E.H. Hugo De Lil

H De Lil

Geboren te Geraardsbergen op 26 maart 1935.

Licentiaat theologie, kandidaat wijsbegeerte en letteren, groep wijsbegeerte, kandidaat wijsbegeerte en letteren, groep klassieke filologie. Doctor in de Godgeleerdheid (1970)

Priester gewijd op 24 april 1960.

Van 26 augustus 1964 leraar aan de Bisschoppelijke Normaalschool te Sint-Niklaas.

Van 18 augustsus 1970 professor aan het Groot-Seminarie te Gent.

Op 20 juli 1973 onderpastoor te Oordegem.

Vanaf 20 augustus 1974 inspecteur godsdienst vrij onderwijs

Op 5 november 1974 ontslag

Uitgetreden als priester

 

Bij het afscheid aan de Normaalschool in 1970

Hoe een 'zinloze opdracht' zinvol werd

Toen E.H. Hugo De Lil nu zes jaar geleden - enkele weken na zijn benoeming aan de normaalschool - zijn titel van 'Doctor in de Godgeleerdheid' aan de Leuvense universiteit verwierf, werd zijn opdracht op onze school vanwege bepaalde hooggeleerde zijde als 'volslagen zinloos' bestempeld. De jonge theoloog kreeg inderdaad als eerste opgave een lessenrooster, dat niet specifiek voor exegeten bestemd scheen, daar hij hoofdzakelijk pedagogische vakken te doceren had. Als opvolger van E.H. Antoon Rubbens, die hem naar het Gentse Seminarie voorgegaan was, moest hij voor de cursus in de psychologie instaan en daarnaast de geduchte 'Geschiedenis van het Westerse Vormingswezen' onderwijzen. En in zijn vrije tijd werd bovendien van hem verwacht, dat hij de Lagere Oefenschool pedagogisch 'begeleiden' zou...

Vanaf 1965 werd hij 'godsdienstleraar' zowel in de Regentenafdeling als in de Lagere Normaalschool, waar hij zijn taak samen met collega E.H. Emiel Van Hecke deelde. Hier trad hij als nieuwe schakel in een zeldzaam roemvolle ketting, waarvan 'steller dezes' vier grote namen heeft gekend, die elk door de eigenheid van hun persoonlijkheid en onnavolgbare inzet, 'figuren' in de geschiedenis van onze normaalschool zullen blijven. Dit waren: de einmalige 'Meester Henri' Ongena, de onvergetelijke Flor Hofmans, de onvermoeibare Caracasmissionaris Piet Huysmans en de nuchter-menselijke Georges Stuyts, die nu reeds sinds jaren als directeur van de hele school zijn sporen verdient.

In die eerbiedafdwingende rij heeft Dr De Lil op korte tijd zijn eigen plaats veroverd door de vele gaven die hem kenmerken: zijn scherpzinnige geest, zijn grote belezenheid, zijn schitterend redenaarstalent, zijn veelzijdige en actieve culturele belangstelling en vooral zijn ontembaar meeslepend dynamisme; dit alles nog verdiept én verhevigd door een wakkere en immer dienstbereide priesterlijke bekommernis. Deze vele gaven speelden overal door in al de vormen van zijn optreden binnen en buiten de school. Ook doorheen de soms banale en doodgewone dingen waaruit het dagelijkse leven nu eenmaal bestaat. Wat op om het even wélk gebied zijn overtuiging was, wist men direct 'kant en klaar', meestal nog versierd met een snedigheid van uitdrukking, die soms tot 'bondige daden' overging. Zo wist hij bv. als 'man van de radikale oplossingen' een berucht probleem van stoornis in een van zijn eerste lessen op te lossen: de trede van een bepaalde klas onder de 'grote trap' stoorde door haar gepiep dànig het normaal verloop van zijn exegetische uiteenzettingen, zódanig dat zij doodgewoon bij het begin van de les onder de leiding van de leraar plechtig buitengedragen werd... Totdat zij even 'plechtig' korte tijd nadien terug ter plaatse was.

