Alfons Verhelst

Alfons Verhelst werd geboren op 18.12.1936 te Sint-Gillis-Dendermonde.

Hij behaalde het diploma van regent Letteren aan de Bisschoppelijke Normaalschool te Sint-Niklaas in 1956.

Hij werd op 01.09.1956 leraar aan de middelbare oefenschool (6e, 5e en 4e moderne), verbonden aan de Bisschoppelijke Normaalschool te Sint-Niklaas.

Hij overleed op 3 januari 1991.

Bij zijn zilveren jubileum: 25 jaar leraar aan de Bisschoppelijke Normaalschool in 1981

Geboren op 18 december 1936 te Sint-Gillis-Dendermonde.

Woont nu in Belsele, Stijn Streuvelslaan 23.

Volgde lessen in het regentaat van de Bisschoppelijke Normaalschool.

Gehuwd met Diane Van der Jeucht en vader van Ingrid en Martin.

Onderwees aan de M.O.S. van 1956 tot 1958 Frans, Engels en geschiedenis en van 1959 tot 1961 Nederlands en geschiedenis. Diezelfde vakken heeft hij vanaf 1961 gegeven in het 4de en 5de jaar HASO.

Het lievelingsmenu van Fons ziet er zo uit: porto als aperitief, een bord ossestaartsoep, kalkoengebraad met kroketten en groentekrans, vruchtencocktail en mokka met 'n Grand Marnier. 's Avonds een Martin's Ale of een Christmas Ale, volgens het jaargetijde, een boek van Ward Ruyslinck en een plaat van Boudewijn De Groot, Wim Sonneveld of The Kinks (liefst met 'Death of a Clown'). Zijn geliefkoosde ontspanning is evenwel Studio Sport en Sportweekend in gele en rode kaarten ontleden, maar Fons is ook te vinden om een kaartje te leggen of een partijtje tafeltennis of badminton te spelen. Dat laatste dan graag tussen de rozelaars die hij net gesnoeid heeft met de snoeischaar in de rechter- en het ontsmettingsverband in de linkerhand. En dat noemt hij plezierig. Wat hij hatelijk vindt, is schilderen, omdat na nog niet eens een half uur hijzelf meer onder de verf zit dan het object dat eigenlijk behandeld had moeten worden. Genoegen en afkeer: les extrèmes se touchent. Maar, geen nood, na een deugddoende vakantie in Zwitserland, kan hij alles van voor af aan beginnen.

In 1957 onderwees Fons nog Engels en placht toen voor de klas uit volle borst (?) 'My Grandfather's Clock' te zingen tot, zoals achteraf bleek, grote ergernis van E.H. Ascoop. Dat noemt-ie de prettigste ervaring uit zijn loopbaan. Als minder prettig staat in zijn geheugen het bezoek van rijksinspecteur Flam gegrift. Hij vroeg in de 3de LMA allerlei wetenswaardigheden over de Romeinse keizers aan de leerlingen, die hem met open mond aanstaarden alsof het in Keulen donderde. Fons wou met 'handverheffing' de inspecteur erop wijzen dat hij de 'verkeerde' vragen stelde (het was immers niet de leerstof voor die klas), maar hij werd telkens de mond gesnoerd met: "Ik stel de vragen..." Op de repliek van directeur Beirnaert dat dit leerlingen van de 3de en niet van de 6de LMA waren, zei inspecteur Flam warempel:"Wat zijn die mannen van de 3des toch groot!"

De jongeren zijn nu meer open, maar ook kritischer. Bovendien zijn ze minder ambitieus en gemakkelijker tevreden. Toch kan je ze goed engageren voor sociale inzet en medemenselijkheid voor de minderbedeelden. Wat de evolutie in het korps betreft, betreurt Fons de teleurgang van de 'speelse' contacten en de occationele 'uitstapjes' van de leraars (de aanhalingstekens komen van hem), toen ze allen nog vrijgezellen waren. Toch wordt hij als 'oudere' gestimuleerd door de inbreng van de jonge leraars en leraressen(!).

Naast Nederlands en geschiedenis zou hij ook wel te vinden zijn voor een paar uur lichamelijke opvoeding. Het houdt je lichamelijke conditie op peil, je kunt veel 'lessen' in open lucht geven en je kunt heel erg moe thuiskomen en er vrijgesteld worden van karweien.

Als Fons het voor het zeggen had, ging hij in de politiek. In tegenstelling tot het onderwijs kun je daar voortdurend van 'portefeuille' veranderen, regelmatig de vergaderingen spijbelen en je volledig concentreren op een paar nachtzittingen, waardoor je bij Jan Publiek de lauwerkrans van doodwroeter of nachtridder krijgt.

En dat is inderdaad voor ons, leraars, niet weggelegd...

(Kasteelgalm, lente 1981)

In memoriam

3 januari 1991

De eindejaarsfeesten nauwelijks afgesloten.

Het wenken van een nieuw schooltrimester.

Dan een onheilsbericht van amper drie woorden: "Fons is overleden".

Achter die drie woorden: een ongrijpbare en onbegrijpelijke realiteit.

En dan het opwellen, vanuit diep verdriet en onuitsprekelijke weemoed, de vragen en de herinneringen.

Fons was geliefd bij leerlingen en collega's. Wie met hem sprak, moest niet op zijn hoede zijn voor dubbele bodems of bijbedoelingen: Fons had het hart op de tong, of het nu over voetbal, over de school of over zijn gezin ging.

Fons zien met een ernstige plooi in het gezicht, was een eerder zeldzame belevenis; dat overkwam hem enkel tijdens deliberaties of als hij zich niet helemaal in zijn sas voelde. Gewoonlijk kon men zich immers aan een kwinkslag of aan een grapje verwachten. Bij de al te zeldzame feestelijke school-momenten zocht men zijn gezelschap: in zijn nabijheid zijn stond gelijk met enkele uurtjes gezellige babbel en spitse opmerkingen, zó uit het leven gegrepen, en nooit ten koste van anderen.

Zijn leerlingen betekenden voor hem niet alles - dat zou overdreven klinken - maar toch een heleboel: hij was een collega van de oude stempel, en dus viel het teloorgaan van bepaalde waarden en gedragscodes hem zwaar. Maar hij en Diane hadden zelf kinderen opgevoed, zien studeren en onafhankelijk worden; hij verstond de jonge mensen en hij hield er voldoende van om hun hebbelijkheden te relativeren.

Fons was een menselijke mens; hij kende zijn beperkingen, ook en vooral in de momenten waarin de leeftijd aan zijn gezondheid en aan zijn krachten knaagde. Want vijfenvijftig zijn is niet meer driemaal zeven, en hoofdpijn kan slopend zijn, vooral als men het niet mag tonen vóór de klas.

Wie het leven van Fons evoceert, heeft geen nood aan grote volzinnen: hij was gewoon een leraar, een echtgenoot, een vader, een collega. Hij laat geen ophefmakende sporen na in de wereld van didactiek of literatuur.

Maar hierom zullen we hem eren en dankbaar zijn: hij beleefde zijn levenstaken met hart en ziel.

En daarom zullen we hem met grote eerbied en weemoed gedenken, en beseffen dat hij verdiend had zijn kleinzoon nog te zien.

Tot weerziens, Fons

(In-fra, zomer 1990-91)

 

 

{gotop}