Patrick Smet

Geboren te Sint-Niklaas op 13.04.1954

Zat in het eerste leerjaar van de Lagere Oefenschool tijdens het schooljaar 1960-61.

Volgde later de Humaniora en werd regent wetenschappen - aardrijkskunde in 1975 en werd studiemeester-opvoeder in de Bisschoppelijke Normaalschool. Hij werd daarna leraar in de Humaniora van de Bisschoppelijke Normaalschool.

Hij vertrok dan naar Afrika, als ontwikkelingshelper, waar hij nog steeds verblijft.

Roel Daenen schreef hierover.

 

Aids-wezen blijven alleen achter op het kerkhof Zimbabwe

Roel Daenen
(free-lance journalist)


De familie Mwala woont in Mbare, een zogenaamde high-density neighbourhood vlakbij Harare, de hoofdstad van Zimbabwe. Gezinshoofd van de vijfkoppige familie is de 13-jarige Nomsa Mwala. Vorig jaar is hun moeder aan Aids gestorven, net als hun vader een paar jaar tevoren. Momenteel krijgen ze van een tante 'onderdak' - wat zeer letterlijk te verstaan is, of hoe noem je een krocht waarin vijf kinderen wonen op amper twaalf m² en die volledig is opgetrokken uit restjes hout, golfplaten en plastic? Toen de kinderen hun moeder stierf, stond de tante niet bepaald te springen om de opvang van haar neefjes en nichtjes, zo blijkt. De tolk die ons vergezelt vertaalt dat de tante altijd gromt en klaagt dat zij hier zijn, dat het de schuld is van de kinderen dat de plaats smerig is geworden en dat ze maar goed moeten beseffen dat zij haar kinderen niet zijn. Bovendien, gaat Nomsa verder, laat de tante geen gelegenheid onbenut om te zeggen dat zij het niet is geweest die hun moeder heeft vermoord en dat ze ooit eens zullen moeten vertrekken. Nog een ander familielid schept er plezier in om hen bang te maken door nu eens heel vriendelijk te zijn, om hen vervolgens te sarren. Toch hebben Nomsa en haar familie in zekere zin nog geluk, want zij mogen rekenen op de steun van het Mashambanzou-centrum.

 Mashambanzou (letterlijk: zonsopgang van een nieuw leven) is een lokale NGO gevestigd in Harare, die de strijd heeft aangebonden tegen de Aids-pandemie en haar gevolgen. De zorg voor wezen is daar slechts één aspect van. "Het centrum is gegroeid als reactie op de nood van de mensen met HIV/Aids die nergens anders meer heen konden," vertelt de Belgische ontwikkelingswerker Patrick Smet.

De weeskinderen in Zimbabwe vormen een sociale tijdbom. Tegen eind volgend jaar verwacht men dat er ongeveer 1 miljoen Aids-wezen (op een bevolking van 11,7 miljoen) zullen zijn. Al in 1992 toonde een studie aan dat in Mutare, de derde grootste stad van het land, 10% van de kinderen wees was, en één op vijf gezinnen had kinderen zoals Nomsa Mwala en haar gezin bij in huis genomen. Die kinderen groeien op in een omgeving die niet bepaald als kindvriendelijk zou kunnen omschreven worden. Ze ontberen de broodnodige ouderliefde, worden misbruikt of verwaarloosd en maken dus een grote kans om de destructief-vicieuze cirkel die Aids genereert te vervolledigen. Bovendien wordt met het wegvallen van het inkomen (door het overlijden van één of beide ouders) onderwijs een luxe. De keuze waar weeskinderen zich mee geconfronteerd zien, is vaak even simpel als verscheurend: naar school gaan of verhongeren? Nomsa is de enige die naar school kan gaan en zit, sinds kort, in het eerste leerjaar.

