Zomeravond

Schaduwen schuiven langzaam langszij,

langgerekt, langs het donkere water,

waarop zeven roerloze eenden. Even later

dendert een trein door de brede vallei.

 

Een reiger heeft blijkbaar vergeefs

gejaagd en vliegt met trage

vleugels door de windstille avond

waarin alleen nog de trein beweegt.

 

Of is dit alles maar schijn en glijdt

ook de stroom als een schaduw voorbij,

onophoudelijk in beweging?

Met de reiger, vliedt ook de tijd,

 

Vanavond wellicht iets trager,

maar zoals Herakleitos al zei:

Alles beweegt, panta rhei

Toch blijven die eenden mij een raadsel.

Guido Colpaert - oud-leraar