Een nagedachtenis aan een bijzonder figuur uit Zele, Oscar Kesteleyn, onderwijzer gediplomeerd aan de Bisschoppelijke Normaalschool te Sint-Niklaas in 1940. Hij overleed te Zele op 26 januari 2017.

Een levensverhaal, geschreven in 2012 door Marc De Block, onderwijzer gediplomeerd aan de Bisschoppelijke Normaalschool te Sint-Niklaas in 1978 en oud-leerkracht aan de Pius X basisschool te Zele.

Oscar Kesteleyn: music was my first love

oscar.kesteleyn01
Oscar Kesteleyn werd geboren op 3 augustus 1921 te Zele. Hij had drie broers. Zijn schoolcarrière begon hij in de bewaarschool van de Kouter. Juist voor de Kouterkapel was er een schooltje. Hij zat eerst bij een zuster en later bij een juffrouw. In 1927 trok hij dan samen met zijn broers naar de Kapellestraatjes (het huidige Pius X-basis). Een weg die ze tweemaal per dag deden want iedere middag kwamen ze naar huis om te eten. Hij volgde het eerste, het tweede en het derde leerjaar en maakte dan de overstap naar het vijfde leerjaar. Van de vijfde klas mocht hij naar de zevende. Die sprongen hadden vooral een schoolinterne praktische reden. Om bepaalde klasgroepen iets te verlichten, mochten meer begaafde leerlingen een jaartje overslaan. In 't vijfde lukte dat nog wel, maar in het zevende leerjaar was het echt moeilijk omdat bepaalde leerstof nog niet gezien was. Na het zevende heeft hij drie jaar in 't achtste leerjaar gezeten. Die eerste twee jaren in 't achtste heeft hij veel geleerd, maar in het laatste jaar zat hij echt zijn broek te verslijten. Gelukkig was er de schooltuin. In de vierde graad (het zevende en achtste leerjaar) leerden de jongens er toen hovenieren. Hij leerde er de liefde voor de tuin en op zijn veertiende was hij een volleerde hovenier. 

In samenspraak met zijn onderwijzer Jules Van Kerckhove (O1922) haddden zijn ouders beslist dat Oscar op zijn veertiende naar de normaalschool mocht om voor onderwijzer te studeren. In zijn wachtttijd volgde hij twee jaar notenleer

 bij Gustaaf Bogaert en Odilon De Brauwer en daarnaast volgde hij ook nog eens de lessen in de weefschool bij Maurits Van Haver.

Normaalschool

In 1935 trok hij dan naar Sint-Niklaas voor het voorbereidend jaar van de normaalschool. Die overstap was niet makkelijk, je was verplicht intern te zijn en het regime was er verschrikkelijk streng. Om zes uur opstaan, dan was er de communiemis en na het ontbijt mochten ze nog even op de speelplaats. In de voormiddag waren er de lessen, in de namiddag studie en 's avonds nog eens twee uur les.

's Zondags mochten ze een uur langer slapen en dan was er communiemis, vervolgens hoogmis en daarna een preek van de directeur die meestal een uur duurde. In de namiddag waren er de vespers en het lof en dat was hun zondag. Ze mochten ook niet dikwijls naar huis. Op school van september tot Allerheiligen, dan twee dagen naar huis, en terug op school tot tweede kerstdag. Ook het niveau was erg hoog. Tweede zit of dubbelen was onbestaande in de normaalschool. Als je gebuisd was, kon je je biezen pakken, herkansen was er niet bij in die tijd.

Een andere reden om onmiddellijk te vertrekken was de omgang met het vrouwvolk. Je mocht geen meisje zien en geen briefwisseling onderhouden. Had men enig vermoeden in die richting, dan lag je zonder pardon buiten. 't Was triestig gesteld met hun seksuele opvoeding.