"Op één jaar tijd is het aantal wezen dat we begeleiden verdubbeld, van 750 naar 1500, gespreid over de vier townships die Mashambanzou bestrijkt," stelt Patrick Smet. "De meeste kinderen zijn seronegatief. Zij die wel drager zijn van het Aids-virus, halen meestal hun vijfde verjaardag niet. Onze taak begint bij het zoeken naar mensen die bereid zijn om hen op te vangen. Om de last wat te verlichten, krijgen de 'pleegouders' voedselbonnen, schooluniformen en de trimestriële schoolgelden."
 Het mobiliseren van de mensen van de gemeenschap is volgens Smet cruciaal: "Mensen moeten bewust worden gemaakt van het probleem, anders kan het niet worden opgelost! Maar soms merken we dat kinderen eigenlijk niet beter af zijn bij hun familie of kennissen omdat ze het voor hen bestemde geld of voedsel niet krijgen of omdat ze, wat vaak gebeurt, gedwongen worden zich te prostitueren. Daarom gaan onze teams regelmatig op bezoek om te checken wat er precies met dat geld gebeurt."
 Een 'klassiek' weeshuis is binnen de structuur van Mashambanzou niet mogelijk. Smet: "Door een combinatie van organisatorische, financiële en culturele redenen kunnen wij geen weeshuis openen. Bijvoorbeeld: als een meisje op haar 18e trouwt - de leeftijd waarop 'de kinderen' het centrum moeten verlaten - moet er traditioneel gezien lobola (bruidsschat) betaald worden aan de familie van de bruidegom. En daar is geen geld voor. Onze hulp is trouwens steeds maar op jaarbasis, we weten immers niet of de financiële middelen voorhanden zullen blijven. Omdat de budgettaire toekomst elk jaar opnieuw onzeker is, moeten we telkens keuzes maken in functie van duurzaamheid en ons voortdurend moeten afvragen welk initiatief het meest effectief is. Zo betekent bijvoorbeeld onze thuisverzorging een te grote kost. Als antwoord op die problematiek hopen we op het initiatief van de lokale gemeenschappen, vooral voor wat de opvang van de wezen betreft."

Over het werk dat Mashambanzou verricht, merkt hij kritisch op: "Eigenlijk nemen wij met wat we doen in belangrijke mate de verantwoordelijkheid over die de regering heeft. Het is aan hén om sociale voorzieningen te creëren, zieken- en weeshuizen te bouwen en in te richten en preventiecampagnes te doen plaatsvinden." Toen de rebellen in 1980 Rhodesië en daarmee ook de premier van het blankeminderheidsregime, Ian Smith, definitief naar de geschiedenisboeken verwezen, beloofden ze een nieuwe, socialistisch geïnspireerde koers te varen. Huidig president Robert Mugabe, toen leraar en één van de leiders van de guerrilla, maakte zich sterk om in een paar jaar tijd overal in het land gratis onderwijs en ziekenzorg te verstrekken. Nomsa Mwala, haar familie en het immer aanzwellende leger wezen zijn vandaag echter een verpletterend bewijs van het tegendeel.

