij zijn vrouw. Mevrouw Meganck (die dactylo gaf) kwam  altijd met haar boodschappenwagentje van de markt naar onze klas. Op een keer hadden we een spie onder de deur gestoken, zodat mevrouw niet binnenkon. Mijnheer Heirman werd erbij gehaald. Die was toen studiemeester. En die maakte nogal veel kabaal. Dat vergeet ik niet. Ik denk ook nog terug aan mijnheer De Ryck. Die heeft me de smaak voor kunst bijgebracht. En ik weet nog dat mijnheer Van Belleghem verliefd was op mijn boekentas, maar vraag me nu niet waarom dat was. Verder herinner ik me de vlotte omgang die mevrouw Passemiers met ons had. Ek ik zal nooit vergeten dat mijnheer Hitchinson op een bootuitstapje op het einde van het schooljaar mij een pak tekorten op mijn rapport aankondigde. Hij had zich echter vergist, maar ik had wel mijn ouders al voorbereid op het oudercontact, dat toen uiteraard wel een meevaller werd. Ook Jozef De Cock herinner ik me goed en de dissecties, vooral die van de witte rat. Plezier dat we toen gehad hebben! En ik mag niet vergeten zeggen dat ik iets overgenomen heb van Amedee De Smet: de vlotte omgang met de leerlingen, de aandacht voor wat er leeft bij de studenten, de menselijkheid... Ja, dat probeer ik nu ook waar te maken. 't Is eigenlijk teveel om dat allemaal te vertellen. God, ik bewaar heel goede herinneringen aan mijn humanioratijd, ook al heeft de filter van de tijd het allemaal misschien wat mooier gekleurd dan het geweest is. Toch ben ik altijd blij iets te horen van mensen 'uit die mooie tijd in Sint-Niklaas'.

(P. De Meulenaer, A. De Smet, D. Hennebel en F. Van Hove in In-fra, nr 1, winter 1989)

 

 

{gotop}