E.H. Cyriel Quintelier

Geboren te Belsele op 22.10.1871

01.09.1895: priesterwijding

10.09.1895: subregent aan het Sint-Vincentiuscollege te Eeklo

28.12.1899: leraar godsdienst aan de Bisschoppelijke Normaalschool te Sint-Niklaas

13.06.1916: diocesaan inspecteur Lager Onderwijs

17.04.1936: diocesaan hoofdinspecteur Lager Onderwijs

29.06.1936: erekanunnik te Gent Sint-Baafs

In de jaren 1930: proost COV Oost-Vlaanderen

Overleden te Gent op 11.04.1953

Quintelier
* E.H. Quintelier schreef Bijgevoegde Catechismuslessen, 3e vermeerderde druk, Gent, 1922, en verscheidene bijdragen in Het Katholiek Onderwijs. Hij was tevens stichter en voorzitter van het matigheidsgenootschap, in 1903 opgericht op de Normaalschool.

* Tijdens Wereldoorlog I gaat E.H. Quintelier naar zijn ouderlijk huis in Belsele waar zijn bejaarde moeder en zus Renilde een dorpswinkel hebben. Zijn toen 38-jarige zus Augusta die in Hasselt woont  waar ze als onderwijzeres lesgeeft, komt ook onmiddellijk naar het ouderlijk huis in Belsele als op 4.8.1914 het Duitse leger België binnenvalt. 

* Op 1 september 1945 vierde E.H. Cyriel Quintelier te Gent zijn gouden priesterjubileum.

In memoriam

Van overledenen moeten we, volgens de latijnse spreuk 'de mortuis nisi bene', de gebreken en fouten verzwijgen en alleen spreken over hun deugden en hoedanigheden.

Maar er zijn doden, waarvan wij niets dan goed kunnen zeggen, en dat geldt voor onze diepbetreurde oudcollega, E.H. Quintelier.

Allen, zo priesters als leken, die met hem in de Normaalschool geleefd hebben, hadden voor hem grote achting en diepe genegenheid om zijn goedheid, zijn minzaamheid, zijn dienstvaardigheid en niet minder om zijn waar priesterleven.

Jonge collega's, die vers uit het seminarie of uit een andere inrichting op de Normaalschool aanlandden, vonden in hem een minzame steun, een aanmoediging en bijwijlen ook - want men verlaat niet altijd graag zijn eerste plaats - een opbeuring, een 'sursum corda', die de harten heelde, en op korte tijd bracht hij in de soms strenge sfeer van de Normaalschool gemoedelijkheid, die wij ten grote dele aan hem te danken hadden. Want nooit hebben we hem gezien dan om de lippen, die minzame lach, die hem karakteriseerde, en die de uiting was van een man, die uitsluitend leefde voor God, voor zijn collega's en voor zijn leerlingen; van een priester, die tot leuze had het schone woord van de Meester: 'dienen'.

Als godsdienstleraar was hij ook de geestelijke raadgever van de leerlingen. Hoevelen onder hen hij getroost, gesterkt en op de goede weg heeft gehouden, kunnen zij getuigen, die zijn wijze woorden en gulden raadgevingen hebben gehoord en hun leven er naar hebben gericht.

Maar ook voor zijn collega's was hij een kiese raadgever, met minzame woorden, die zo gulhartig uit zijn groot priesterhart opwelden. Hij was voor hen niet minder de toegewijde helper in hun schooltaak en in andere omstandigheden van het leven: hij was een goede vriend die de onweersbuien - waar waait soms geen storm?! - tot bedaren bracht tot ieders bevrediging, die het gehele gezelschap kon bijeenhouden in gezellige praat, in goede verstandhouding, en die niet aarzelde zijn kostelijke tijd te besteden om met de heren subregenten - die het toch al zo gemakkelijk niet hadden -  een kaartje te leggen. En nu ik dit laatste hier neerschrijf, zie ik mijn goede vriend, E.H. Van Laere, pastoor te Tielrode, zachtjes monkelen; want bij het lezen ervan denkt hij zeker met welbehagen aan die genoeglijke zaterdagnamiddagen en maandagavonden van 6 tot 7 uur, wanneer de kaarten werden getrokken en een indringer, die het met zijn fluisteren achter de kaart wat al te bont maakte, vriendelijk de deur werd gewezen.

Maar nog meer dan dit alles, was E.H. Quintelier voor zijn collega's een stichtend voorbeeld, een voorbeeld van stiptheid en nauwgezetheid, van ijver en werkzaamheid, vooral van een diep-godsdienstig priesterleven. Wij keken naar hem als naar de 'priester', die zo devotelijk alle dagen de eerste mis las bij de Clarissen, die eerbiedig en aandachtig zijn gebeden zei, menig uur in de kapel doorbracht vóór de H. Eucharistie, elke avond zijn H. Officie anticipeerde en die door de wereld is gegaan met een rein hart, waarop, ik ben er zeker van, geen vlekje kleefde.

Maar hij was geen rigorist, die de lente uit het gezelschap wilde bannen... Integendeel, hij was een vrolijke grapjas, die 'farcen' kon ineensteken, er graag aan meewerkte, en, wanneer ze lukten, er smakelijk om kon lachen, met een troostwoord nochtans voor de beetgenomene. Oh! die farcen in de Normaalschool, dat mekaar foppen! Wij kunnen er bladzijden over schrijven. Zij waren de sterkste band van verstandhouding tussen directie en leraars.

E.H. Quintelier is niet meer. Die uitmuntende leraar, die goede collega, die minzame maar karaktersterke inspecteur is bij de Meester gegaan om er de beloning te ontvangen van hen, die velen in de godsdienst hebben onderwezen.

Maar zijn geest blijft onder ons leven en met dankbare en eerbiedige hulde buigen wij het hoofd voor hem, die als een licht ons is voorgegaan, en in onze gebeden voor hem, smeken wij hem onze voorspreker te zijn bij de Heer, opdat wij, na zijn voorbeeld hier gevolgd te hebben, hem volgen mogen in de hemel.

(K. D. L. in 'Kasteelgalm' 1953, nr. 2)

Getuigenis

"Zo! Kan. Quintelier is naar de hemel. 't Is zo'n 33 jaar geleden dat de goede priester mij in de spreekplaats op de Normaalschool opwachtte... om een eerste onderhoudje over mijn priesterroeping. En toen gaf hij mij het Evangelie door Th. Van Tichelen dat ik tot nu toe nog bewaar en gebruik. Wellicht nog het enig boek dat mij overblijft -  na een twintigtal verhuizingen - uit het normaalschoolleven. Pardon, ook nog mijn dikke catechismus met gedicteerde nota's plus enkele handtekeningen daarin met medenormalisten van die tijd."

(Uit een brief van E.P. Miserez, Jozefiet, Mweka B.K. van 8 mei 1953, verschenen in 'Kasteelgalm' 1953 nr. 2)