Ook Andrew Mutandwa, Information Officer bij de in Harare gevestigde Southern Africa AIDS Information Dissemination Service (SAfAIDS), een lokale NGO die tot doel heeft de pandemie in Subsaharaans Afrika zo nauwgezet mogelijk in kaart te brengen en hierover te berichten, is van mening dat de overheid tekort schiet: "Op twee decennia is het dodencijfer schrikwekkend toegenomen, per week sterven in Zimbabwe 350 tot 500 mensen aan Aids.Ook de kindermortaliteit schiet omhoog, de bevolkingsaangroei is fors gestagneerd en de levensverwachting is van gemiddeld 66 jaar naar 39 jaar
geduikeld, een verlies van zo maar even 27 jaar! Daarbovenop komen dan nog eens de wezen. Je moet al echt volslagen blind zijn om niet te zien dat dit een explosieve situatie is." Peter Piot, hoofd van UNAIDS, de VN-afdeling die Aids bestudeert en bekampt, bevestigt: "We weten dat, ondanks het feit dat deze gegevens over HIV-besmetting al enorm verontrustend zijn, het ergste nu nog moet komen in zuidelijk Afrika. De regio kampt met een menselijke catastrofe van een nog nooit geziene omvang." "Wanneer je een nijpend probleem op zijn beloop laat, wordt het op de duur gigantisch, en dus steeds moeilijker om aan te pakken," weet Andrew Mutandwa. Bovendien is het budget voor volksgezondheid veel te klein (6,2 miljard Belgische frank tegenover 9 miljard voor defensie!), ontbreekt zowat alles wat je van een zorgzaam beleid verwacht, is er een algemeen tekort aan medische producten en wordt het personeel niet behoorlijk betaald. Daarom zijn onze instellingen ook niet meer aantrekkelijk voor geschoold personeel: veel dokters die hier zijn opgeleid, verlaten Zimbabwe om in een van de buurlanden aan de slag te gaan."
De gezondheidszorg is de afgelopen jaren langzaam maar zeker afgebouwd, in belangrijke mate door de voortdurende bezuinigingen ten gevolge van Zimbabwes dure interventie in de oorlog van wijlen comrade Laurent-Désiré Kabila. Enkel de rijken en degenen met handige contacten kunnen zich nu nog echte, effectieve gezondheidszorg veroorloven. En slechts een fractie van al degenen die uit de boot vallen, worden door NGO's als Mashambanzou geholpen.

Op HIV/Aids blijkt vandaag ook in Zimbabwe nog steeds een taboe te rusten, het is "de ziekte zonder naam", soms afgedaan als een verzinsel, als een door het Westen uitgevonden controlemiddel op de Afrikaanse demografie en seksualiteit, als "American Idea for Disencouraging Sex", zoals iemand zei.
"Je zou verwachten dat mensen in een land met één kwart of één op drie van de bevolking geïnfecteerd is, opener zouden worden. Ervaring leert ons dat dit niet automatisch gebeurt," aldus Peter Piot. "De stilte rond Aids moet doorbroken worden, publiekelijk en moedig, door de leiders die hun volk aanmoedigen om de waarheid over Aids onder ogen te zien." Ook hierin schittert de Zimbabwese regering door haar volslagen gebrek aan initiatief. Pas zeer recent wordt Aids als een belangrijke destabiliserende factor door de overheid erkend en wordt er, weliswaar in zeer omzwachtelde termen, over gesproken.

 De Zimbabwese minister van financiën gaf voor het eerst in mei op een bijeenkomst van de Organisation for African Unity toe dat Aids een serieuze bedreiging vormt voor de economische en sociale ontwikkeling van het land. De schade, zowel financieel als psychologisch-emotioneel, dreigt het land terug naar grauwe tijden te kegelen. De socio-economische impact is enorm: hele families en gezinnen raken ontwricht, vrouwen zien zich - door het overlijden van de kostwinnende echtgenoot - de prostitutie in gedreven (waarbij de onderhandelingsruimte om condoomgebruik te vragen doorgaans onbestaande is). Aids berokkent ook de zakenwereld grote schade: zo zijn er de kosten voor absenteïsme, begrafenissen, selectie en training van nieuwe werknemers. Bovendien zien HIV/Aids-patiënten vaak hun rechten geschaad, louter omdat ze met het virus besmet zijn.
Een onderzoek in Harare verricht door de Association for Women with HIV/Aids uit 1996 toonde aan dat 90% van de besmette vrouwen, regelmatig te maken kreeg met discriminatie op persoonlijk of professioneel vlak. Veel bedrijven eisen, voor of na het sollicitatiegesprek, van de kandidaat-werknemer een medisch verslag dat bewijst dat hij/zij seronegatief is. Ondanks het feit dat honderdduizenden besmet zijn (schatting in 1996: 16,5%), de kerkhoven floreren als nooit tevoren en de kans op overdracht bijzonder groot is, blijft het stigma dat op HIV/Aids rust bestaan. "Dat familielid en die persoon zijn gestorven aan TBC en aan malaria," krijg je steevast te horen. Aids? Never heard of!