Oscar kon er in den beginne echt niet aarden, boven de poort hadden ze gerust kunnen beitelen 'Hier temt men leeuwen' zo streng was het er. Stelselmatig is dat verbeterd. Men kon er veel voetballen en kaatsen en ook de leraar muziek ontdekte vrij snel dat Oscar een mooie stem had. Er was een gregoriaans schoolkoor en tot zijn zestiende heeft hij sopraan gezongen. Voor iedere zon- en feestdag oefenden ze de gregoriaanse gezangen in en dat was werkelijk mooi. Zijn liefde voor deze gezangen dateert uit die tijd. Door de sport en de muziek werd de normaalschool leefbaar. 

In mei 1940 was Oscar volop aan het studeren voor zijn eindexamen toen op 10 mei de oorlog uitbrak. De school werd gesloten en de normalisten moesten onmiddellijk naar huis. Thuis kreeg hij te horen dat hij naar Frankrijk moest om soldaat te worden. Ze moesten samen komen in Rouen en met een hele groep jongens van den Heikant zijn ze per fiets naar Frankrijk gevlucht. Van meneer Morel, de baas van zijn vader, had hij een adres gekregen in Le Neubourg, een dorp zestig kilometers ten zuiden van Rouen. Morel had ook daar een vlasfabriekje. Het was die maand echt mooi weer en langs secundaire wegen bereikten ze na acht dagen Le Neubourg. Regelmatig moesten ze dekking zoeken bij luchtaanvallen en ook iedere avond moesten ze in een of andere boerderij wat stro zoeken om de nacht door te brengen. Aangekomen in Le Neubourg vernamen ze dat heel het plan om samen te komen in Rouen, was afgelast. Oscar is dan een paar weken in Le Neubourg gebleven tot de Duitsers er gepasseerd waren en werkte er in het vlas. In het fabriek lukte dat niet, hij kon niet tegen dat stof maar gelukkig kon jij op het veld werken.

Met een vrachtwagen van Morel is Oscar half juni terug in Zele beland. Oscar trok terug naar de normaalschool. De eerste zittijd begon op 1 juli. Hij heeft toen zijn boeken gepakt en twee weken heeft hij thuis gestudeerd. Voor zijn Franse vermelding moest hij o.a. het gedicht 'Caïn' van Victor Hugo kennen.

Oscar haalde in juli 1940 zijn diploma van onderwijzer. Werk vinden was moeilijk. Er was een overschot aan leerkrachten en dus heeft hij twee jaar lang thuis gezeten.

In 1942 kreeg hij een interim in de Kapelletjestraatjes te Zele waar hij Gilbert De Mets (O1917) mocht vervangen in het vierde leerjaar. Het volgend schooljaar mocht hij naar het eerste leerjaar maar even later werd hij door de Duitsers opgeëist voor de verplichte arbeidsdienst. Hij moest naar een fabriek in de Rooigemlaan in Gent. Daar was een atelier met draaibanken waar ze onderdelen van vliegtuigmotoren fabriceerden. Hij kreeg eerst enkele weken opleiding en praktijk en toen moest hij aan de slag. Dat heeft hij gedaan tot aan de landing in Normandië. Het bedrijf werd overgeplaatst naar Duitsland en ze zouden verplicht worden mee te gaan naar Duitsland. Op dat moment is Oscar ondergedoken. Eerst vond hij een schuilplaats bij madammeke Van Kerckhove (moeder van Jozef Van Kerckhove). De familie Van Kerckhove had daar een boerderij waar Oscars oom werkte als hoeveknecht. Omdat er te veel volk over de vloer kwam, is Oscar na enkele weken verhuisd naar den Bos op een klein boerderijtje bij Lena en Antoon Roels. Hij heeft een kleine maand gewoond tot en met de bevrijding in september 1944. Aan de gevel van het boerderijtje hing een spiegel zodat ze altijd konden zien als er iemand op de hof kwam.

Dienstplicht

Oscar.kesteleyn.soldaatNa de bevrijding kon hij terug aan de slag in het eerste leerjaar en in april 1945 werd hij opgeroepen om zijn legerdienst te vervullen. In de normaalschool van Braine-le-Conte werden ze door Engelse instructeurs klaargestoomd voor het front.

