In het rusthuis

Lena houdt ervan te zitten dromen,

ze tuurt soms urenlang doorheen het raam,

ze luistert scherp naar elk geluid van buiten.

Is er iemand nog met haar begaan?

 

Ze hoopt dat straks nog een vriendin zal komen,

aan lieve woorden heeft ze grote nood.

't Gebeurt zo dikwijls in de grote wereld

dat men op onbegrip en hardheid stoot.

 

Lena roep beelden op van vroeger, 

toen ze opgroeide in de natuur,

speeld' en stoeide met haar vele vriendjes

en genoot van 't leven uur na uur.

 

Ze herinnert zich de weidse velden

die zij vanop haar zolderkamer zag,

het werk van dieren voeren, stallen kuisen,

zaaien, oogsten, zwoegen elke dag.

 

Ze was toen onvermoeibaar, levenslustig,

ze kon het zware boerenleven aan,

maar haar grote zorg en beste krachten

zijn naar haar man en kinderen gegaan.

 

Maar op een dag is plots haar man gestorven,

een harde slag die niemand had verwacht.

Ze ging de lange weg alleen toen verder,

haar kinderen waren haar tot steun en kracht.

 

Ook haar gezondheid ging stilaan aan 't tanen,

zij wist dat zij nu zorgen nodig had.

Zij is toen naar het zorgcentrum gekomen,

op grote afstand van de drukke stad.

 

Hier leerde Lena nieuwe mensen kennen

die haar vriendschap gaven, levensmoed,

en die haar steeds met toewijding verzorgden.

Zij zag hoopvol de toekomst tegemoet.

 

Haar kinderen komen haar somtijds bezoeken,

ze ziet ze van ver komen langs de laan.

Vreugde geeft het haar te vinden

dat er mensen zijn met haar begaan.

E.H. Hugo Verbeke - oud-leraar