Nu blijkt de regering eindelijk werk te willen maken van de tegenaanval. Het wetsvoorstel van begin november om een speciale Aids-taks van 3% te heffen (op het te betalen belastingsgeld) zorgde voor een maatschappelijke controverse die tot op de dag van vandaag voortduurt. De grootste vrees van de Zimbabwees in de straat bestaat erin dat dit de zoveelste aanslag is op hun al zo krappe budget, zonder dat ze er zelf ooit wat voor in ruil zullen krijgen. Kudawashe Mazire, verkoopster en alleenstaande moeder van drie kinderen, getuigt: "Er is niets verkeerd om hulp te bieden aan de slachtoffers van Aids, maar het is eveneens belangrijk om eens te kijken naar de impact van de taks, op vrouwen in het bijzonder. Om tal van redenen staan vrouwen er vaak helemaal alleen voor en hebben ze niet eens een baan die naam waardig. Kan je je voorstellen hoe hard deze nieuwe belasting zal aankomen?" De kranten publiceren elke dag lezersbrieven van voor- en tegenstanders van de nieuwe belasting. "Waarom moeten wij betalen voor die promiscue mensen?" schreef een inwoner uit Harare die ondertekent met "A clean life".

De vakbonden zijn tegen en dreigen het land met een massale staking plat te leggen. Woordvoerder Nicholas Mudzengerere van de koepelorganisatie Zimbabwe Congress of Trade Unions (ZCTU): "De ZCTU roept op tot een grote nationale staking, tenzij de overheid haar plannen aflast om de Aids-pandemie te gebruiken om nog maar eens een nieuwe belasting op de rug van de arbeiders te verhalen." Het effect van voorgaande speciale 'droogte-' en 'ontwikkelingstaksen' is duidelijk nog niet verteerd, mede omdat die gelden voor heel wat andere doeleinden zijn gebruikt dan waarvoor aangekondigd.

Ook Patrick Smet van Mashambanzou en Andrew Mutandwa van SAfAIDS hebben zo hun bedenkingen bij dit eerste officiële initiatief. Smet: "Er bestaat een groot wantrouwen tegenover de regering, ik kan het dus begrijpen dat de mensen weigeren te betalen. Ook is er geen enkele structuur voorhanden die dat geld gaat kanaliseren en verdelen." Mutandwa vult aan: "De overheid is geenszins erg happig om de officieuze bevoegdheden van de NGO's over te nemen. Het zijn de NGO's die met het geld en de organisatie komen, de overheid heeft op dit moment geen alternatief. De taks zelf zal de mensen enkel op stang jagen, het leven is hier al moeilijk genoeg. Zij die met het virus besmet zijn, zullen met de nek worden aangekeken en misschien erger. Deze Aids-taks is ook een heel groot moreel punt. Mensen die een onbesproken levenswandel leiden, zullen zich verongelijkt voelen en dat brengt dan nog meer spanningen met zich mee. Bovendien schept het verwachtingen. Zij die besmet zijn, zullen denken dat met die 3% taks plots die onbetaalbare geneesmiddelen in hun bereik zullen komen. En, last but not least, wat er met die 3% op tafel zal komen is toch veel te weinig voor die één miljoen wezen."

De regering heeft, buiten haar voornemen de taks te heffen, nog geen verdere concrete plannen bekendgemaakt. Enkele parlementsleden opperden om toch maar een schijf van het defensiebudget naar gezondheidszorg over te hevelen. Zimbabwe is met geen enkel land in oorlog en dat lijkt voor de zeer nabije toekomst ook heel onwaarschijnlijk. Maar wat nóg minder waarschijnlijk is, is dat his excellency president Robert Mugabe (die volgens de grondwet zonder het parlement kan beslissen over oorlog en vrede) zal besluiten om zijn troepen uit de "operatie" in Kabila's Congo zal terugtrekken. Zijn belangen in Congo's mijnindustrie wegen zwaarder dan de 350 wekelijkse Aids-doden. Begrijpelijk, want van de doden heeft hij geen problemen te verwachten.

 

 

{gotop}