Op korte tijd hebben ze leren schieten met lichtere en zwaardere wapens, handgranaten leren gooien en dies meer. Ze waren bestemd om een opleiding in Ierland te krijgen en Oscar werd ingedeeld in de compagnie Transport maar bij een onderzoek werd hij afgekeurd als chauffeur omdat hij geen dieptezicht had. Dat is ook de reden waarom hij nooit een auto heeft gehad. Hij had wel een rijbewijs maar hij heeft nooit een auto gehad. Hij heeft heel zijn leven een bril gedragen maar voor enkele jaren onderging hij een operatie voor cataract en sindsdien heeft hij geen bril meer nodig gehad.

Omdat ondertussen de oorlog ten einde was, kwam Oscar terecht in een school in Molenbeek die opgeëist  was door het leger. Daar was een depot van kleding. Soldaten van de Brigade Piron konden daar burgerschoenen en stof voor een kostuum afhalen. Het was een bureaujobke, maar Oscar heeft er zich nooit gelukkig gevoeld. Al snel promoveerde hij tot korporaal en hij nam deel aan alle cursussen en alle examens die men uitschreef. Op een zeker ogenblik was er een examen voor magazijnbeheer. Het bestrijden van motten en ander ongedierte hoorde tot de examenstof en een Franstalige majoor ondervroeg me in 'de Flamand'. Op een bepaald opgenblik vroeg hij mij: "Wat weet kij over de behandelink van mottige zaken?" Oscar kon zijn lach niet onderdrukken en de bevordering tot sergeant heeft hij op zijn buik kunnen schrijven.

Het meeste in de troep gebeurde in 't Frans. Dat had een voordeel, Oscar was omzeggens tweetalig toen hij de armee Belge verliet. Hij moet blijkbaar zo goed Frans gesproken hebben dat op een bepaald ogenblik iemand bij mij kwam en me vroeg of ik uit de streek van Luik kwam.

Oscar heeft vier dagen langer het vaderland gediend dan nodig. Op 10 april 1946 mocht hij afzwaaien en kwam hij als onderwijzer in het tweede leerjaar terecht.

Huwelijk

Na de oorlog in 1945 leerde hij zijn vrouw Firmine De Block kennen. Ook zij had het diploma onderwijzeres behaald in de normaalschool van Gijzegem. Dat was nog heel andere koek. Zijn vrouw heeft heel haar opleiding in het Frans gehad. Firmine was leidster bij de jong-Kajotsters, Oscar was bij de Kajotters en van 't een kwam het ander. Ze trouwden op 10 november 1948. Het jonge paar trok in bij de ouders van Firmine die in de Rikhoutwegel (huidige Stapstraat) een kruidenierswinkel hadden.

Ze kregen twee kinderen, Marc in 1949 en Ann in 1953. In 1957 kochten ze het huis in De Deckerstraat en na de nodige verbouwingswerken verhuisden ze in 1958. Vóór haar huwelijk had Oscars vrouw verschillende interims gedaan. Lesgeven was haar lang leven maar door haar huwelijk mocht ze niet meer aantreden in het vrij onderwijs. Aan drie kinderen heeft ze thuisonderwijs gegeven: de kleindochter van notaris Van Geetcruyen en ook aan twee meisjes van de familie Amelot. Ook alle nichtjes en neefjes uit de familie passeerden in hun jeugd de revue bij tante voor extra lessen Frans. Iets wat ze met veel liefde deed.

Meester Oscar

 Na het tweede leerjaar heeft Oscar een aantal jaren de graadsklas 3 & 4 gedaan. Ze hadden niet voldoende leerlingen om klas 3 en 4 te ontdubbelen en dus was een derde en vierde leerjaar één graadsklas van drie en vier de oplossing. Hij kreeg dan zestien leerlingen uit het vierde en dertig uit het derde. Gelukkig waren die van het vierde meestal beter begaafd zodat die niet zoveel uitleg nodig hadden. Maar het bleef een zware klus want met zo'n 46 pagadders in je klas had je het toch niet onder de markt, om van dat verbeterwerk maar te zwijgen. In die periode volgde Oscar ook het Hoger Opvoedkundig Instituut. Drie jaar lang volgde hij iedere zaterdag les in Gent en in de grote vakantie was het blokken geblazen om begin spetember examens af te leggen.