De geboren 'causeur' die collega De Lil was, vertoonde de meest verscheidene vormen. Deze liepen over een ganse gamma: vanaf de plastisch-ritmisch boeiende verteltrant van een kampvuurnummer voor Jong-knapen tot een hoog-opgevoerd theologisch betoog 'à la Congar', - alover de met weelderige welsprekendheid 'geladene' (= overdreven) lofrede in super-majeur bij een studenten-Cantus. Deze aangeboren 'Beredsamkeit' vierde haar mooiste momenten in zijn bijbelse homilieën bij eucharistievieringen of woorddiensten op school of in de Lieve-Vrouwekerk en in zijn talrijke lessen en conferenties op de Gentse 'Noviciaatscursus', in het Hoger Instituut voor Godsdienstwetenschap en in vele gespreksavonden over 'Bijbel en Geloof' gehouden in talloze grote en kleine Davidsfondsafdelingen in het hele Vlaamse land. Verrassend was hierbij dan telkens, hoe hij als uitgesproken 'moderne theoloog' toch de dupe werd van 'het nieuwe om het nieuwe'-principe, maar eerlijk én vakkundig steeds voor de 'hele waarheid' opteerde, ook als die momenteel niet duidelijk 'in' was! Zo werd hem ooit eens om een spreekbeurt gevraagd door een zgn. 'vooruitstrevende groep' in het land van Waas. Toen hij, gevraagd naar het onderwerp dat hij wou behandelen, een 'Pleidooi voor meer stabiele waarden' voorstelde, werd de geplande avond gewoon afgelast... Collega De Lil was inderdaad de man, die zich dergelijke 'vrijheden' kon veroorloven!

Zijn verschijning onder ons zou echter onvolledig zijn, indien wij bij al de genoemde eigenheden van zijn persoonlijkheid er niet een heel biezondere toevoegden, nl. zijn uitgesproken en hoogstbegaafde 'muzische geaardheid'. Hij was niet de man van de praktische organisatie, van het stoeltjes-zetten en het tellen-van-de-flessen (hoe eervol en onmisbaar deze 'gave' ook moge wezen!). Het oudercomité van de normaalschool, waarvan hij de secretaris was, heeft hem meer als 'mens der ontmoeting' kunnen waarderen, dan wel als organisator van koffietafels en andere cafetaria's. De 'mens De Lil' bloeide pas helemaal open, als hem een mooi gedicht in de handen viel of een gepassioneerde passus van Erasmus, Teilhard of 'Het Boek Prediker'. Of als er een of andere Kantate van Bach door zijn hoge kamer ruiste. De vele uren, die wij samen mochten 'vol' musiceren met de sonaten en suites van Bach, Haendel, Telemann, Moeillet, Bresgen en andere meesters der huismuziek, zullen tot de mooiste herinneringen blijven uit de voorbije vijf jaren. Déze theoloog kon blokfluit spelen zoals er geen vijf vakmusici in het hele land het hem nadoen... Dat hij deze onuitsprekelijke muzische 'vreugde' wist over te dragen op zijn vijf-en-twintigkoppige 'Phalesius-groep' - die hij niet verlaat! - is één zijner verdiensten. Hij heeft ongetwijfeld voor veel jonge mensen de 'gouden poort' geopend, die hen tot een nieuwe wereld van vele hogere waarden leidt en het dààrom ontvankelijk maakt voor de diep-religieuze beleving waaraan hij hen, als Bijbelman, telsotte geheel deelachtig hoopte te maken.

Collega én studenten zijn om dit alles dànig blij, dat hij de normaalschool niet volledig heeft verlaten, maar op gestelde tijden bij ons mag zijn 'auf Flügeln des Gesanges'!

Ignace De Sutter

(Uit 'Kasteelgalm', winter 1970)

 

 

{gotop}