Oscar is daarna opgeschoven naar de vijfde klas en later naar de zesde. In het zesde leerjaar stond Oscar het liefst van al en in die klas is hij ook met pensioen gegaan. In september 1972 is Oscar enkele weken directeur geweest in opvolging van Theo Van Driessche (O1929). Maar dat ging echt niet. Hij kon er niet tegen om zo alleen op dat bureau te zitten. En het ergste van al, hij kreeg hartklachten en dokter Van Driessche stelde een onregelmatige hartslag vast, stress die zich op zijn hart gezet had. Hij ging terug naar zijn klas en voelde zich weer in zijn sas, alleen zijn vrouw had het liever anders gezien.

't Hoogzaal

In 1942 werd Gerard De Vriendt koster en Oscar werd lid van de Sint-Gregoriusgilde, een mannenbastion dat iedere zondag de hoogmis opluisterde met gregoriaanse gezangen. Vanuit de normaalschool had hij de liefde voor deze gezangen meegekregen en het was dan ook niet meer dan logisch dat hij aansloot bij deze zangers. In de aanvangsfase was het nog een beetje noblesse oblige. Het was een eer voorzanger te mogen zijn want die mochten het proprium zingen, de andere zangers zongen enkel het ordinarium (kyrie, gloria, credo...).

Doorheen de jaren is dat echter verdwenen want Oscar hield echt niet van dat elitair gedoe. In heel hun leven hebben Oscar en zijn vrouw nooit gereisd. Er zijn dus bitter weinig zondagen geweest dat hij forfait gegeven heeft op 't hoogzaal.

 Toen hij in 1978 met pensioen ging, werd hij vaste zanger bij de begrafenissen in de Sint-Ludgeruskerk. Hoeveel begrafenissen hij zo gezongen heeft is niet geweten, maar er zijn er weinige die hij gemankeerd heeft.

In 2012 zingt hij zeventig jaar bij de Sint-Gregoriusgilde. Dat is een hele tijd.

D'harmonie

Oscar klarinetZijn leven in de harmonie Sint-Cecilia start bij de bevrijding in 1945. Oscar had in zijn jeugd twee jaar notenleer gevolgd bij Gustaaf Bogaert en Odilon De Brauwer, maar een instrument bespelen had hij nooit geleerd. In de oorlog lag heel de werking van de Harmonie stil maar toch vroeg Gustaaf Bogaert of hij geen zin had om klarinet te leren. Oscar kreeg een klarinet en een methode waar hij door zelfstudie mee kon leren. Af en toe ging hij bij Gustaaf aan huis voor een beetje privéles en beetje bij beetje lukte dat vrij goed. Toen de bevrijding in 1945 gevierd werd, had men een muziekensemble samengesteld uit de verschillende harmonieën en fanfares. Dat was de eerste keer dat Oscar met zijn klarinet naar buiten kwam. Daarna is hij aangesloten bij Harmonie Sint-Cecilia en pas in 2002 heeft hij een punt gezet achter zijn harmonieleven.

Heel zijn carrière was de klarinet zijn instrument. Hij heeft nog eens een paar keer als slagwerker gefungeerd, zelfs een de 'grosse caisse' (grote trom) moeten slaan bij een uistap, maar dat was zijn ding niet.  In die kleine zestig jaar heeft hij heel wat dirigenten versleten. Gustaaf Bogaert was de eerste. Daarna is Albert De Koning gekomen. Dat was een onderwijzer uit Merchtem en die heeft de harmonie opgetild. De harmonie heeft heel wat concours en vaandels gewonnen. Hij wist de harmonie te klasseren in de graad van uitmuntendheid wat toen een hele prestatie was. Daarna is Gaston Devenijns gekomen, een dirigent van 't leger en die stak nog een tandje bij zodat ze promoveerden naar ereafdeling. Oscars laatste dirigent was Dirk De Caluwé. Hij deed er nog een schepje bovenop en sindsdien staat de harmonie in superieure afdeling geklasseerd.

En wat waren voor Oscar de hoogtepunten? Er waren er zoveel. Oscar denkt terug aan de vele wedstrijden, de promsconcerten, Remuze met optredens van Paul Michiels, Jo Lemaire, Johan Vernimmen. Ook de reizen. Kort na de oorlog trokken ze naar Le Neubourg, een dorp dat Oscar maar al te best kende. Twee keer bracht de harmonie een bezoek aan Liënz in Sud-Tirol. Een prachtige streek en vooral de uitstap naar de Grossglockner heeft een diepe indruk gemaakt. Er was ook een reis naar Gerardmer in de Elzas waar ze met de muziek la Fête des Jonquilles hebben opgeluisterd.

 In 1979, toen hij pas met pensioen was, heeft Oscar Gustaaf Bogaert als secretaris opgevolgd. Dat betekende een pak werk, zonder computer, alles was manueel. De verslagen van de bestuursvergaderingen heeft hij allemaal met de hand in het verslagboek geschreven. Regelmatig moest er een briefje aan de muzikanten bezorgd worden en dan deed hij zijn toer in heel Zele. Hij wist alle pappenheimers wonen. Ook de lijst van de ereleden bijhouden was een werkje waar heel wat bij kwam kijken. Nieuwe leden, verhuis, overlijden... Oscar had een grote farde per straat waarin alles zo nauwkeurig mogelijk werd bijgehouden. Dat heeft hij bijna twintig jaar voor zijn rekening genomen en toen hij stopte in 1998, hebben ze de taken verdeeld. Dat wil toch iets zeggen.

Gildacabaret

 In de oorlog maakte Oscar deel uit van 'Kajola'. Het was een cabaretgroepje avant-la-lettre. Het groepje oogstte heel wat bijval met moppen, sketches en een potpourri van allerlei schlagers bij hun optredens in het Gildenhuis. Alles gebeurde zonder enige geluidsversterking en de mensen zakten  massaal af naar het Gildenhuis want veel was er anders niet te beleven in de oorlogsjaren. Oscar tekende voor de zang samen met Karel Poppe en Wilfried De Loose. Ook begeleidde hij op de banjo, een cadeau van zijn ouders uit zijn normaalschooltijd.

Later is uit Kajola het Gildacabaret ontstaan. Deze groep was muzikaal iets uitgebreider dan Kajola. Orgel, violist, twee trompetten, twee klarinetten, tenorsax, tuba, trombone, een drum en natuurlijk ook de zang waar Oscar voor tekende. Ze brachten altijd een programma met een cultureel niveau. Ze traden op in Zele maar ook buiten de gemeente traden ze vaak op voor gepensioneerden. Oscar deed dat graag, hij was een echt podiumbeest, hij stond graag op een podium en mensen entertainen was zijn ding.

De Minnezangertjes

In 1961 startte Wilfried Willem het knapenkoor De Minnezangertjes. Naast een pak sopranen en alten was er ook nood aan tenoren en bassen. Stemmen die werden geleverd door vaders en leraars van Pius X. Ook Oscar was er bij van bij de start.

 Van 1961 to en met 1970 w aan op was hij voorzitter van het koor maar daarnaast leerde hij ook de baspartij op woensdagavond en tussen de middag leerde hij de knapen hun partij. Dat was twee keer per week. Dat was kort keren. Snel naar huis, eten door de keel en terug naar school voor een repetitie tot halftwee.

Tot 1980 was hij actiefin het koor. Eén van de mooiste momenten bij het koor was ongetwijfeld het kerstconcert op het koninklijk paleis ergens midden jaren zeventig.

Een echte huisduif is Oscar dus nooit geweest. Als je actief was in zoveel verenigingen, waren er toch weken dat je geen enkele avond thuis was. Oscar had een druk leven. De harmonie en De Minnezangertjes hadden een vaste repetitieavond, het Gildacabaret en de Gregoriusgilde repeteerden minder, maar toch. 

Marc De Block - onderwijzer 1978

 

rouwbrf.kesteleyn01

rouwbrf.kesteleyn02